ECLI:NL:RBHAA:2011:BP6031

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/512
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar inzake gemeentelijk monument

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 3 februari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging "Bond Heemschut, Vereniging tot bescherming van cultuurmonumenten in Nederland" (hierna: eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal (hierna: verweerder). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen het besluit van verweerder om de aanwijzing van een pand tot gemeentelijk monument in te trekken. Het besluit tot intrekking werd genomen op 24 juni 2008 en eiseres maakte bezwaar op 14 augustus 2008. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 15 november 2010, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden, waaronder drs. F.J.A. IJsselmuiden.

De rechtbank overwoog dat de derde partij betwistte of eiseres in haar beroep kon worden ontvangen, omdat er twijfel bestond over de bevoegdheid van de gemachtigde om namens eiseres bezwaar te maken. De rechtbank concludeerde echter dat de directeur van eiseres, drs. J.P.J. van der Haagen, bevoegd was om beroep in te stellen. De rechtbank oordeelde dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij een rechtstreeks betrokken belang heeft bij het besluit van verweerder. De rechtbank stelde vast dat de doelstellingen van eiseres, zoals vastgelegd in haar statuten, voldoende aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat het belang van eiseres bij de intrekking van de monumentenstatus van het pand betrokken is.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van 10 december 2009 en verklaarde het beroep gegrond. Verweerder werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297,- aan haar diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 512
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2011
in de zaak van:
de vereniging “Bond Heemschut, Vereniging tot bescherming van cultuurmonumenten in Nederland”,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: drs. F.J.A. IJsselmuiden,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal,
verweerder,
derde partij:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats]
gemachtigde: mr. W.J.R.M. Welschen, advocaat te Haarlem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2008, verzonden 25 juli 2008, heeft verweerder besloten de aanwijzing van het pand [adres] tot gemeentelijk monument in te trekken.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 14 augustus 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 10 december 2009, verzonden 17 december 2009, heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 26 januari 2010, aangevuld bij brief van 2 november 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 15 november 2010, alwaar eiseres is verschenen bij mr. L.A.H.M. Creemers, drs. J.P.J. van der Haagen en drs. F.J.A. IJsselmuiden. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. J.T.M. de Haan – Bergisch, werkzaam bij de gemeente Bloemendaal. Voorts is de derde partij verschenen bij zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In geschil is het besluit van verweerder van 10 december 2009 tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres.
2.2 Ter zitting is door de derde partij gesteld dat eiseres niet in haar beroep kan worden ontvangen. Voorts is de derde partij van mening dat eiseres niet in haar bezwaar ontvangen had mogen worden omdat namens eiseres bezwaar is gemaakt door een daartoe niet-gemachtigde provinciale commissie van eiseres.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.3 De rechtbank begrijpt het standpunt van de derde partij inzake de ontvankelijkheid van het beroep aldus, dat wordt betwijfeld of de directeur planologische en juridische zaken van eiseres, drs. J.P.J. van der Haagen, op grond van de statuten bevoegd was drs. F.J.A. van IJsselmuiden namens het dagelijks bestuur te machtigen om beroep in te stellen tegen het onderhavige besluit. Nu uit de stukken echter naar voren komt dat de directeur in elk geval zelf gerechtigd was om in gevallen als het onderhavige beroep in te stellen, zal de rechtbank aan deze grief voorbij gaan.
2.4 Voorts faalt de grief inzake het beweerdelijk niet bevoegdelijk instellen van bezwaar omdat aan de door het bestuursorgaan (in zoverre) aangenomen bevoegdheid tot het maken van bezwaar in beroep niet kan worden afgedaan. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 september 2009, LJN BJ7164.
2.5 Ingevolge artikel 1:2 van de Awb, wordt onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.6 Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het aan de orde zijnde besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.7 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de statuten van de vereniging stelt eiseres zich ten doel de bescherming van de schoonheid en het historisch-ruimtelijk karakter van Nederland in het algemeen en van cultuurmonumenten in het bijzonder. De rechtbank stelt vast dat deze doelomschrijving van algemene en veelomvattende aard is. Deze werkt onvoldoende onderscheidend om slechts op grond daarvan te kunnen aannemen dat het belang van eiseres rechtstreeks betrokken is bij het besluit van 24 juni 2008. De feitelijke werkzaamheden van eiseres, waarvan genoegzaam blijkt uit het dossier en welke zijn toegelicht ter zitting, bieden echter wel ruim voldoende aanknopingspunten voor een inzichtelijke afbakening van de belangen die eiseres in het bijzonder behartigt. Het belang gemoeid met het aanvechten van de intrekking van de status van een gemeentelijk monument als het onderhavige valt daar naar het oordeel van de rechtbank zonder meer onder. Voorts is, anders dan verweerder meent, bij de feitelijke werkzaamheden van eiseres geen sprake van een louter in rechte opkomen tegen besluiten van overheden. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat eiseres niet het rechtstreeks bij het aan de orde zijnde besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt. Eiseres kan derhalve worden aangemerkt als belanghebbende bij dat besluit.
2.8 Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verweerder het bezwaar van eiseres van 14 augustus 2008 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft geacht. Het bestreden besluit van 14 december 2009 dient daarom te worden vernietigd en het beroep zal gegrond worden verklaard. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu de rechtbank niet is gebleken van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 10 december 2009;
3.3 bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen met in achtneming van het gestelde in deze uitspraak;
3.4 gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Oltmans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2011.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.