ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ6279

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
129162 - HA ZA 06-1349
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming nieuwe deskundigen in onteigeningsprocedure en waardering van onteigend perceel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem werd behandeld, ging het om de benoeming van nieuwe deskundigen in een onteigeningsprocedure. De reeds benoemde deskundigen hadden in hun aanvullend advies de waarde van het onteigende perceel opnieuw vastgesteld, zonder de bestemming in aanmerking te nemen. De onteigenende partij, de gemeente Haarlemmermeer, stelde dat de deskundigen de door de onteigende partij aangedragen vergelijkingen niet hadden meegenomen in hun waardering. De rechtbank oordeelde dat de huidige deskundigen niet opnieuw advies konden uitbrengen, omdat dit hen zou dwingen terug te komen op hun eerdere adviezen. De gemeente had bezwaar tegen de benoeming van nieuwe deskundigen, maar de rechtbank besloot dat er geen aanleiding was om terug te komen op haar eerdere beslissing om nieuw onderzoek te gelasten. De rechtbank gaf aan dat de nieuwe deskundigen de waarde van het onteigende moesten vaststellen, waarbij zij de eerdere adviezen als uitgangspunt moesten nemen. De rechtbank verwees de zaak naar de rol van 18 mei 2011, zodat partijen zich konden uitlaten over de benoeming van de deskundigen. De rechtbank hield verdere beslissingen aan totdat partijen hun standpunten hadden ingediend.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 129162 / HA ZA 06-1349
Vonnis van 27 april 2011
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
zetelend te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
advocaat mr. J.C. Binnerts te Haarlem,
tegen
[A],
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
gedaagde,
advocaat mr. drs. H.J.M. van Schie te Schiphol-Rijk,
en tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHIPSHOL IV B.V.,
Gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
interveniënte,
advocaat mr. drs. H.J.M. van Schie te Schiphol-Rijk.
Partijen zullen hierna de gemeente, respectievelijk [A] en Chipshol genoemd worden. [A] en Chipshol zullen tezamen ook [A] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 februari 2011
- de akte uitlating aan de zijde van de gemeente
- de akte aan de zijde van [A].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij voormeld tussenvonnis heeft de rechtbank bepaald dat zij een nieuw onderzoek zal gelasten teneinde de in dat vonnis bedoelde advisering over de waarde van de grond te verkrijgen. Daarbij heeft zij zich voorgesteld tot deskundigen te benoemen mr. H.J.M. van Mierlo te Breda, ir. C.A.G. Kea te Leimuiden en ir. H. Leonard te Dordrecht. Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over deze voorgenomen benoeming, van welke gelegenheid de gemeente en [A] bij voornoemde akten gebruik hebben gemaakt.
2.2. De gemeente heeft zich primair op het standpunt gesteld dat kort gezegd in de wijze waarop de huidige deskundigen hun werk hebben gedaan geen enkele reden is gelegen om nieuwe deskundigen te benoemen. Andere goede redenen om daartoe over te gaan zijn er volgens haar evenmin. Benoeming van een nieuwe commissie van deskundigen zal gepaard gaan met veel tijdverlies en een sterke toename van de kosten van het onteigeningsgeding, aldus de gemeente.
2.3. In hetgeen de gemeente heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om terug te komen op haar beslissing aanvullend onderzoek door nieuwe deskundigen te gelasten. Immers, de huidige deskundigen hebben zich in hun advies van 2 april 2009 reeds uitgelaten over de waarde van het perceel, uitgaande van een agrarische bestemming met enige verwachtingswaarde, en die waarde bepaald op EUR 15,00 per m2. Vooruitlopend op de beslissing van de rechtbank over de implicatie van de arresten van de Hoge Raad van 9 juli 2010 voor het tussenvonnis van 7 juli 2010, hebben zij zich in hun aanvullend advies andermaal uitgelaten over de waarde van het onteigende, de bestemming weggedacht. Daarbij hebben zij zich gebaseerd op hun op kennis en ervaring gebaseerd intuïtief inzicht en de waarde opnieuw bepaald op EUR 15,00 per m2. De stelling van de gemeente dat zij daarbij acht hebben geslagen op de door Chipshol ter vergelijking aangedragen transacties vindt geen steun in het aanvullend advies. Dit geldt te meer nu uit het aanvullend advies niet blijkt dat partijen in de gelegenheid zijn gesteld op voorhand opmerkingen te maken over de implicatie van bedoelde arresten voor de waardering van het onteigende. Gelet op de adviezen die de deskundigen reeds hebben uitgebracht,kan, naar het oordeel van de rechtbank van de huidige deskundigen niet worden gevergd dat zij, de overwegingen van de rechtbank in het tussenvonnis van 2 februari 2011 indachtig, andermaal advies uitbrengen, omdat zij daarbij mogelijk terug zouden moeten komen op hun eerdere adviezen.
2.4. Subsidiair heeft de gemeente geen bezwaar tegen de voorgestelde deskundigen. [A] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij in het duister tast met betrekking tot de deskundigheid van Kea en Leonard, beiden voornoemd, en daarom geen standpunt kan bepalen over de vraag of zij de vereiste deskundigheid beschikken. Dit betoog treft geen doel. Beide deskundigen hebben de nodige ervaring met taxaties in onteigeningsprocedures, zodat hun deskundigheid voorondersteld kan worden. Nu geen van partijen bezwaren tegen de voorgenomen benoeming van deze deskundigen heeft ingebracht, zal de rechtbank aan dat voornemen uitvoering geven.
2.5. [A] heeft voorts gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de benoeming van mr. H.J.M. van Mierlo en daarbij onder meer gewezen op de duurzame adviesrelatie tussen deze deskundige (als rechtbankdeskundige voor de rechtbank ’s-Gravenhage) en de voorzitter van de huidige commissie van deskundigen (als rechter-plaatsvervanger in onteigeningszaken bij die rechtbank). De beoogde deskundige staat naar het oordeel van [A] daarom niet volledig vrij, hetgeen hem zou kunnen belasten bij de advisering. Dit betoog slaagt en is voor de rechtbank aanleiding de zaak naar de rol van 18 mei 2011 te verwijzen, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de persoon van de derde te benoemen deskundige. Deze deskundige zal als beoogd voorzitter van de commissie van deskundigen een in het onteigeningsrecht gespecialiseerd jurist moeten zijn. De rechtbank geeft partijen in overweging ter zake een eensluidend voorstel te doen. Indien zij niet tot een eensluidend voorstel komen, zal de rechtbank zelf een derde deskundige aanzoeken. Met het oog daarop dienen partijen in dat geval op voorhand aan te geven tegen welke perso(o)n(en) zij gemotiveerde bezwaren hebben.
2.6. Voor zover partijen uit het tussenvonnis van 2 februari 2011 hebben afgeleid dat de rechtbank behoefte heeft aan een volledig nieuw advies, berust dat op een misverstand. Het onderzoek en advies zal slechts betrekking moeten hebben op de waarde van het onteigende, de bestemming weggedacht, waarbij de nieuw te benoemen deskundigen hoofdstuk I, hoofdstuk II tot en met paragraaf 14 en hoofdstuk III paragraaf 20 en 21 van het advies van 2 april 2009 als vaststaand moeten aanmerken en in hun advies als ingelast mogen beschouwen. Aldus wordt (ook) zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan het bezwaar van de gemeente dat benoeming van een nieuwe commissie gepaard zal gaan met veel tijdverlies en een sterke toename van de kosten.
2.7. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de nieuw te benoemen deskundigen opdragen de schadeloosstelling te begroten met inachtneming van het hiervoor als vaststaand aangemerkte deel van het advies van 2 april 2009 en van het tussenvonnis van 2 februari 2011, meer in het bijzonder rechtsoverweging 2.15 van dat tussenvonnis. Deskundigen zullen daarbij niet alleen de schadeloosstelling gemotiveerd moeten onderbouwen, maar ook de keuze voor de gekozen waarderingsmethodiek.
2.8. Bij brief van 2 maart 2011 heeft de voorzitter van de huidige commissie van deskundigen de rechtbank verzocht in het geval van benoeming van andere deskundigen de aan de huidige deskundigen toe te leggen kosten in de onderhavige procedure en de procedure met rolnummer 132985 te begroten, zoals voorgesteld in de brief van 7 december 2010 en daarbij tevens te bepalen dat deze kosten door de gemeente behoren te worden voldaan, behoudens en voor zover de rechtbank in verband met de omstandigheden van het geding aanleiding ziet van de hoofdregel af te wijken. Nu partijen zich over dit verzoek nog niet hebben uitgelaten zullen zij in de gelegenheid worden gesteld dat bij akte te doen.
2.9. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verwijst de zaak naar de rol van 18 mei 2011 voor het nemen van een akte door ieder der partijen als bedoeld in 2.5 en 2.8,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Sicking, mr. E.L. Grosheide en mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2011.?