ECLI:NL:RBHAA:2011:BP7330

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700746-10(ontneming)
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.A.F. Donders
  • T. van Muijden
  • G.A. van der Bijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan wederrechtelijk voordeel

Op 10 februari 2011 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 15/700746-10, waarin de officier van justitie op 10 januari 2011 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De vordering betrof een bedrag van maximaal € 53.688,12, gebaseerd op artikel 36e, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de feiten waarvoor hij eerder was veroordeeld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld in een openbare terechtzitting op 27 januari 2011, waarbij de stukken van het strafdossier zijn bekeken. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte uit de baten van het strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. A.A.F. Donders en de rechters mr. T. van Muijden en mr. G.A. van der Bijl, in aanwezigheid van griffier mr. M. Zoethout. De uitspraak is gedaan op de openbare terechtzitting van 10 februari 2011, waarbij mr. G.A. van der Bijl niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Meervoudige Kamer
Tegenspraak
Parketnummer: 15/700746-10 (ontneming)
Uitspraakdatum: 10 februari 2011
beslissing (ex artikel 36e Sr)
1. Vordering
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 10 januari 2011 ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht tot een maximum van € 53.688,12 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waar onder het met deze vordering samenhangende strafdossier.
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 27 januari 2011.
2. Overwegingen
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 10 februari 2011 is voornoemde [verdachte] veroordeeld ter zake van, voor zover van belang:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onder voormeld parketnummer aangelegd straf- en ontnemingsdossier alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting in zowel de strafzaak als de ontnemingszaak niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde door middel van of uit baten van het feit waarvoor hij bij voornoemd vonnis is veroordeeld wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
3. Beslissing
De rechtbank wijst af de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
4. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door:
mr. A.A.F. Donders, voorzitter,
mr. T. van Muijden en mr. G.A. van der Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Zoethout,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2011.
mr. G.A. van der Bijl is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.