ECLI:NL:RBHAA:2010:BP9401

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
170151 / FA RK 10-1837
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Veldhuyzen Van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot echtscheiding zonder ouderschapsplan

In deze zaak heeft de man op 1 juni 2010 een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend bij de Rechtbank Haarlem. Het verzoekschrift is op 3 juni 2010 ingekomen. De man heeft echter geen ouderschapsplan overgelegd, wat vereist is volgens artikel 815, tweede lid sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De man heeft in zijn verzoekschrift aangegeven dat hij niet in staat is om een ouderschapsplan over te leggen, omdat hij een bijlage met het voorstel van de vrouw niet heeft ontvangen en de vrouw heeft geweigerd om dit voorstel opnieuw te verstrekken.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat het uitgangspunt van de wetgever is om de negatieve gevolgen van een echtscheiding voor kinderen te minimaliseren. Beide ouders dienen verantwoordelijk te blijven voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen, en zij moeten in het belang van de kinderen een ouderschapsplan opstellen. De rechtbank heeft de man in de gelegenheid gesteld om het ouderschapsplan alsnog over te leggen of het ontbreken daarvan nader te motiveren.

Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd. De man heeft geen klemmende redenen aangevoerd die het ontbreken van het ouderschapsplan rechtvaardigen. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de man onvoldoende initiatief heeft genomen om overleg te plegen, bijvoorbeeld via een advocaat of mediator. Hij heeft geen eigen voorstel gedaan en zijn ideeën over het voortgezet ouderschap niet aan de vrouw voorgelegd.

Daarom heeft de rechtbank de man niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding. Deze beschikking is gegeven door mr. W. Veldhuyzen Van Zanten en openbaar uitgesproken op 6 juli 2010.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
echtscheiding
zaak-/rekestnr.: 170151 / FA RK 10-1837
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 6 juli 2010
in de zaak van:
[naam man],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. F.W.P. Wolters, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de vrouw.
1 Procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man van 1 juni 2010, ingekomen op 3 juni 2010;
- het op 21 juni 2010 ter griffie van deze rechtbank ontvangen exploot van betekening van het echtscheidingsverzoek;
- de brief van de advocaat van de man van 16 juni 2010, ingekomen op 17 juni 2010.
2 Beoordeling
2.1 De man heeft een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend. Daarbij is geen ouderschapsplan overgelegd, zoals vereist op grond van artikel 815, tweede lid sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De man heeft onder punt 5 van zijn verzoekschrift aangegeven dat hij niet in staat is een ouderschapsplan over te leggen, omdat hij een bijlage bij de brief van de vrouw van 23 februari 2010, houdende haar voorstel van het ouderschapsplan, niet heeft aangetroffen en de vrouw vervolgens heeft geweigerd om haar voorstel hem opnieuw te doen toekomen.
2.2 Het uitgangspunt van de wetgever is dat de (negatieve) gevolgen van een echtscheiding voor de kinderen dienen te worden geminimaliseerd, dat beide ouders verantwoordelijk blijven voor verzorging en opvoeding van hun kinderen en dat zij in het belang van de kinderen middels het ouderschapsplan aandacht dienen te besteden aan de invulling van het voortgezet ouderschap na de echtscheiding.
Kortom, dat ouders om tafel gaan zitten om kindergerelateerde zaken te regelen alvorens te scheiden.
In het licht daarvan heeft de rechtbank de motivering van de man onvoldoende bevonden en hem in de gelegenheid gesteld om het ouderschapsplan alsnog over te leggen, dan wel het ontbreken daarvan nader te motiveren.
2.3 De man heeft bij zijn brief van 16 juni 2010 zijn standpunt gehandhaafd dat hij niet in staat is een ouderschapsplan over te leggen omdat er geen overleg mogelijk is bij gebrek aan het voorstel van de vrouw en haar standpunt dat onderling overleg zinloos is.
2.4 Uit de (nadere) onderbouwing van de man is de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd. De man heeft geen klemmende redenen aangevoerd die het ontbreken van het ouderschapsplan kunnen rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat de man onvoldoende initiatief heeft genomen om het onderling overleg al dan niet via een tussenpersoon – zoals een advocaat of mediator – te initiëren en de totstandkoming van een ouderschapsplan te bewerkstelligen. De man heeft immers niet getracht een eigen voorstel te doen en zijn ideeën over het voortgezet ouderschap aan de vrouw voor te leggen.
De rechtbank acht daarom de man niet ontvankelijk in zijn verzoek.
3 Beslissing
De rechtbank:
Verklaart de man niet ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Veldhuyzen Van Zanten, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van A. Hausenblasová, griffier, op 6 juli 2010.