ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ3674

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 491402 / CV EXPL 10-9485
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens computervredebreuk door ex-partner met spyware

In deze zaak vorderde eiser schadevergoeding van zijn ex-partner, gedaagde, wegens computervredebreuk. De partijen hadden een affectieve relatie, waaruit een zoon was geboren. Na de beëindiging van de relatie heeft gedaagde zonder toestemming van eiser spyware op de laptop van eiser geïnstalleerd, waardoor hij toegang kreeg tot persoonlijke informatie. Eiser deed aangifte, wat leidde tot een strafvervolging en een veroordeling van gedaagde tot een werkstraf van 80 uren voor computervredebreuk. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde misbruik had gemaakt van het vertrouwen van eiser en dat zijn handelen een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiser vormde. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 4.000,--, maar de kantonrechter kende hem een bedrag van € 1.500,-- toe, gebaseerd op de immateriële schade die hij had geleden door de privacyschending. De rechter oordeelde dat gedaagde als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moest worden aangemerkt en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar verklaard bij voorraad, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 491402 / CV EXPL 10-9485
datum uitspraak: 14 april 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. A.J. van der Sloot
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
procedeert in persoon
De procedure
[eiser] heeft op gronden zoals in de dagvaarding vermeld een vordering ingesteld tegen [gedaagde].
Hierop heeft [gedaagde] geantwoord.
Vervolgens zijn partijen ter terechtzitting verschenen voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zo nodig in de vorm van een proces-verbaal worden uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak op vandaag bepaald.
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen aan [eiser] te betalen de somma van € 4.000,-- met rente en kosten.
Grondslag van de vordering is een door [gedaagde] ten opzichte van [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad (privacyschending door middel van meermalen gepleegde computervredebreuk), waardoor [eiser] stelt immateriële schade te hebben geleden.
Het verweer
Het verweer strekt tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. Tussen partijen heeft een affectieve relatie bestaan, waaruit op 25 november 2003 een zoon is geboren. Nadat de relatie was beëindigd bleef [gedaagde], in verband met de afgesproken omgang met zijn zoon, met regelmaat alleen achter in de woning van [eiser]. [gedaagde] heeft misbruik gemaakt van deze situatie, door toen buiten medeweten en zonder toestemming van [eiser] zogenaamde spyware aan te brengen op een door [eiser] gebruikte laptop. Daardoor kreeg hij de mogelijkheid om vanaf zijn eigen computer na te gaan welke informatie [eiser] op deze laptop ontving, opsloeg en/of verstuurde. Van deze mogelijkheid heeft [gedaagde] daadwerkelijk gebruik gemaakt.
2. Nadat daarvan door [eiser] aangifte was gedaan is een strafvervolging tegen [gedaagde] ingesteld. Bij inmiddels onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Den Bosch, van 15 juli 2010, is naar aanleiding daarvan bewezen verklaard dat [gedaagde] zich in de periode van 8 december 2005 tot en met 20 februari 2007 meermalen heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, gekwalificeerd als computervredebreuk. [gedaagde] is ter zake veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren. De onder [gedaagde] in beslag genomen computer, harde schijf en Cd-roms zijn onttrokken aan het verkeer.
3. Ten aanzien van de aan [gedaagde] op te leggen straf of maatregel is door het gerechtshof zakelijk weergegeven overwogen, dat [eiser] hem weliswaar toestemming had gegeven om gebruik te maken van de laptop, maar dat hij misbruik heeft gemaakt van haar vertrouwen door zijn kennis van automatisering op deze manier te misbruiken. Het gerechtshof rekende dit [gedaagde] zwaar aan.
De beoordeling van het geschil
In zoverre [gedaagde] heeft willen aanvoeren dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan computervredebreuk, meermalen gepleegd, stuit dat verweer af op het bepaalde in artikel 161 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. In deze procedure wordt er daarom vanuit gegaan, dat hij zich daaraan wel degelijk heeft schuldig gemaakt en wel ten opzichte van [eiser].
Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft [gedaagde] een ernstige en ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser]. Daarbij heeft hij misbruik gemaakt van het door zijn ex-partner in hem gestelde vertrouwen, waardoor haar onrecht en leed is aangedaan. Bovendien hebben deze inbreuken over een lange periode plaatsgehad, waardoor de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] veel groter is geweest, dan wanneer slechts sprake was geweest van een eenmalige opwelling en/of misstap.
Een en ander wordt op geen enkele manier gerechtvaardigd door het door [gedaagde] aangevoerde motief, te weten dat hij in het belang van zijn zoon informatie wilde verzamelen over diens opvang en verzorging, evenals over de levenswandel van [eiser].
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] daarom op de voet van het bepaalde in artikel 7.106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek recht op een door [gedaagde] te betalen immateriële schadevergoeding, die gelet op alle omstandigheden van dit geval naar billijkheid wordt vastgesteld op € 1.500,--
Over de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald. [gedaagde] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij aangemerkt.
Beslissing
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan [eiser] te betalen de somma van € 1.500,-- met de wettelijke rente daarover vanaf 7 december 2009 tot de dag dat alles betaald is.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, deze voor zover gerezen aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 534,93 waarvan € 300,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van datum vonnis, in tegenwoordigheid van de griffier.