ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ4809

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/1817, 11/1819, 11/1821, 11/1823, 11/1833, 11/1835, 11/1885, 11/117, 11/2096, 11/2098
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluiten omtrent de vestiging van een coffeeshop in Haarlemmermeer

Op 17 mei 2011 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, waaronder de Stichting Dorpsraad, een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer en de burgemeester. Deze besluiten betroffen de ontheffing voor de vestiging van een coffeeshop aan de [adres], alsook de reguliere bouwvergunning en de exploitatievergunning. De rechter heeft geoordeeld dat de besluiten geschorst worden, omdat de belangen van de omwonenden, die zich zorgen maken over de te verwachten overlast, zwaarder wegen dan het belang van de exploitant om snel te kunnen starten. De voorzieningenrechter heeft de belangrijkste gronden van beroep besproken, waaronder de inschatting van de te verwachten overlast, de afstand tot scholen en jongerencentra, en de parkeerproblematiek. De rechter heeft vastgesteld dat er nog een bodemprocedure zal volgen waarin deze zaken verder behandeld zullen worden. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken toegewezen en de besluiten geschorst tot zes weken na de uitspraak in de bodemzaken. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van de verzoekers toegewezen, en is het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de gemaakte kosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming en het belang van het betrekken van omwonenden bij dergelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 11 - 1817, 11-1819, 11-1821, 11-1823, 11-1833, 11-1835, 11-1885, 11-1887, 11-2096 en 11-2098
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 mei 2011
in de zaken van:
[verzoekers]
gemachtigde: mr. D.W. Giltay Veth, advocaat te Nieuw-Vennep,
[verzoeker],
gemachtigde: mr. M.H.C. Peters, juridisch adviseur Achmea Rechtsbijstand,
[verzoeker],
gemachtigde: mr. P.H. Revermann, juridisch adviseur te Amsterdam,
[verzoekers],
gemachtigde: mr. P.H. Revermann, juridisch adviseur te Amsterdam,
Stichting Dorpsraad [plaatsnaam],
allen wonende / gevestigd te [plaatsnaam],
verzoekers,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
de burgemeester van Haarlemmermeer,
verweerders,
gemachtigde: mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem,
[derde partij],
wonende te [plaatsnaam],
gemachtigde: mr. F.H. Eijmaal, advocaat te Maastricht.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) ontheffing ex artikel 3.23 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) verleend voor gebruik van het perceel [adres] in strijd met de bestemming.
Bij besluit van dezelfde datum heeft het college tevens een reguliere bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk wijzigen van de indeling van de woning en bijgebouwen op het perceel [adres] ten behoeve van een horecagelegenheid.
Bij besluit van 8 maart 2011 heeft de burgemeester een exploitatievergunning verleend en een gedoogverklaring afgegeven, beide voor de duur van een jaar.
Tegen deze besluiten hebben verzoekers beroep ingesteld.
Verzoekers hebben tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld ter zitting van 9 mei 2011, alwaar zijn verschenen [verzoekers], bijgestaan door hun gemachtigde mr. D.W. Giltay-Veth, [verzoeker], bijgestaan door zijn gemachtigde mr. P.H. Revermann, [verzoeker] en namens de Stichting Dorpsraad [plaatsnaam] Th. Hendriksen, voorzitter en A. Kooyman, secretaris. Als getuige-deskundige voor verzoekers is verschenen ing. S. Vermeulen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door drs. Th.L.N. Weterings, burgemeester en J.J. Nobel, wethouder, bijgestaan door gemachtigde mr. M.I.A. Dankbaar, advocaat en drs. M. Link, ambtenaar bij de gemeente Haarlemmermeer.
Voorts zijn verschenen [derde partij], vergunninghoudster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. I.H. Eijmaal.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 De besluitvorming die heeft geleid tot groen licht voor de vestiging van een coffeeshop aan de [adres] valt uiteen in twee besluiten van het college, te weten de ontheffing ex artikel 3:23 Wro en de reguliere bouwvergunning, en twee (deel) besluiten van de burgemeester, te weten een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 28 APV voor een periode van een jaar en een gedoogverklaring ten aanzien van artikel 13b, eerste lid, Opiumwet, eveneens voor de duur van een jaar.
2.3 Aan de besluitvorming door het college en de burgemeester is een traject van besluitvorming door de gemeenteraad vooraf gegaan. Startpunt van dit traject is geweest het in 1999 vastgestelde coffeeshopbeleid, dat in 2001 de komst van de eerste coffeeshop in de gemeente, te weten de [naam] aan de [adres] mogelijk heeft gemaakt. De voor- en nadelen van deze coffeeshop zijn in de daarop volgende jaren geëvalueerd. Uitkomsten waren dat de coffeeshop [naam] op dezelfde locatie gehandhaafd bleef en dat er ruimte was voor een tweede coffeeshop in de gemeente. In 2007 is het coffeeshopbeleid geactualiseerd en werden de criteria voor vestiging aangescherpt op de volgende punten: 1) een strenger handhavingarrangement; 2) geen coffeeshop in kernen met minder dan 20.000 inwoners en 3) invoeren van afstandscriteria ten opzichte van scholen. Met name het tweede criterium leidde ertoe dat een tweede coffeeshop in [plaatsnaam] mogelijk werd. Ter zitting is duidelijk geworden dat alle verzoekers, in het bijzonder ook de Dorpsraad, in 2007 wisten of konden weten dat de tweede coffeeshop is [plaatsnaam] zou komen. Het maximumstelsel van drie werd gehandhaafd. De burgemeester heeft terzake ter zitting toegelicht dat gelet louter op het totale inwonersaantal van de gemeente een aantal van zeven ( 1 op de 20.000 inwoners) coffeeshops zou kunnen worden toegelaten, maar dat juist gelet op de bijzondere samenstelling van de gemeente met 26 kernen voor een beduidend lager aantal is gekozen. 140.000 inwoners in een min of meer verdichte stedelijke omgeving is immers een ander gegeven dan hetzelfde aantal inwoners verspreid over zoveel kernen in een en dezelfde gemeente. Ter uitvoering van het door de raad vastgestelde beleid heeft het college vervolgens in de nota van 2 oktober 2007 de ruimtelijke criteria opgesteld voor de inpassing van de coffeeshop in [plaatsnaam]. Er zijn aan de hand van deze criteria zoekgebieden vastgesteld, die op een kaartje inzichtelijk zijn gemaakt. Gelet met name op het relatief groot aantal woonwijken, waaronder de Vinex-wijk [naam], zijn de zoekgebieden gesitueerd in en in de aanloop naar het centrum. Niet in geschil is dat de in geding zijnde locatie aan de Venneperweg in het “toegelaten” gebied is gesitueerd.
2.4 De gronden die in beroep zijn aangevoerd zijn gericht tegen alle besluiten die de exploitatie mogelijk maken. Er zijn bovendien heel veel gronden aangevoerd. De voorzieningenrechter heeft partijen voorgehouden dat in deze fase niet alle gronden uitputtend inhoudelijk aan bod kunnen komen. Hiermee heeft de voorzieningenrechter willen aangeven dat de beslissing op het verzoek in beginsel niet zal worden genomen langs de –niet ongebruikelijke- weg van de –voorlopige- inhoudelijke toets van de gestelde onrechtmatigheid van de besluitvorming. Dit zou slechts anders zijn als op grond van het debat ter zitting zou blijken dat alle gronden op voorhand al nimmer zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de besluitvorming onrechtmatig zou zijn. Om die reden zijn ter zitting de meest in het oog springende beroepsgronden aan de orde gesteld en hebben partijen de gelegenheid gekregen hier hun zegje over te doen, dan wel aan de hand van vragen zaken te verduidelijken. De uitkomst van deze exercitie is dat een aantal van de belangrijkste gronden niet op voorhand als kansloos kan worden aangemerkt, zodat een nader debat in de bodemprocedures gerechtvaardigd is. De dragende overwegingen zijn hieronder opgenomen onder het kopje “Overwegingen naar aanleiding van de belangrijkste beroepsgronden”.
2.5 Het vorenstaande houdt in dat het verdere inhoudelijke debat zal worden gevoerd in de bodemprocedures. Ter zitting is duidelijk geworden dat alle partijen ook geen andere voorstelling van zaken hebben gehad dan dat er nog een aparte behandeling van de bodemprocedures zal volgen. De voorzieningenrechter zal zich inspannen het daarheen te leiden dat de verdere behandeling door de bodemrechter, zeer waarschijnlijk een meervoudige kamer van de rechtbank, op afzienbare termijn zal plaatsvinden.
2.6 Het vorenstaande houdt ook in dat op de verzoeken zal worden beslist op basis van een afweging van de belangen die partijen vertegenwoordigen. Aan de zijde van verzoekers het belang dat er geen coffeeshop komt, zo lang niet de rechterlijke procedures zijn doorlopen. Anders gezegd, niet de put te dempen als het kalf is verdronken. Van de kant van vergunninghoudster het belang om een lang gekoesterde wens in vervulling te zien gaan. Drie jaar wachten is lang genoeg. Vergunninghoudster loopt niet voor haar verantwoordelijkheid weg en mag aangesproken worden op nauwgezette uitvoering van alle voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden. Als er verdere bouwkundige aanpassingen vereist zijn, stelt de verhuurder-eigenaar zich garant voor stipte uitvoering van de voorschriften. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de oprechtheid van deze intenties in twijfel te trekken.
2.7 De belangen afwegende kent de voorzieningenrechter zwaarder gewicht toe aan de belangen van verzoekers. Ofschoon begrip bestaat voor de wens van vergunninghoudster na zo lang wachten eindelijk te kunnen starten, is niet gebleken dat vergunninghoudster in een, met name financieel, nijpend parket komt als haar geduld nog langer op de proef wordt gesteld. Daar staat tegenover dat met de start van de exploitatie de (overlast)geest uit de fles kan komen, zoals verzoekers vrezen. Of die vrees objectief gerechtvaardigd is, zal pas kunnen worden vastgesteld als alle argumenten in de bodemprocedures op hun merites zijn beoordeeld. De thans bestaande onzekerheid over de mate van de overlast laat de voorzieningenrechter zwaarder wegen dan het belang van vergunninghoudster. Dit betekent dat de verzoeken worden toegewezen en dat alle besluiten zullen worden geschorst tot zes weken na verzending van de uitspraken in de bodemzaken.
Overwegingen naar aanleiding van de belangrijkste beroepsgronden
2.8 De overlast
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter verweerders gevraagd naar de aanwezigheid van objectieve en verifieerbare gegevens met betrekking tot de te verwachten overlast. Verweerders hebben immers aan hun besluitvorming ten grondslag gelegd dat de overlast die is te verwachten niet onaanvaardbaar is in termen van nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting. De antwoorden die de rechter kreeg kwamen er kort samengevat op neer dat de besluitvorming de uitkomst is van de toets aan al de criteria die in de loop van de afgelopen jaren beleidsmatig zijn overwogen, heroverwogen en aangescherpt. Verder zijn de in aanmerking komende instanties, zoals de politie, om advies gevraagd. Verweerders stellen zich op het standpunt dat sprake is van zorgvuldige besluitvorming. Deze beantwoording impliceert dat verweerders het niet op hun weg zien liggen om de bouwstenen die ten grondslag hebben gelegen aan de besluitvorming op het niveau van de gemeenteraad ten behoeve van deze procedure te expliciteren. In het bijzonder de wethouder was hier stellig over. Natuurlijk zijn er rapporten en andere objectieve gegevens, maar deze dienden als bouwstenen voor de bestuurlijke besluitvorming en het gaat niet aan dat al deze gegevens in deze procedures op tafel moeten komen, aldus de wethouder. De voorzieningenrechter heeft zich hardop afgevraagd of deze opstelling zich verdraagt met de plicht voor verweerders om alle noodzakelijke kennis omtrent feiten, omstandigheden en belangen te vergaren alvorens over te gaan tot besluitvorming. De voorzieningenrechter stelt in dit verband vast dat het bedrijfsplan van vergunninghoudster van 23 april 2010 slechts een summiere toelichting geeft bij de prognose van bezoekersaantallen. Er wordt verwezen naar onderzoek, maar niet duidelijk is waaruit dat onderzoek heeft bestaan Ter zitting heeft vergunninghoudster desgevraagd verklaard circa 100 bezoekers te verwachten. Dit aantal is beduidend minder dan het aantal dat volgens de bewoners, die stellen ter plaatse te hebben gepost, dagelijks de [naam] frequenteert, namelijk circa 300. Gegevens over bezoekersaantallen zijn van belang omdat met die gegevens in de hand ook indicatieve uitspraken kunnen worden gedaan over het te verwachten aantal verkeersbewegingen. Als het zo is dat uit de evaluatie van de coffeeshop in Hoofddorp gegevens naar voren zijn gekomen die indicatief zijn voor het antwoord op vragen die bij de omwonenden zijn gerezen naar aanleiding van de komst van de nieuwe coffeeshop, zoals het te verwachten aantal bezoekers, de vervoersmiddelen die worden gebruikt en andere gegevens die meer concreet kunnen maken in welke mate overlast is te verwachten, komt het de voorzieningenrechter zinvol voor dat verweerders deze gegevens kenbaar maken en inbrengen in de bodemprocedures. Vervolgens kan dan antwoord worden gegeven op de vraag of verweerders zich in voldoende mate hebben gekweten van hun plicht tot kennisvergaring. Mochten die gegevens gegenereerd kunnen worden, dan kunnen deze er wellicht ook aan bijdragen dat het draagvlak bij de omwonenden wordt vergroot. Een ding is namelijk wel duidelijk geworden. De bewoners voelen zich door de bestuurders in Hoofddorp onvoldoende gehoord in de geuite zorg over de komst van de coffeeshop.
Conclusie is dat de voorzieningenrechter verweerders uitnodigt alle gegevens die uit de evaluatie van de coffeeshop in Hoofddorp bekend zijn geworden en die zijn vastgelegd in rapporten of anderszins objectiveerbaar zijn, en die zonder majeure inspanning kunnen worden verzameld, in te brengen in de bodemprocedures.
2.9 De locatie
Verzoekers hebben betoogd dat niet wordt voldaan aan het beleidscriterium dat een coffeeshop niet worden geplaatst in een gebied dat primair bedoeld is voor wonen of werken en dat plaatsing in (de nabijheid van) een horeca/centrumgebied het meest wenselijk is. Blijkens de plankaart van het bestemmingsplan [plaatsnaam] zijn de gronden gelegen aan de [naam weg] begrensd door de [naam straat] en de [naam straat] bestemd voor eengezinshuizen, tuinen en erven. Voor een paar percelen geldt dat tevens ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zijn toegestaan, terwijl voor een niet gering aantal percelen tevens winkels of kleinbedrijf is toegestaan. Gelet verder op de ligging ten opzichte van het “echte” centrum past het voorlopig oordeel dat deze grond van verzoekers geen doel treft. Maar ook hier geldt dat het laatste woord aan de bodemrechter is.
2.10 Het afstandscriterium
Het debat over deze kwestie is nog springlevend. Verweerders beroepen zich op het standpunt van de VNG van 18 maart 2009 over de toe te passen meetmethode en de beleidsvrijheid die hen toekomt. Verzoekers zijn stellig in hun standpunt dat de afstand tot de [naam school] te klein is en dat niet wordt voldaan aan een van de criteria van het coffeeshopbeleid. Voorts wordt gewezen op de aanwezigheid binnen de straal van 250 meter van twee jongerencentra. De standpunten lijken voldoende uitgekristalliseerd. Het oordeel is aan de bodemrechter.
2.11 Het parkeren
Er worden drie parkeerplekken op eigen terrein gerealiseerd, met name bedoeld voor het kort parkeren van klanten die hun boodschap komen doen. Verweerder heeft berekend dat zes parkeerplaatsen zijn vereist. Voor zover daarin niet kan worden voorzien op eigen terrein, is ontheffing verleend omdat binnen een straal van 200 meter meer dan voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte beschikbaar zijn, aldus verweerder. Verweerder heeft zich bediend van de algemeen aanvaarde parkeernormen en is bij berekening uitgegaan van de criteria die gelden voor horeca-inrichtingen. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat het een illusie is ervan uit te gaan dat bezoekers gebruik zullen maken van de parkeermogelijkheden in de openbare ruimte, omdat de ingang van de openbare parkeerplaatsen alleen bereikbaar is aan de overzijde van de[naam weg] en men daarvoor dus moet omrijden. Voorts is nog aangevoerd dat geen rekening is gehouden met recente ontwikkelingen rond de parkeerbalans. Verweerder wordt uitgenodigd hierover in de bodemprocedures nog nadere uitleg te geven. Ook hier is het oordeel aan de bodemrechter.
2.12 Horeca
Het exploiteren van een coffeeshop wordt beleidsmatig op een lijn gesteld met horeca als niet alcoholverstrekkend horecabedrijf. Dat betekent onder andere dat de voorkeur uitgaat naar exploitatie in een pand waarop een horecabestemming rust. Het op planologisch niveau ruimtelijk inpassen van coffeeshops blijkt in de praktijk echter op de nodige problemen te stuiten, omdat het in de kern toch gaat over het gedogen van zaken die naar de letter van de Opiumwet strafbaar zijn. In de gemeente Haarlemmermeer is beleid ontwikkeld en vastgelegd in de Integrale beleidsnota horeca 2009. Coffeeshops vallen onder categorie IV, overige/bijzondere horeca.
Voor de horeca in [plaatsnaam] zijn ontwikkelgebieden vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft ter zitting de vraag aan de orde gesteld of de coffeeshop wel of niet welkom is in bedoeld gebied. Achtergrond van deze vraag was de op basis van het dossier gevormde veronderstelling dat coffeeshops en reguliere horeca niet te dicht boven op elkaar mogen zitten. Deze opvatting werd versterkt na kennis te hebben genomen van de tabel op pagina 30 van bedoelde nota, aangezien alleen wordt gesproken over horecacategorieën I tot en met III.
Het ligt op de weg van verweerder hierover in de bodemprocedures duidelijkheid te verschaffen.
2.13 Bouwbesluit
Ter zitting is de door verzoekers naar voren gebrachte getuige-deskundige
ing. Vermeulen gehoord, die gemotiveerd heeft weersproken dat het bouwplan voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit, in het bijzonder op het onderdeel van de eisen gesteld aan de aanwezigheid van voldoende vluchtgangen. Verweerders hebben zich beroepen op de deskundigheid van de door hen ingeroepen deskundige van de TU Delft, aan wie eerder al een second opinion –rapport 22 oktober 2010- was gevraagd. Verweerders hebben geen aanleiding gezien hun deskundige te laten reageren op de afwijkende opvatting van ing. Vermeulen. Vanwege het belang van het onderwerp roept de voorzieningenrechter verweerders op de TU Delft alsnog te laten reageren op de getuige-deskundige en de reactie in te brengen in de bodemprocedures.
2.14 Nu de bestreden besluiten worden geschorst, bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerders. Gelet op de nauwe samenhang tussen de besluiten van het college en het besluit van de burgemeester en de samenhang tussen de tegen deze besluiten aangevoerde gronden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college en de burgemeester niet ieder voor zich, maar tezamen op de volgende wijze veroordeeld dienen te worden in de proceskosten.
Op grond van het besluit proceskosten bestuursrecht en de ter zake geldende waarde van € 437,-- per punt, stelt de voorzieningenrechter de proceskosten ter zake van het verzoek van [verzoekers]. vast op € 874,-- ( 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Ter zake van het verzoek van [verzoeker] stelt de voorzieningenrechter de proceskosten vast op € 437,-- ( 1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1). Gelet op het feit dat de gronden van de verzoeken van [verzoekers] nagenoeg hetzelfde zijn en zij dezelfde gemachtigde hebben, stelt de voorzieningenrechter de proceskosten voor het verzoek van [ verzoeker] en het verzoek van [verzoekers]. tezamen vast op € 874,-- ( 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bestreden besluiten tot zes weken na verzending van de uitspraken in de bodemzaken;
3.2 veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer en de burgemeester van Haarlemmermeer tezamen in de door verzoekers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 874,-- ter zake van het verzoek van [verzoekers]., in totaal € 437,-- ter zake van het beroep van [verzoeker] en in totaal
€ 874,-- ter zake van de verzoeken van [verzoekers ]. te betalen aan verzoekers;
3.3 gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer het door verzoekers betaalde griffierecht van € 152,--, ter zake van het verzoek van [verzoekers]., € 152,-- ter zake van het verzoek van [verzoeker], € 152,-- ter zake van het verzoek van [ verzoeker], € 152,-- ter zake van het verzoek van [verzoekers] en € 302,-- ter zake van het verzoek van de Stichting Dorpsraad [plaatsnaam], aan hen vergoedt,
3.4 gelast dat de burgemeester van Haarlemmermeer het door verzoekers betaalde griffierecht van € 152,--, terzake van het verzoek van [verzoekers]., € 152,-- ter zake van het verzoek van [verzoeker], € 152,-- ter zake van het verzoek van [ verzoeker], € 152,-- ter zake van het verzoek van [verzoekers] en € 302,-- ter zake van het verzoek van de Stichting Dorpsraad [plaatsnaam], aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2011.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.