ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ6260

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
181537 / HA RK 11-82
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G.W.S. de Groot
  • A.J. van der Meer
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens misbruik van rechtsmiddel

In deze zaak heeft verzoeker op 13 mei 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechtbank Haarlem, specifiek gericht tegen de meervoudige kamer bestaande uit mr. [B], mr. [C] en mr. [D]. Dit verzoek volgde op eerdere wrakingsverzoeken die op dezelfde gronden waren ingediend en die allen ongegrond waren verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het herhaaldelijk indienen van wrakingsverzoeken op dezelfde gronden kan worden aangemerkt als misbruik van het rechtsmiddel wraking. Dit heeft geleid tot de toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank de bevoegdheid geeft om een volgend verzoek om wraking niet in behandeling te nemen.

Tijdens de zitting op 20 mei 2011 zijn zowel verzoeker als de wederpartij, de inspecteur van de belastingdienst Holland-Midden/kantoor Hoofddorp, niet verschenen. De rechters hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd. De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij vreest dat eerdere uitspraken van de rechtbank de huidige behandeling van zijn zaak zullen beïnvloeden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze vrees niet objectief gerechtvaardigd is.

De rechtbank heeft het verzoek om wraking afgewezen voor zover het betrekking heeft op de rechters mr. [B], mr. [C] en mr. [D], en niet-ontvankelijk verklaard voor zover het verzoek betrekking heeft op andere leden van de rechtbank Haarlem. Tevens is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling wordt genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 mei 2011, met de griffier drs. A.M. Jones aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 181537 / HA RK 11-82
datum beslissing: 20 mei 2011
Op verzoek van:
[A],
verzoeker
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 13 mei 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van de rechtbank Haarlem, subsidiair de meervoudige kamer bestaande uit mr. [B], mr. [C] en mr. [D], hierna te noemen: de rechters, in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaken met zaaknummers 09/5937 en 10/2606, hierna te noemen: de hoofdzaken.
1.2 De rechters hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3 Verzoeker, de wederpartij, te weten de inspecteur van de belastingdienst Holland-Midden/kantoor Hoofddorp, en de rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 20 mei 2011. Verzoeker is, met bericht, niet verschenen. De wederpartij en de rechters hebben, met bericht, evenmin gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid.
2. Beoordeling
2.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
2.2 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek samengevat aangevoerd, dat hij op grond van eerdere uitspraken van de rechtbank bevreesd is dat de rechtbank ook thans voor hun uitspraak zullen verwijzen naar een arrest van de Hoge Raad en uitspraken van het gerechtshof Amsterdam over belastingaanslagen die over eerdere jaren aan verzoeker zijn opgelegd, en dat de door hem in beroep aangevoerde gronden zullen worden genegeerd of met vooringenomenheid worden behandeld.
2.3 De feiten en omstandigheden die verzoeker daarmee ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat het fungeren van de rechters in de hoofdzaken tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden, als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Vooringenomenheid of partijdigheid van die rechters kan daar namelijk niet uit worden afgeleid. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.
2.4 Uit voornoemd artikel 8:15 van de Awb volgt voorts dat een wrakingsverzoek slechts de rechters kan betreffen die de zaak van de betrokken partij behandelen. Dit brengt mee dat het wrakingsverzoek, voor zover het de leden van de rechtbank Haarlem betreft die niet met de behandeling van verzoekers beroepen zijn belast, geen wrakingsverzoek is in de zin van de Awb en het verzoek in zoverre niet-ontvankelijk is.
2.5 Gelet op het vorengaande zal de rechtbank het verzoek deels afwijzen en deels niet-ontvankelijk verklaren.
2.6 Verzoeker heeft bij herhaling wrakingsverzoeken gedaan op dezelfde gronden als in het onderhavige wrakingsverzoek. De vorige verzoeken betreffen zaaknummers 141666/HA RK 07-127, beslissing 20 december 2007, en 173170/HA RK 10-105, beslissing 15 september 2010 en zijn ongegrond verklaard. Het bij herhaling indienen van wrakingsverzoeken op dezelfde gronden duidt de rechtbank als misbruik van het rechtsmiddel wraking. Gelet daarop ziet de rechtbank aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid, Awb. Hierin is bepaald dat in geval van misbruik de rechtbank kan bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 wijst het verzoek om wraking af voor zover het betrekking heeft op de rechters mrs. [B], [C] en [D] en niet-ontvankelijk voor zover het verzoek betrekking heeft op de andere leden van de rechtbank Haarlem;
3.2 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling wordt genomen;
3.3 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de wederpartij en de rechters een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.4 beveelt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.S. de Groot, voorzitter, en mrs. A.J. van der Meer en J.M. Janse van Mantgem, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2011 in tegenwoordigheid van drs. A.M. Jones als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.