ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ6529

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
500511 \ CV EXPL 11-2644
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering Zorgverzekeraar wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 19 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A. (hierna: Zorgverzekeraar) en een gedaagde partij. De Zorgverzekeraar vorderde betaling van een eigen risico van €265,00, dat door de gedaagde niet was voldaan. De gedaagde had in de periode van 1 mei 2010 tot en met 31 mei 2010 ziektekosten gemaakt, welke kosten door de Zorgverzekeraar aan de zorgverleners waren voldaan. De Zorgverzekeraar stelde dat de gedaagde, als verzekeringnemer, verplicht was om het eigen risico te betalen voor alle personen die onder zijn polis vielen, inclusief zijn echtgenote.

De kantonrechter heeft de vordering van de Zorgverzekeraar afgewezen. De rechter oordeelde dat de Zorgverzekeraar niet voldoende had aangetoond dat er daadwerkelijk kosten waren gemaakt voor zorgverlening aan de echtgenote van de gedaagde. Aangezien de Zorgverzekeraar verzuimd had te stellen en aan te tonen dat er kosten waren gemaakt voor de zorgverlening aan de echtgenote, kon er geen aanspraak worden gemaakt op het eigen risico dat voor haar gold. De kantonrechter heeft de Zorgverzekeraar, als in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die bestonden uit €25,00 aan reis- en verblijfkosten en €60,00 aan salaris voor de gemachtigde.

De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en onderbouwde vordering in civiele procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op verzekeringen en eigen risico's. De rechter heeft de Zorgverzekeraar erop gewezen dat zonder bewijs van gemaakte zorgkosten, de vordering niet kan worden toegewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en is openbaar uitgesproken op de zitting van 19 mei 2011.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 500511 \ CV EXPL 11-2644
datum uitspraak: 19 mei 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
O.W.M. Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A.
te Tilburg
eisende partij
hierna te noemen Zorgverzekeraar
gemachtigde Flanderijn & van Eck
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
voorheen procederende in persoon, thans met gemachtigde mr. S.L. Sarin
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk¬ken:
- de dagvaarding van 2 februari 2011,
- het proces-verbaal van de zitting van 24 februari 2011 houdende de mondelinge conclusie van antwoord, met producties,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek, met één productie.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a. [gedaagde] is met zijn gezinsleden tegen ziektekosten verzekerd bij Zorgverzekeraar.
b. Zorgverzekeraar heeft aan [gedaagde] een eigen risico in rekening gebracht van €265,00.
c. [gedaagde] heeft het onder b genoemde bedrag niet betaald.
De vordering
Zorgverzekeraar vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan Zorgverzekeraar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen €355,95, vermeerderd met de wettelijke rente over €265,00 vanaf 2 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Zorgverzekeraar heeft bij dagvaarding het volgende aan de vordering ten grond¬slag gelegd:
Uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst met [gedaagde] heeft Zorgverzekeraar van hem het voor het jaar 2010 overeengekomen bedrag van €265,00 aan eigen risico te vorderen. Dit bedrag is onbetaald gebleven.
[gedaagde] heeft in de periode van 1 mei 2010 tot en met 31 mei 2010 ziektekosten gemaakt. Deze kosten zijn bij Zorgverzekeraar in rekening gebracht, waarna Zorgverzekeraar die kosten heeft voldaan aan de zorgverleners.
Zorgverzekeraar heeft bij de betaling geen rekening gehouden met het eigen risico van [gedaagde].
Bij haar conclusie van repliek heeft Zorgverzekeraar het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd:
Uit de polis van [gedaagde] volgt dat zowel [gedaagde] zelf als zes andere personen onder zijn polis vallen. Onder punt 7.1 van de verzekeringsvoorwaarden staat dat verzekeringnemer gehouden is de kosten van het eigen risico te betalen. Hieruit volgt dat [gedaagde] voor alle personen vermeld op zijn polis verplicht is de verschuldigde kosten te betalen.
De twee betalingen van [gedaagde] van €11,29 en €253,71 hebben betrekking op het eigen risico 2010 van [gedaagde] en zien niet op de onderhavige vordering. De onderhavige vordering heeft betrekking op het nog openstaande bedrag aan eigen risico van mevrouw
R. el Mesbahi-B en Ali. Deze mevrouw staat ook op de polis, zodat [gedaagde] ook voor haar moet betalen.
Voorts heeft Zorgverzekeraar gesteld dat [gedaagde] door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, Zorgverzekeraar heeft genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. Zorgverzekeraar heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van €89,25. [gedaagde] dient deze kosten ingevolge de algemene betalingsvoorwaarden dan wel ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub c BW aan Zorgverzekeraar te voldoen.
Voorts is [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd geworden. Deze bedraagt, berekend tot en met 2 februari 2011, €1,70.
Het verweer
[gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
1. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering als ongegrond moet worden afgewezen en overweegt daartoe het volgende.
2. Bij dagvaarding heeft Zorgverzekeraar gesteld dat kosten zijn voldaan wegens aan [gedaagde] verleende zorg.
3. Bij haar conclusie van repliek stelt Zorgverzekeraar dat het gaat om het eigen risico van de echtgenote van [gedaagde].
4. Zorgverzekeraar heeft evenwel verzuimd te stellen en aan te tonen dat kosten zijn gemaakt wegens aan de echtgenote van [gedaagde] verleende zorg.
5. Voor verhaal van het eigen risico kan alleen sprake zijn als er ook daadwerkelijk kosten wegens zorgverlening zijn gemaakt.
6. Nu dergelijke kosten ten aanzien van de echtgenote van [gedaagde] niet zijn gesteld en ook anders niet zijn gebleken, kan Zorgverzekeraar geen aanspraak maken op het eigen risico dat voor die echtgenote geldt.
7. De vordering zal op grond van het vorenstaande worden afgewezen, met veroordeling van Zorgverzekeraar, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten.
8. Omdat [gedaagde] zich bij zijn conclusie van antwoord nog niet door een professionele gemachtigde heeft laten bijstaan, komen op grond van het bepaalde bij artikel 238 Rv voor vergoeding slechts de noodzakelijke reis- en verblijfkosten in aanmerking.
[gedaagde] zal voor die kosten €25,00 worden toegekend aangezien hij op 24 februari 2011 in persoon ter zitting is verschenen.
9. [gedaagde] heeft zich vervolgens ten behoeve van zijn conclusie van dupliek voorzien van bijstand van een gemachtigde. Voor de werkzaamheden van die gemachtigde zal
1 punt salaris worden toegekend, zijnde €60,00.
Beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt Zorgverzekeraar in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op €25,00 aan reis- en verblijfkosten en op €60,00 wegens salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.