ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ0108

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
178088 / HA RK 11-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens schending hoor en wederhoor

In deze zaak heeft de verzoeker op 19 januari 2011 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [B], de rechter in de aanhangige bestuursrechtelijke zaken met de nummers 10/2733 en 10/2734. De verzoeker stelt dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, waardoor hij geen eerlijke procesgang heeft gekregen. De wrakingskamer heeft op 2 maart 2011 een zitting gehouden waarbij de verzoeker, de wederpartij (de inspecteur van de belastingdienst Holland-Midden, kantoor Haarlem) en de rechter zijn gehoord. De wederpartij was vertegenwoordigd door mr. T.V. van der Veen, terwijl de verzoeker en de rechter van de geboden gelegenheid om te worden gehoord geen gebruik hebben gemaakt.

De rechtbank heeft de argumenten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de onvrede over procesbeslissingen geen grond vormt voor toewijzing van een wrakingsverzoek, tenzij deze beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat ze een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleveren. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor de stelling dat de rechter partijdig is of dat er sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank oordeelt dat er geen schending van het beginsel van hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft het verzoek om wraking afgewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaken voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 maart 2011 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, met mr. drs. B.J.E. Lodder als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummers: 178088/HA RK 11-11
datum beslissing: 10 maart 2011
Op verzoek van:
[A],
verzoeker,
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 19 januari 2011 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. [B], hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaken met zaaknummers 10/2733 en 10/2734, hierna te noemen: de hoofdzaken.
1.2 De rechter heeft niet berust in de wraking en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3 Verzoeker, de wederpartij, te weten de inspecteur van de belastingdienst Holland-Midden, kantoor Haarlem en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 2 maart 2011. Namens de wederpartij is verschenen mr. T.V. van der Veen. De rechter en verzoeker hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek aangevoerd, dat hij in eerste instantie niet in de gelegenheid is gesteld de gronden van zijn beroep aan te vullen en, nadat hij deze gronden alsnog heeft mogen aanvullen, de wederpartij niet is verzocht om op deze gronden te reageren. Hierdoor weet verzoeker niet welke standpunten de wederpartij heeft ten opzichte van de aanvullende gronden en kan hij zich onvoldoende voorbereiden op de zitting waarvoor de uitnodigingen al zijn verzonden. Hierdoor is bij hem de vrees ontstaan dat hij ter zitting overvallen wordt met nieuwe standpunten van de wederpartij.
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 Verzoeker heeft als grond voor wraking dat het beginsel van hoor en wederhoor door de rechter is geschonden en hij daardoor geen eerlijke procesgang heeft gekregen.
3.3 De onder 2.1 genoemde beslissingen zijn procesbeslissingen. De kern van het wrakingsverzoek is de onvrede over voornoemde procesbeslissingen. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking, tenzij die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter partijdig is, dan wel jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert die – objectief – gerechtvaardigd is. De rechtbank ziet daarvoor geen aanknopingspunten en acht de procesbeslissingen van de rechter niet kennelijk onbegrijpelijk. Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Mocht verzoeker zich op enig moment overvallen voelen door de (nieuwe) standpunten van de wederpartij, dan is het aan hem om dat kenbaar te maken en heeft de rechter verschillende mogelijkheden om verzoeker de gelegenheid te geven te reageren.
3.4 Ten overvloede wordt overwogen dat inmiddels aan het oorspronkelijke bezwaar van verzoeker wordt tegemoetgekomen. De wederpartij heeft ter zitting van de wrakingskamer toegezegd dat zij ruim voor de zitting, dat wil zeggen zodra de nieuwe zittingsdatum bekend is, een reactie zal geven op de aanvullende gronden van verzoeker.
3.5 Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek om wraking af;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th. S. Röell, voorzitter, en mrs. M.J. Smit en A.C. Terwiel, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2011 in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.