ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ5745

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/2602
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om handhaving en verbeuren van dwangsommen wegens niet tijdig nemen van een besluit op een verzoek om handhaving

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 19 mei 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om handhaving van illegale bouwactiviteiten. Eiser, wonende te [woonplaats], had een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort, dat niet tijdig was behandeld. De rechtbank had eerder, op 16 april 2010, geoordeeld dat het college binnen twee weken een besluit moest nemen op het handhavingsverzoek, met een dwangsom van € 100,- per dag als het college hier niet aan voldeed. Eiser stelde dat er geen feitelijke handhaving had plaatsgevonden en dat het college geen besluit had genomen over de handhaving van de illegale bouwactiviteiten.

De rechtbank oordeelde dat het college wel degelijk uitvoering had gegeven aan de eerdere uitspraak door een last onder dwangsom op te leggen aan de Vereniging van Eigenaren ‘Op den Hoogen Weg’. De rechtbank concludeerde dat het verbeuren van dwangsommen niet aan de orde was, omdat het college tijdig had beslist op het verzoek om handhaving. De rechtbank volgde eiser niet in zijn stelling dat het besluit van het college als een 'fake' besluit moest worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter in de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 19 mei 2011.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 2602
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2011
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort,
verweerder,
1. Procesverloop
In haar uitspraak van 16 april 2010 (AWB 10-899) heeft deze rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het handhavingsverzoek gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het handhavingsverzoek, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
De uitspraak is op 16 april 2010 verzonden. Verweerder heeft bij besluit van 28 april 2010 (verzonden 29 april 2010) aan de Vereniging van Eigenaren ‘Op den Hoogen Weg’ een last onder dwangsom opgelegd.
Tegen het besluit van 28 april 2010 is door eiser bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij besluit van 21 september 2010 op het bezwaar beslist en onder intrekking van het besluit van 28 april 2010 een nieuw dwangsombesluit jegens de Vereniging van Eigenaren ‘Op den Hoogen Weg’ (verder: de VvE) genomen.
Tegen het besluit van 21 september 2010 heeft eiser op 29 oktober 2010 beroep ingesteld. Dit beroep met nummer AWB 10-5761 is gezamenlijk behandeld met het beroep in de zaak met nummer AWB 11-141 ter zitting van 8 april 2011, alwaar eiser in persoon is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. S. Ramsoek en K.S. Mahi. Tevens was de gemachtigde van de VvE, mr. Th.F. Roest, aanwezig, alsmede de architect van het complex, [naam].
De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken geschorst in afwachting van de uitkomst van een mediationtraject dat op een eerdere zitting van 3 maart 2011 is ingezet in een andere bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank aanhangige procedure (AWB 11-211). Het proces-verbaal van de gemaakte afspraken op de regiezitting van 8 april 2011 is reeds aan partijen toegestuurd.
Op verzoek van eiser wordt thans afzonderlijk uitspraak gedaan op zijn beroep van 29 oktober 2010, voor zover dit betreft zijn klacht dat niet is voldaan aan zijn verzoek om handhaving en geen gevolg is gegeven aan eerdergenoemde uitspraak van de rechtbank van 16 april 2010. Eiser verzoekt in het beroepschrift om verweerder te veroordelen tot het betalen van een dwangsom zoals in eerdergenoemde uitspraak van deze rechtbank van 16 april 2010 is bepaald.
Voorafgaand aan het ingestelde beroep van 29 oktober 2010 heeft eiser bij brief van 18 oktober 2010 verweerder verzocht de dwangsom aan hem uit te keren om redenen als hiervoor aangegeven. Verweerder heeft dit verzoek bij brief van 1 december 2010 afgewezen. Verweerder stelt zich in deze brief op het standpunt uitvoering te hebben gegeven aan de uitspraak van de rechtbank van 16 april 2010, zodat het verbeuren van dwangsommen niet aan de orde is. Bij brief van 8 januari 2011 heeft eiser tegen onder meer de weigering van 1 december 2010 om een dwangsom te betalen, bezwaar gemaakt. Uit het dossier blijkt dat dit bezwaarschrift na overleg met de griffie van de rechtbank door verweerder aan de rechtbank is doorgestuurd teneinde dit te behandelen in het kader van het lopende beroep met nummer AWB 10-5761.
Aan het beroep van 29 oktober 2010 voor zover dit betreft eisers klacht dat niet is voldaan aan eisers verzoek om handhaving en geen gevolg is gegeven aan eerdergenoemde uitspraak van deze rechtbank van 16 april 2010, is een afzonderlijk nummer toegekend zoals in de aanhef van deze uitspraak is aangegeven. Het bezwaarschrift van 8 januari 2011, zal thans als nadere gronden van het beroep van 29 oktober 2010 bij de beoordeling worden betrokken.
De derde partij in de beroepen met nummers AWB 10-5761 en AWB 11-141, de VvE, is in deze procedure geen partij.
2. Overwegingen
2.1 Eiser stelt, samengevat, dat zijn verzoek nog steeds niet heeft geleid tot feitelijke handhaving en ook niet tot enig besluit betreffende handhaving van illegale bouwactiviteiten. Eiser stelt dat met het intrekken van het primaire besluit van 28 april 2010, zonder een besluit te nemen dat wel aan het zijn verzoek om handhaving voldoet, de illegale situatie weer terug is bij de weigering van verweerder om handhavend op te treden tegen alle illegale bouwactiviteiten op [adres]. Het door verweerder genomen nieuwe dwangsombesluit op 21 september 2010 doet daar niets aan af. Daarin schrijft verweerder immers dat het bestreden besluit wordt ingetrokken en niet ziet op alle geconstateerde tegenstrijdigheden met de verleende bouwvergunning. Daarmee is volgens eiser het verbeuren van een dwangsom evident.
2.2 De rechtbank volgt eiser hierin niet. Verweerder heeft bij besluit van 28 april 2010 (verzonden 29 april 2010) beslist op het verzoek om handhaving en de VvE een last onder dwangsom opgelegd. Dat deze last naar aanleiding van het bezwaar van de VvE door verweerder is ingetrokken en vervangen door een nieuwe last onder dwangsom doet er niet aan af dat aanvankelijk tijdig, met inachtneming van de uitspraak van deze rechtbank van 16 april 2010, een besluit is genomen op eisers verzoek om handhaving. De uitspraak van de rechtbank van 16 april 2010 naar aanleiding van een beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op een verzoek om handhaving bevat geen aanwijzingen over de inhoud van het te nemen besluit, maar bepaalt slechts dàt binnen een bepaalde termijn een besluit moet worden genomen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de inhoud van het primaire besluit voorts niet dat dit besluit moet worden aangemerkt als een ‘fake’ besluit zoals dat door eiser is verwoord.
Uit vorenstaande volgt dat ten aanzien van verweerder geen dwangsom is verbeurd.
2.3 Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter in de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2011.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.