ECLI:NL:RBHAA:2010:BP6205

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
152000 - HA ZA 08-1484
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding en proceskosten tussen CPM Amsterdam B.V. en Pretium Direct Marketing Services B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 8 december 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen CPM Amsterdam B.V. en Pretium Direct Marketing Services B.V. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding en proceskosten. CPM, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, vorderde schadevergoeding van Pretium DM, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, naar aanleiding van een ontbinding van hun contract. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 9 juni 2010 CPM in de gelegenheid gesteld om haar schade nader te onderbouwen. CPM heeft verschillende schadeposten ingediend, waaronder personeelskosten, gemiste winst en kosten ter beperking van schade. Pretium DM heeft deze schadeposten betwist en aangevoerd dat CPM niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vorderingen.

De rechtbank heeft de vorderingen van CPM beoordeeld en geconcludeerd dat een aantal schadeposten onvoldoende onderbouwd zijn, terwijl andere vorderingen wel voor toewijzing in aanmerking komen. De rechtbank heeft bepaald dat Pretium DM aan CPM een bedrag van EUR 276.199,97 moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente over bepaalde bedragen. Daarnaast is Pretium DM veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van CPM, die zijn begroot op EUR 13.855,80 in conventie en EUR 2.000,00 in reconventie. De rechtbank heeft de reconventionele vordering van Pretium DM afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is tot stand gekomen door de rechters M.P.J. Ruijpers, J.A.M. Jansen en D. Sluis.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 152000 / HA ZA 08-1484
Vonnis van 8 december 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CPM AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Diemen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E.J. Nieuwenhuys,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRETIUM DIRECT MARKETING SERVICES B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mrs. O.G. Trojan en M.J. Geus.
Partijen zullen hierna CPM en Pretium DM genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 juni 2010
- de akte uitlating zijdens CPM
- de antwoordakte zijdens Pretium DM
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1. Bij tussenvonnis van 9 juni 2010 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank CPM in de gelegenheid gesteld haar schade nader te onderbouwen.
2.2. Zoals in r.o. 4.16 van het tussenvonnis is overwogen, is de gevorderde schade opgebouwd uit vier componenten:
a) na-ijlen van variabele kosten doordat lopende contracten niet per direct zijn te beëindigen;
b) gemiste dekking voor vaste kosten;
c) gemiste daadwerkelijke winst;
d) gemaakte kosten ter beperking van schade voor met de name de kosten, zoals genoemd onder a).
2.3. Voorop gesteld moet worden dat op grond van art. 6:277 BW het zogenaamde positief contractsbelang wordt vergoed, dat wil zeggen dat de schuldeiser door de schadevergoeding in de positie moet worden gebracht alsof het contract behoorlijk was nagekomen. Indien de schade niet exact kan worden vastgesteld, dient de omvang daarvan te worden begroot. Het betoog van Pretium DM dat CPM een abstracte schadeberekening met de verkeerde uitgangspunten heeft gehanteerd, dient naar het oordeel van de rechtbank buiten beschouwing te blijven. Dit verweer is tardief en (daarmee) in strijd met de goede procesorde. De wederpartij heeft op deze nieuwe stellingen immers niet meer kunnen reageren.
Ad a)
2.4. Met betrekking tot component a) heeft CPM een overzicht in het geding gebracht van de kosten van 11 personeelsleden alsmede van kosten voor de seatvergoeding. In totaal gaat het hier om een bedrag van EUR 112.067,98.
2.5. Pretium DM heeft – in algemene zin - aangevoerd dat CPM heeft verzuimd aan te tonen dat de desbetreffende werknemer daadwerkelijk ten behoeve van Pretium DM werkzaamheden heeft verricht alsmede heeft nagelaten aan te tonen dat zij de betreffende werknemer niet eerder elders had kunnen inzetten of ontslaan. Voorts is aangevoerd dat CPM er niet op had mogen vertrouwen dat zij altijd dezelfde hoeveelheid werk door Pretium DM aangeleverd zou krijgen. Zij had haar risico op een terugval van de gegeven instructies moeten afdekken door inzet van flexibele arbeidskrachten of de spreiding over meerdere opdrachtgevers.
2.6. De rechtbank passeert dit verweer van Pretium DM. Nu het aantal werknemers niet wordt betwist, is niet relevant of het daadwerkelijk deze werknemers zijn die voor Pretium DM hebben gewerkt. Wat betreft de schadebeperkingsplicht zal de rechtbank hierna per werknemer ingaan op de vraag of deze eerder elders had kunnen worden ingezet of had kunnen worden ontslagen. In algemene zin wordt overwogen dat het redelijk is te achten dat CPM voor wat betreft haar personeel een termijn van twee maanden nodig heeft gehad om werknemers elders in te zetten of te ontslaan.
Personeelskosten
[A]
2.7. Het verweer van Pretium DM luidt dat CPM geen opgave heeft gedaan van de exacte datum van overplaatsing zodat moet gelden dat de schade onvoldoende gespecificeerd is. Voorts blijkt dat deze werkneemster belast was met het coördineren van orderprocessing; het ligt niet voor de hand dat de behoefte aan deze vorm van administratieve ondersteuning acuut zou zijn weggevallen.
2.8. De rechtbank is van oordeel dat, nu niet kan worden vastgesteld wanneer overplaatsing heeft plaatsgevonden, terwijl vaststaat dat [A] in de loop van oktober 2008 is overgeplaatst, slechts een halve maand voor vergoeding in aanmerking kan komen tot een bedrag van EUR 1.648,43.
[B], [C] en [D]
2.9. Ten aanzien van [B] heeft Pretium DM betoogd dat zij op andere klussen had kunnen worden ingezet. Voorts heeft Pretium DM aangevoerd dat er geen enkel stuk is overgelegd waaruit blijkt dat daadwerkelijk een ontslagvergoe¬ding is uitgekeerd. Ook wordt betwist dat het ontslag verband zou houden met de ontbinding.
2.10. Ten aanzien van [C] wordt eveneens door Pretium DM betwist dat het ontslag van [C] enig verband zou houden met de ontbinding door Pretium DM. Voorts wordt niet duidelijk gemaakt dat deze call center agent daadwerkelijk voor Pretium heeft gebeld en wel voor 25% van zijn tijd.
2.11. Ten aanzien van [D] stelt Pretium DM zich op het standpunt dat er geen bewijs is dat zij voor 100% op Pretium zou zijn ingezet, geen bewijs dat de afkoopfee daadwerkelijk is betaald, geen verklaring voor het feit dat CPM haar tot juni 2009 in dienst heeft gehouden noch wordt aangetoond dat haar ontslag met de ontbinding van de overeenkomst door Pretium DM verband zou houden.
2.12. In het licht van de onder 2.6 geformuleerde algemene uitgangspunten heeft Pretium DM onvoldoende gesteld op grond waarvan CPM niet in redelijkheid voor [B], [C] en [D] een halve maand salaris in rekening kan brengen, zodat deze bedragen voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat dan om bedragen van respectievelijk
EUR 647,90, 1.145,27 en 996,78. De gevorderde ontslagvergoedingen voor [B], [C] en [D] zullen worden afgewezen nu niet onderbouwd is aangetoond dat zij al lange tijd voor het account Pretium werkten.
[E] en [F]
2.13. Pretium DM heeft aangevoerd dat de overgelegde salarisstroken veel lagere bedragen laten zien dan de overgelegde journaalposten waarop CPM haar berekening baseert. Verder blijkt volgens Pretium DM dat er voor [E] en [F] vanaf 1 oktober 2008 geen werkzaamheden meer zouden zijn geweest, terwijl zij wel tot 1 juni 2009 in dienst zijn gebleven. Hier heeft CPM geen schade beperkt.
2.14. De rechtbank verwijst naar het overwogene onder 2.6, waar geconcludeerd is dat een vergoeding van 2 maanden redelijk is. Bij de berekening van de vergoeding voor 2 maanden zullen de gevorderde bedragen per maand tot uitgangspunt worden genomen, aangezien de rechtbank heeft geconstateerd dat de bedragen wel overeenstemmen met de journaalposten: bij [E] wordt het verschil verklaard doordat sprake is van een “30% regeling”, bij [F] doordat sprake is van een “onregelmatigheidstoeslag”.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van in totaal EUR 16.077,10 voor toewijzing gereed ligt.
[G]
2.15. Pretium DM heeft erop gewezen dat het contract afliep op 22 oktober 2008. CPM brengt echter salarissen van zowel oktober als november 2008 in rekening.
2.16. De rechtbank is van oordeel dat uitsluitend de maand oktober 2008 voor vergoeding in aanmerking komt nu uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat deze van rechtswege zou eindigen op 22 oktober 2008. Een bedrag van EUR 1.302,79 komt daarmee voor vergoeding in aanmerking. De andere post ziet volgens de loonstrook op nabetaling salaris. Zonder toelichting die ontbreekt, valt niet in te zien waarop deze nabetaling ziet zodat niet kan worden vastgesteld of dit schade is die in verband staat met opzegging van het contract.
[H]
2.17. Pretium DM heeft enkel betwist dat [H] daadwerkelijk 100% voor Pretium belde. Gelet op het overwogene onder 2.6 zal het gevorderde worden toegewezen tot een bedrag van EUR 5.098,79.
[I]
2.18. Pretium DM heeft betoogd dat [I] nu juist van het Pretium-account was afgehaald en tegen de uitdrukkelijke instructies van Pretium DM weer door CPM is ingezet als cursusleider. Voorts liep het contract af op 1 december 2008 zodat niet valt in te zien waarom nog loon over december 2008 verschuldigd zou moeten zijn.
2.19. De rechtbank verwijst ook hier naar het overwogene onder 2.6, waar geconcludeerd is dat een vergoeding van 2 maanden redelijk is, zodat de kosten van het salaris over oktober en november 2008 voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij geldt dat, ook als juist zou zijn dat Pretium DM de instructie heeft gegeven om [I] van het account af te halen, CPM zeer waarschijnlijk een andere cursusleider zou hebben moeten inzetten, zodat CPM wel degelijk schade heeft geleden. Zoals onder 2.6 reeds is overwogen, heeft Pretium niet betwist dat het totale aantal ingezette medewerkers onjuist zou zijn, zodat het niet uitmaakt wie er daadwerkelijk is ingezet. Een bedrag van EUR 4.126,40 zal worden toegewezen.
[J]
2.20. Volgens Pretium DM was [J] in dienst bij CPM als administratief medewerker en recruiter. Dat zijn geen werkzaamheden die direct verband houden met Pretium zodat niet valt in te zien waarom er voor haar geen andere concrete werkzaamheden waren. Dat de poging om haar op een andere afdeling geplaatst te krijgen, niet succesvol is gebleken, dient voor rekening van CPM te blijven. Voorts valt volgens Pretium DM niet in te zien dat loon verschuldigd is voor december 2009 als de arbeidsovereenkomst per eind november is beëindigd.
2.21. Gelet op het hiervoor onder 2.6 overwogene acht de rechtbank het redelijk om twee maanden salaris te vergoeden. Van het loon over december 2009 valt bovendien zonder nadere toelichting niet in te zien waarom dit voor vergoeding in aanmerking zou komen nu de arbeidsovereenkomst per eind november is beëindigd. Een bedrag van
EUR 5.074,69 ligt voor toewijzing gereed.
Seatvergoeding
2.22. Het gaat hier tweemaal om een bedrag van EUR 6.899,85 voor de maanden oktober en november 2008. Dat de kosten per maand opzegbaar zijn, kan volgens Pretium DM niet worden vastgesteld nu geen contract is overgelegd. Ook verduidelijkt CPM niet wanneer de seats zijn opgezegd. Voorts valt op dat de factuur verwijst naar 45 seats terwijl er kosten voor 11 personeelsleden worden opgevoerd. Het lijkt er derhalve op dat CPM de seatkosten van 34 andere personen ook op Pretium DM probeert af te wentelen.
2.23. De rechtbank overweegt als volgt. Het komt de rechtbank niet onredelijk voor dat met inachtneming van een maand opzegtermijn twee maanden vergoeding verschuldigd zijn geweest. Deze twee maanden komen dan ook voor vergoeding in aanmerking met dien verstande dat de rechtbank het bedrag zal begroten op basis van 11 seats in plaats van 45 seats. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt immers niet in te zien waarom 45 seats in rekening worden gebracht. Het bedrag dat voor toewijzing in aanmerking komt is
EUR 3.373,26 ((11/45x6899,85)x2).
Ad b)
2.24. Met betrekking tot component b) heeft CPM de kosten van computers, huur van het bedrijfspand, schoonmaak en onderhoud opgevoerd. Het gaat in totaal om een bedrag van EUR 71.207,04.
Computers
2.25. Volgens Pretium DM maakt CPM op geen enkele wijze duidelijk dat zij daadwerkelijk aan schadebeperking heeft gedaan. Voorts valt niet na te gaan of CPM daadwerkelijk met 45 computers kwam te zitten waarvoor zij geen enkele bestemming meer had. Evenmin wordt onderbouwd dat de computers daadwerkelijk 1800 euro per stuk hebben gekost.
2.26. Nu CPM deze schadepost onvoldoende onderbouwd heeft, moet de vordering worden afgewezen.
Huur
2.27. CPM heeft gesteld dat zij in mei 2009 is verhuisd naar een kleiner pand maar dat de huurkosten tot en met mei 2009 voor 40% zijn toe te rekenen aan het project Pretium zodat zij een bedrag van EUR 37.500 als schadevergoeding heeft gevorderd.
2.28. Pretium DM heeft het percentage van 40% betwist. Voorts betwist zij dat de kosten door CPM zijn gedragen nu de factuur is gezonden aan CPM Effective Customer. Voorts betwist Pretium DM dat CPM voldoende invulling heeft gegeven aan haar schadebeperking.
2.29. De rechtbank leidt uit de stukken af dat CPM Effective Customer een handelsnaam is van CPM. Nu beide partijen te weinig aanknopingspunten hebben gegeven voor een exacte schadebepaling, zal de rechtbank de schade schattenderwijs begroten op EUR 25.000.
Schoonmaakkosten
2.30. Volgens CPM moet 37,5% van de totale schoonmaakkosten worden toegerekend aan de ruimtes die normaliter voor Pretium ter beschikking stonden zodat zij een bedrag van EUR 9.134,51 vordert. Dat aandeel is volgens Pretium DM veel te groot temeer daar de ruimtes leeg hebben gestaan.
2.31. Nu beide partijen hebben nagelaten hun stellingen te onderbouwen, zal de rechtbank de schade schattenderwijs begroten op EUR 7.000.
Onderhoudskosten
2.32. Met betrekking tot de kosten heeft Pretium DM terecht opgemerkt dat de factuur is gericht aan CPM Nederland B.V. en niet aan CPM. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat (ook) CPM deze schade heeft geleden zodat de vordering op dit punt moet worden afgewezen.
Ad c)
2.33. CPM heeft aangevoerd dat op basis van de gemiddelde brutowinst over oktober 2007 tot en met september 2008 tegen een marge van 11,2 % moet worden uitgegaan van een gederfde winst van EUR 1.148,48 per maand. Bij een totaal van 11 maanden gaat het om een bedrag van EUR 12.633,28.
2.34. Nu deze post door Pretium DM is betwist en door CPM niet met stukken is onderbouwd, zal deze worden afgewezen.
Ad d)
2.35. Onder de kosten ter beperking van schade heeft CPM de salariskosten over de maanden maart t/m juni 2009 van drie personeelsleden opgevoerd alsmede de salariskosten over oktober t/m december 2008 van een personeelslid. Pretium DM heeft deze kosten betwist en heeft aangevoerd dat CPM de betreffende contracten al veel eerder had moeten beëindigen.
2.36. De rechtbank overweegt dat, zonder nadere toelichting, die hier ontbreekt, mede bezien in het licht van hetgeen onder 2.6 reeds is overwogen, niet valt in te zien in welk verband deze kosten staan met de opzegging van het contract door Pretium DM. De vordering zal dan ook op dit punt worden afgewezen.
2.37. Op grond van het bovenstaande komt een totaalbedrag van EUR 71.491,41 als schade voor vergoeding in aanmerking. Over dit bedrag zal de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW worden toegewezen vanaf 5 oktober 2008.
2.38. Op grond van het tussenvonnis zal voorts een bedrag van EUR 204.708,56 (inclusief BTW) ter zake de overige openstaande facturen worden toegewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW zal als onweersproken worden toegewezen waarbij als ingangsdatum gelet op de sommatiebrief van 2 oktober 2008, de datum van 5 oktober 2008 moet gelden. Nu CPM geen belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht zal deze worden afgewezen.
2.39. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. CPM heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
2.40. Pretium DM zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van CPM op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding EUR 71,80
- vast recht 4.784,00
- salaris advocaat 9.000,00 (4,5 punten × tarief EUR 2.000,00)
Totaal EUR 13.855,80
in reconventie
2.41. Zoals reeds is overwogen in het tussenvonnis van 7 juni 2010 zal de reconventionele vordering worden afgewezen.
2.42. Pretium DM zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld, welke proceskosten aan de zijde van CPM worden begroot op
- salaris advocaat EUR 2.000,00 (0,5 x 2 punten x tarief EUR 2.000,00)
Totaal EUR 2.000,00
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. veroordeelt Pretium DM om aan CPM te betalen een bedrag van EUR 276.199,97 (tweehonderdzesenzeventigduizendhonderdnegenennegentig euro en zevenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van EUR 204.708,56 vanaf 5 oktober 2008 tot de dag van volledige betaling, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van EUR 71.491,41 vanaf 5 oktober 2008 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt Pretium DM in de proceskosten, aan de zijde van CPM tot op heden begroot op EUR 13.855,80,
3.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af
in reconventie
3.5. wijst de vorderingen af,
3.6. veroordeelt Pretium DM in de proceskosten, aan de zijde van CPM tot op heden begroot op EUR 2.000,00,
3.7. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.J. Ruijpers, mr. J.A.M. Jansen en mr. D. Sluis en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2010.?