De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.5 Ingevolge artikel 2, vierde lid, onder b, van de planvoorschriften mag de gezamenlijke oppervlakte van woningruimten, bijgebouwen en carports niet meer bedragen dan 40m2.
2.6 Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, van de planvoorschriften zijn bijgebouwen bouwwerken op het erf van een woning of woongebouw ten dienste van een groter genot van het gebruik van het hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, bergingen, hobbykasjes, tuinhuisjes en huisdierenverblijven.
2.7 In artikel 1, aanhef en onder e, van de planvoorschriften is bepaald dat woningruimten bouwwerken zijn aan de voor-, zij- en/of achtergevel van een woning of woongebouw ten dienste van een groter genot van het gebruik van het hoofdgebouw, zoals serres, erkers en tochtportalen.
2.8 Blijkens artikel 1, aanhef en onder g, van de planvoorschriften is een carport een bouwwerk dat een ruimte vormt, die overdekt en ten hoogste aan twee zijden door een dichte zijwand is afgescheiden, ten behoeve van de stalling van (motor)voertuigen.
2.9 Niet in geschil is dat de woningruimten, die aan de zijgevel van de woning zijn opgericht, met een totale oppervlakte van 26m2, moeten worden meegenomen in de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder b, van de planvoorschriften.
2.10 Tot 20 januari 2011, zijnde de datum waarop de hoorzitting van de adviescommissie voor de bezwaarschriften Waterland heeft plaatsgevonden, bevond zich bij de woning van de derde partij tevens een carport van 21,6m2 en een berging, zijnde een bijgebouw. Tijdens de hoorzitting heeft de derde partij aangegeven dat die berging is gesloopt en dat de dakbedekking van de carport verwijderd is. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat er vanwege het verwijderen van de dakbedekking geen sprake meer is van een carport, dan wel een ander bouwwerk in de zin van het bestemmingsplan. Door de verwijdering van de dakbedekking is een ruimte ontstaan die niet langer overdekt is. Immers, blijkens Van Dale, groot woordenboek van de Nederlandse taal, dient onder ‘overdekt’ te worden verstaan een ruimte waarboven zich een dak bevindt, niet open. Hetgeen op de plaats van de oorspronkelijke carport over is gebleven kan daarom voor de berekening van de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder b, van de planvoorschriften buiten beschouwing blijven.
2.11 Vervolgens is het de vraag of de aanbouw aan de achterzijde van de woning van ongeveer 10m2 dient te worden meegenomen in de berekening van de gezamenlijke oppervlakte. Bij beantwoording van deze vraag ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om af te wijken van hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen in de uitspraak van 3 april 2009 (AWB 08-5251), te weten dat verweerders standpunt dat deze aanbouw behoort tot de oorspronkelijke hoofdbouwmassa van de woning rechtens niet onjuist is. De voorzieningenrechter overweegt daartoe nog als volgt.
2.12 Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c, van de planvoorschriften is de hoofdbouwmassa de bouwmassa van de woning, die door zijn constructie of afmetingen als de belangrijkste op een bouwperceel valt aan te merken.
2.13 De woning van de derde partij is opgeleverd met de aanbouw aan de achterzijde. Gelet op de bouwtekeningen van 10 maart 1988, waarop de aanbouw is aangeduid als ‘serre’, is de aanbouw qua constructie een integraal onderdeel van de woonkamer van de woning. Hierin onderscheidt deze aanbouw van de woningruimten die aan de zijgevel zijn opgericht, aangezien zich bij de oplevering tussen die woningruimten en de woonkamer een muur bevond. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze aanbouw tot de hoofdbouwmassa van de woning behoort. Hoewel artikel 2, derde lid, onder a, sub 5, van de planvoorschriften bepaalt dat de dakhelling van de hoofdbouwmassa niet minder dan 40º mag bedragen, vormt het platte dak van de aanbouw naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen belemmering voor het aanmerken van de aanbouw als onderdeel van de hoofdbouwmassa. Dit artikel vormt immers een voorschrift waaraan nieuwe bouwaanvragen dienen te voldoen en geen voorwaarde voor het aanmerken van bouwmassa’s als hoofdbouwmassa.
2.14 Gelet op al het voorgaande stelt de voorzieningenrechter vast dat zonder de uitbreiding waarvoor de onderhavige bouwvergunning is verleend, de gezamenlijke oppervlakte van woningruimten, bijgebouwen en carports bij de woning van de derde partij 26m2 bedraagt. Door de uitbreiding zal deze gezamenlijke oppervlakte met 9,75m2 toenemen. Het onderhavige bouwplan is dus, in tegenstelling tot hetgeen verzoeker heeft betoogd, niet in strijd het bestemmingsplan, voor zover het de maximaal te bebouwen oppervlakte betreft. De voorzieningenrechter zal het beroep van verzoeker dan ook ongegrond verklaren. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
2.15 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.