ECLI:NL:RBHAA:2011:BP5990

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
175478 - FA RK 10-3802
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.A. Otter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap na postmortale inseminatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 15 februari 2011 uitspraak gedaan over de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een kind dat is geboren uit postmortale inseminatie. De moeder, die met de overleden man was getrouwd, heeft op 10 november 2010 een verzoekschrift ingediend om het vaderschap van het kind vast te stellen. De man, die in 2008 overleed, had voor zijn overlijden toestemming gegeven voor het gebruik van zijn ingevroren zaad voor een zwangerschap na zijn dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker van het kind is, ondanks het ontbreken van een testamentaire verklaring. De bijzondere curator, mr. G.F.H. Velthuizen, heeft het verzoek van de moeder ondersteund en bevestigd dat het in het belang van het kind is om duidelijkheid te scheppen over zijn afstamming. De rechtbank heeft de relevante documenten, waaronder een labverslag van het fertiliteitslaboratorium, in overweging genomen en geconcludeerd dat het vaderschap van de man voldoende vaststaat. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en bepaald dat de griffier een afschrift van de beschikking moet zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Purmerend, drie maanden na de uitspraak, mits er geen hoger beroep is ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
gerechtelijke vaststelling vaderschap
zaak-/rekestnr.: 175478 / FA RK 10-3802
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 15 februari 2011
in de zaak van:
[naam moeder],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.C.A.M. Schilder, kantoorhoudende te Volendam,
Betreffende
[naam man],
overleden op [datum] 2008 in de gemeente [plaats],
hierna mede te noemen: de man.
Het kind wordt vertegenwoordigd door mr. G.F.H. Velthuizen, bijzondere curator.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [naam belanghebbende 1], vader van de man;
- [naam belanghebbende 2], moeder van de man;
- [naam belanghebbende 3], broer van de man.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder ingekomen op 10 november 2010;
- de brief van 8 december 2010 van de bijzondere curator, mr. G.F.H. Velthuizen;
- de brief met bijlagen van 21 december 2010 van de advocaat van moeder.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 De moeder en de man zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2004. Uit de akte van overlijden van de gemeente [plaats] blijkt dat de man op [datum] 2008 is overleden. Als gevolg van het overlijden van de man is het huwelijk ontbonden. Gedurende dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.
2.2 Uit de overgelegde akte van geboorte blijkt dat op [datum] 2010 in de gemeente [plaats] uit de moeder is geboren het thans nog minderjarige kind:
- [naam minderjarige].
2.3 Bij beschikking van deze rechtbank van 30 november 2010 is mr. G.F.H. Velthuizen, advocaat te Zaandam, tot bijzondere curator over het kind benoemd.
3 Verzoek
3.1 De moeder verzoekt de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van voornoemd kind.
3.2 De moeder stelt dat de man de verwekker is van het kind.
Zij voert daar toe aan dat ten tijde van het huwelijk de man werd gediagnosticeerd met de ziekte longkanker. Vanwege de kinderwens van partijen hebben zij op enig moment besloten het zaad van de man te laten invriezen. Tijdens het huwelijk heeft de moeder met het zaad van de man een ICSI-behandeling ondergaan, maar deze behandeling heeft niet geleid tot een zwangerschap. Kort voor zijn overlijden heeft de man in aanwezigheid van zijn huisarts verklaard dat na zijn overlijden zijn zaad verder gebruikt mocht worden om een zwangerschap bij de vrouw te laten bewerkstelligen. Bij het verzoek is overgelegd een kopie van een verklaring van huisarts [naam] te [plaats] van 15 oktober 2010 en een verklaring van huisarts [naam] van 14 oktober 2010.
3.3 Na het overlijden van de man heeft de vrouw in september 2009 opnieuw een ICSI-behandeling ondergaan met zaadcellen van de man. Van deze behandeling is een op 18 september 2009 geautoriseerd labverslag van het [naam ziekenhuis] overgelegd. De behandeling van de moeder heeft geresulteerd in een zwangerschap en zij is negen maanden later bevallen van het kind.
4 Beoordeling
4.1 Het verzoek van de moeder is binnen de termijn genoemd in artikel 1:207 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek ingediend.
4.2 De bijzondere curator is van oordeel dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek. Naar aanleiding van het telefoongesprek met de moeder en op grond van de overgelegde stukken, ziet hij geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de stellingen van de moeder. De bijzondere curator is van mening dat het in het belang van het kind is dat duidelijkheid ontstaat over zijn afstamming.
4.3 Vaststaat dat de man de voormalige levensgezel van de moeder was.
Hoewel de man niet bij testament de uitdrukkelijke wens heeft vastgelegd dat zijn sperma na zijn overlijden gebruikt mag worden voor een postmortale inseminatie, kan uit de verklaring van huisarts [naam] van 15 oktober 2010 voldoende worden afgeleid dat de man deze wens vlak voor zijn overlijden aan voornoemde huisarts heeft geuit door te verklaren dat de rest van zijn ingevroren zaad verder mocht worden gebruikt om bij de moeder een zwangerschap te laten bewerkstelligen.
4.4 De rechtbank betrekt voorts bij het oordeel het labverslag van het fertiliteitslaboratorium van het [naam ziekenhuis] van 18 september 2009. Hieruit leidt de rechtbank af dat op 4 september 2009 bij de moeder een embryo transfer heeft plaatsgevonden. Uit dit verslag blijkt verder dat de man als sperma donor staat vermeld. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het vaderschap van de man, als resultaat van postmortale inseminatie bij de moeder, voldoende vaststaat.
4.5 De hierboven vermelde belanghebbenden hebben ieder afzonderlijk een referteverklaring overgelegd waaruit blijkt dat zij instemmen met het verzoek van de moeder.
4.6 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van het kind is dat zijn afstamming wordt vastgesteld. Daarom zal het verzoek van de vrouw als onweersproken worden toegewezen, nu ook voor het overige niet is gebleken dat het verzoek onrechtmatig is.
6 Beslissing:
De rechtbank:
6.1 Stelt vast het vaderschap van [naam man], geboren op [datum] 1973 te [plaats] en overleden op [datum] 2008 te [plaats],
over het kind [geslachtsnaam]:
- [naam minderjarige], geboren op [datum] 2010 te [plaats].
6.2 Draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Purmerend.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2011.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.