ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ0119

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
178669 / HA RK 11-16 en 179126 / HA RK 11-19
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civiele zaken en de ontvankelijkheid van wrakingsverzoeken

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Haarlem op 10 maart 2011 uitspraak gedaan over twee wrakingsverzoeken van verzoeker, geregistreerd onder de nummers 178669/HA RK 11-16 en 179126/HA RK 11-19. Verzoeker heeft de wraking verzocht van de rechters die betrokken waren bij de behandeling van zijn zaak, omdat hij van mening was dat hun onafhankelijkheid in het geding kwam. Het eerste verzoek betrof de rechters [B], [C] en [D], terwijl het tweede verzoek gericht was tegen mr. [E]. De rechtbank heeft beide verzoeken niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet voorziet in de mogelijkheid om een wrakingsverzoek in te dienen tegen rechters die een beslissing hebben genomen in een eerdere wrakingsprocedure. De rechtbank oordeelde dat de verzoeken niet voldeden aan de vereisten van artikel 36 van de Wet, die bepaalt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen rechters die de zaak van de betrokken partij behandelen. De rechtbank benadrukte dat de onafhankelijkheid van rechters niet in het geding is gekomen, aangezien de rechters in kwestie niet de rechters waren die de zaak van verzoeker behandelden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummers: 178669 / HA RK 11-16 en 179126 / HA RK 11-19
datum beslissing: 10 maart 2011
Op verzoek van:
[A],
verzoeker,
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 6 februari 2011 heeft verzoeker de wraking verzocht van mrs. [B], [C] en [D], in de bij de wrakingskamer van deze rechtbank, aanhangige zaak met zaaknummers 176786/HA RK 10-146 en 176788/HA RK 10-147, hierna te noemen: de wrakingszaken. De rechtbank heeft dit wrakingsverzoek geregistreerd onder nummer 178669/HA RK 11-16.
1.2 De rechters voornoemd hebben niet berust in hun wraking en hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3 Bij schriftelijk verzoek van 26 februari 2011 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. [E], eveneens in voornoemde wrakingszaken. De rechtbank heeft dit wrakingsverzoek geregistreerd onder nummer 179126/HA RK 11-19.
1.4 De laatstgenoemde rechter heeft evenmin berust in zijn wraking.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1 Verzoeker heeft in het verzoek met nummer 178669/HA RK 11-16 het standpunt dat de onafhankelijkheid van rechters in het geding komt, indien zij over directe collega’s gaan beslissen.
2.2 Verzoeker heeft in het verzoek met nummer 179126/HA RK 11-19 aangevoerd dat de bemoeienis van mr. [E] in de zaak in strijd is met de regels van onafhankelijkheid.
3. Beoordeling
Het verzoek met nummer 178669/HA RK 11-16
3.1. Op 1 februari 2011 heeft de onder 1.1 genoemde wrakingskamer beslist. Het verzoek tot wraking van deze wrakingskamer is ingekomen ter griffie van de rechtbank op 7 februari 2011. Het Wetboek van Burgelijke Rechtsvordering (hierna: de Wet) voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van een zaak is geëindigd door een beslissing van een wrakingskamer, wraking te verzoeken van een rechter die de beslissing (mede) heeft genomen. Dat de beslissing eerder is genomen dan verzoeker had verwacht, doet hier niet aan af. Het staat de rechtbank vrij om eerder uitspraak te doen dan ter zitting aangegeven. Gelet op artikel 39, derde lid van de Wet dient immers zo spoedig mogelijk op het wrakingsverzoek te worden beslist. De rechtbank zal dit verzoek derhalve niet-ontvankelijk verklaren.
Het verzoek met nummer 179126/HA RK 11-19
3.2. De rechtbank begrijpt uit het standpunt van verzoeker dat hij mr. [E] heeft gewraakt wegens zijn bemoeienis als voorzitter van de Centrale Wrakingskamer van deze rechtbank met de zaak. Uit artikel 36 van de Wet volgt echter dat een wrakingsverzoek slechts de rechters kan betreffen die de zaak van de betrokken partij behandelen. Dat is bij dit verzoek niet het geval. Dit brengt mee dat het onderhavige verzoek geen wrakingsverzoek is in de zin van de Wet. Dit verzoek is derhalve eveneens niet-ontvankelijk.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 verklaart beide wrakingsverzoeken niet-ontvankelijk;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th. S. Röell, voorzitter, en mrs. M.J. Smit en A.C. Terwiel, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2011 in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.