ECLI:NL:RBHAA:2011:BP8935

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5199
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in geschil over toelating van leerlingen tot bijzondere school

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 17 februari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting voor Voortgezet Vrijeschoolonderwijs Noord-Holland en een eiser die bezwaar maakte tegen de beslissing van de stichting om zijn zoon niet toe te laten tot de Rudolf Steinerschool te Haarlem. De rechtbank moest allereerst beoordelen of zij bevoegd was om kennis te nemen van het beroep, waarbij de vraag centraal stond of de stichting als bestuursorgaan kan worden aangemerkt volgens artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overwoog dat de stichting een bijzondere school is voor voortgezet onderwijs en is opgericht als een privaatrechtelijke rechtspersoon. Dit betekent dat de stichting niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van de Awb. De rechtbank concludeerde dat de bevoegdheid om leerlingen toe te laten of te verwijderen niet is toegekend aan de stichting op basis van een publiekrechtelijke regeling. Hierdoor was er geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb, en kon er geen beroep worden ingesteld op grond van artikel 8:1 Awb.

De rechtbank verklaarde zich derhalve onbevoegd en bepaalde dat de burgerlijke rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke geschillen in het onderwijs en bevestigt dat bijzondere onderwijsinstellingen buiten de reikwijdte van de Awb vallen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 5199
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2011
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen:
de Stichting voor Voortgezet Vrijeschoolonderwijs Noord-Holland (hierna: de stichting),
verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 20 september 2010 heeft verweerder eiser bericht dat hij niet zal overgaan tot plaatsing van de zoon van eiser op de Rudolf Steinerschool te Haarlem.
Bij brief van 24 september 2010 heeft eiser aangegeven het daarmee niet eens te zijn. Verweerder heeft deze brief aangemerkt als een bezwaarschrift.
Op 28 september 2010 heeft eiser een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. De rechtbank heeft deze brief doorgezonden aan verweerder als zijnde een bezwaarschrift.
Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 14 oktober 2010 bericht dat hij op 30 september 2010 het bezwaar ongegrond heeft verklaard en dat eisers brief van 28 september 2010 derhalve als beroepschrift moet worden aangemerkt.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 januari 2011, alwaar eiser in persoon is verschenen, tezamen met zijn vriendin en zoon. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door [naam], algemeen directeur / bestuurder van de stichting en [naam], rector van de Rudolf Steinerschool.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank ziet zich allereerst - ambtshalve - gesteld voor de vraag of zij bevoegd is van het bij haar ingestelde beroep kennis te nemen. Met name is daarbij van belang de vraag of de stichting een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb).
2.2 Ingevolge art. 1:1 lid 1 Awb wordt onder een bestuursorgaan verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld,
of
b. een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.
2.3 In artikel 1:3 van de Awb is bepaald dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.4 Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
2.5 Na kennis te hebben genomen van de statuten moet worden vastgesteld dat de stichting een zogenoemde bijzondere school is voor voortgezet onderwijs en uitgaat van een rechtspersoon die krachtens privaatrecht is ingesteld. De stichting noch de organen daarvan kunnen dan ook als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb worden aangemerkt.
2.6 Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat de bevoegdheid om leerlingen toe te laten tot de school dan wel te verwijderen van de school een bevoegdheid is die aan verweerder is toegekend krachtens de WVO of anderszins krachtens een publiekrechtelijke regeling. Van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, is daarom evenmin sprake. Uitgangspunt van de wetgever is steeds geweest, dat bijzondere onderwijsinstellingen buiten de reikwijdte van de Awb vallen (zie Kamerstukken II 1990/ 91, 22 061, nr. 3, p. 59; Kamerstukken II 2000/01, 27 265, nr. 6, p. 1). Concluderend moet worden vastgesteld dat de stichting geen bestuursorgaan is in de zin van de Awb.
2.7 Nu de beslissing van de stichting om de zoon van eiser niet (langer) op de Rudolf Steinerschool toe te laten geen beslissing is van een bestuursorgaan, is geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb en kan daartegen niet op grond van artikel 8:1 Awb beroep worden ingesteld. De rechtbank is derhalve niet bevoegd kennis te nemen van het beroep. De rechtsverhouding tussen eiser en de stichting wordt beheerst door het privaatrecht en eiser dient zich derhalve te wenden tot de burgerlijke rechter.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart zich onbevoegd;
3.2 bepaalt dat de burgerlijke rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, rechter, in tegenwoordigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2011.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.