ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ8947

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-660694-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Sassenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging van arts en verpleegkundige in ziekenhuis na emotionele uitbarsting

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 22 juni 2011, stond de verdachte terecht voor bedreiging van twee zorgverleners in een ziekenhuis. De verdachte, wiens vrouw in de terminale fase van galblaaskanker verkeerde, had op 8 januari 2009 in het ziekenhuis een emotioneel geladen gesprek met internist [aangeefster 1] en verpleegkundige [aangeefster 2]. Tijdens dit gesprek uitte hij bedreigende uitspraken, zoals 'Zal ik je wurgen' en 'Ik zal je killen'. De rechtbank moest beoordelen of deze uitspraken en gedragingen als strafbare bedreiging konden worden gekwalificeerd. De politierechter oordeelde dat, hoewel de bewoordingen van de verdachte onbetamelijk waren en vrees konden aanjagen, ze niet voldeden aan de wettelijke definitie van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling. De rechter concludeerde dat de gedragingen van de verdachte eerder als een poging tot mishandeling konden worden gekwalificeerd, maar niet als een strafbare bedreiging. De politierechter verklaarde de verdachte dan ook vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet was voldaan aan de bestanddelen van een strafbare bedreiging in de zin van de wet. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de context van emotionele situaties in overweging te nemen bij het beoordelen van bedreigende uitspraken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Politierechter
Parketnummer: 15/660694-09
Uitspraakdatum: 22 juni 2011
Tegenspraak
Schriftelijk strafvonnis (art. 379 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 augustus 2009, 28 januari 2010, 7 oktober 2010 en 8 juni 2011 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na toegelaten wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 12 augustus 2009, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 08 januari 2009 te Purmerend [aangeefster 1] en/of [aangeefster 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zijn (tot vuist gebalde) hand opgeheven en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd:
- "Zal ik je wurgen en zal ik je slaan, vuile hoer en teringtrut" en/of
- "Ik krijg je wel, ik pak je later wel" en/of
- "ik zal je killen en wurgen" en/of
- "en jou krijg ik ook nog wel, kuthoer",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2:
(parketnummer 15/661623-09)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 januari 2009 tot en met 24 maart 2009 te Purmerend opzettelijk, door middel van het openlijk tentoonstellen en/of aanslaan van (een) geschrift(en) en/of verspreiding van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [betrokkene 1] en/of [aangeefster 1] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel op de internetsite [site] een artikel/geschrift, waarop staat over die [betrokkene 1] en/of die [aangeefster 1] en/of waarin wordt verwezen naar die [betrokkene 1] en/of die [aangeefster 1] (middels de woorden):
- uitermate onbeschofte en wildvreemde medische wijven, c.q. kwakzalvers in de terminale zorg zonder functioneel geweten en/of
- dat onbeschofte wijf (die [aangeefster 1]) dat als kankergezwel in de zorg het welzijn van mijn geliefde vrouw via slap geouwehoer met derden aan haar bed wenste op te offeren en/of
- wat voor ontzettende smerig wijf genaamd [aangeefster 1] had verscholen in een doktersjas en/of
- met het bellen van de politie hadden zij (die [aangeefster 1] en [betrokkene 1]) controle op hun ernstig handelen/nalaten anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken ten laste van het welzijn van mijn geliefde vrouw uitgeschakeld ter bevrediging van hun primitieve lustgevoelens en/of
- stierf zij onder controle van de medische duivel en/of
- de gruwelijke wijze waarop mijn zeer geliefde vrouw door godsdienstfanaten werd omgebracht en/of
- het voorgaande vertegenwoordigt een onnatuurlijke dood, beter gezegd, moord met voorbedachte rade,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, zoals aan deze telastelegging gehecht en daarvan deel uitmakende, tentoongesteld en/of aangeslagen en/of verspreid;
Feit 3:
(parketnummer 15/661623-09)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2009 tot en met 11 mei 2009 te Purmerend (telkens) opzettelijk, door middel van het (telkens) openlijk tentoonstellen en/of aanslaan van (een) geschrift(en) en/of verspreiding van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [betrokkene 1] en/of [aangeefster 1] (telkens) heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan (telkens) ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel (telkens) een viertal brieven gericht aan [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] en/of
de Raad van Bestuur van het [naam ziekenhuis] verzonden waarin (telkens) staat over die [betrokkene 1] en/of die [aangeefster 1] en/of waarin (telkens) wordt verwezen naar die [betrokkene 1] en/of die [aangeefster 1] (middels de woorden):
- foutieve medische handelingen door internisten [betrokkene 1] en [aangeefster 1] en/of
- medisch minderbegaafden van het vrouwelijke geslacht en/of
- internist [betrokkene 1] het welzijn van zijn vrouw wenste te degraderen tot studiemateriaal en/of
- het om het leven brengen van terminale patiënte (...) op de door [aangeefster 1] gewenste wijze te weten via langdurige verstikking en/of
- medische kwakzalvers en/of
- duivels van het vrouwelijk geslacht,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, zoals aan deze telastelegging gehecht en daarvan deel uitmakende, tentoongesteld en/of aangeslagen en/of verspreid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de politierechter de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de politierechter bij (mondelinge) beslissing op de terechtzitting van 28 januari 2010 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vervolging. Nadien heeft het onderzoek ter terechtzitting zich gericht op het onder 1 ten laste gelegde feit.
2. Voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De politierechter heeft, zoals hiervoor vermeld, bij (mondelinge) beslissing ter terechtzitting van 28 januari 2010 het openbaar ministerie ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
De raadsman van verdachte heeft zich (primair) op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ook ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging, aangezien sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Daarbij speelt, aldus de raadsman, ook een rol de vraag of sprake is geweest van een opeenstapeling van vormverzuimen en onzorgvuldig handelen van het openbaar ministerie.
De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunt- zakelijk weergegeven - aangevoerd dat:
1. de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest;
2. verdachte voorafgaand aan zijn verhoor geen advocaat heeft mogen spreken;
3. aan verdachte twee identieke dagvaardingen zijn uitgereikt;
4. het openbaar ministerie tot vervolging ter zake belediging en smaad is overgegaan terwijl er geen klacht en verzoek tot vervolging waren gedaan;
5. het in strijd is met algemene beginselen van behoorlijk bestuur om verdachte te vervolgen voor woorden die zijn geuit op het sterfbed van zijn vrouw en deze vervolging te entameren met een politie-inval.
De politierechter overweegt ten aanzien hiervan het volgende:
Ad 1: De aanhouding van verdachte.
Zoals eerder door de politierechter ter terechtzitting d.d. 12 augustus 2009 met betrekking tot de beslissing ten aanzien van het gevoerde preliminair verweer van verdachte is overwogen, moet worden aangenomen dat van de aanhoudingsbevoegdheid buiten heterdaad in beginsel pas gebruik mag worden gemaakt nadat een verdachte eerst is uitgenodigd om op het politiebureau te verschijnen, tenzij de aanhouding direct noodzakelijk is. Dat ten aanzien van verdachte van deze uitnodiging zou zijn afgezien vanwege het agressieve gedrag van verdachte in het ziekenhuis, weegt naar het oordeel van de politierechter onvoldoende zwaar. Immers, verdachte heeft zich na het gebeuren rond het overlijden van zijn vrouw in het ziekenhuis op 8 januari 2009, op het moment dat hij afscheid kwam nemen van zijn overleden vrouw in het ziekenhuis, keurig gedragen, zo blijkt uit het dossier. Ook vanuit menselijk oogpunt kan de aanhouding van verdachte in zijn woning, enkele weken later en kort na het overlijden van zijn vrouw, onachtzaam worden geacht. De politierechter blijft van oordeel dat dit niet dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie nu van een doelbewust handelen van het openbaar ministerie niet is gebleken.
Over de rol van verbalisant [verbalisant], welke volgens de verdediging niet zakelijk in het opsporingsonderzoek zou zijn opgetreden, overweegt de politierechter het volgende. De politierechter acht het zeer wel denkbaar dat deze verbalisant, als verhorend rechercheur, meermalen contact heeft gehad met aangevers en getuigen, met name naar aanleiding van en nadat de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zich hadden voorgedaan. De politierechter is echter van oordeel dat de suggestie van de verdediging dat er een persoonlijke, niet professionele band tussen politie enerzijds en aangevers en getuigen anderzijds bestaat, waarbij sprake zou zijn van "ophitsing" van de politie en het openbaar ministerie om verdachte "een lesje te leren", elke feitelijke grondslag mist.
Ad 2. Verdachte is niet gewezen op het consultatierecht.
Dat verdachte niet is gewezen op zijn recht om voorafgaande aan zijn politieverhoren een advocaat te consulteren is weliswaar een vormverzuim, maar leidt op zichzelf niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Wel dienen volgens vaste jurisprudentie de daarbij afgelegde verklaringen van verdachte uitgesloten te worden van het bewijs.
Ad 3. Het uitreiken van twee identieke dagvaardingen aan verdachte.
Niet valt in te zien dat het uitreiken van twee identieke dagvaardingen een vormverzuim zou opleveren. Zoals ter terechtzitting d.d. 12 augustus 2009 ten aanzien van het aldaar gevoerde preliminair verweer met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding reeds is overwogen, is de dagvaarding immers op de bij de wet voorgeschreven wijze aan verdachte betekend en wist verdachte waartegen hij zich diende te verdedigen.
Ad 4. Het ontbreken van een klacht ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Wegens het ontbreken van een klacht en verzoek tot vervolging is het openbaar ministerie ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten reeds ter terechtzitting d.d. 12 januari 2010 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dat deze eindbeslissing ook zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit, mist iedere grondslag.
Ad 5. De vervolging van verdachte is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De politierechter overweegt dat aan het openbaar ministerie een ruime beoordelingsvrijheid toekomt met betrekking tot de beslissing al dan niet tot vervolging over te gaan. De politierechter is van oordeel dat niet is gebleken dat het openbaar ministerie in deze zaak niet in redelijkheid tot vervolging zou zijn overgaan, mede gelet op hetgeen zich na het gebeuren op 8 januari 2009 heeft afgespeeld. Zo heeft verdachte na het overlijden van zijn echtgenote meerdere stukken op internet gepubliceerd over het (in zijn optiek) falen van bepaalde bij naam genoemde artsen van het [naam ziekenhuis] te Purmerend. Ook heeft verdachte een aantal beledigende brieven aan het ziekenhuis verzonden waarvan aangifte terzake van smaad/smaadschrift door de directie is gedaan.
Voor de stelling dat sprake is van een opeenstapeling van verzuimen en onzorgvuldig handelen van het openbaar ministerie, bestaat - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - geen enkele grond. Ook anderszins is niet gebleken van een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen is tekort gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van zijn zaak.
De politierechter verwerpt aldus het verweer van de raadsman.
De politierechter heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1500,- (subsidiair dertig dagen hechtenis), waarvan € 750,- (subsidiair vijftien dagen hechtenis) voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
4. Bewijsoverwegingen
De politierechter constateert dat verdachte voorafgaand aan zijn verhoren bij de politie niet is gewezen op zijn consultatierecht. Zoals reeds hiervoor onder 2.ad b is overwogen, dienen deze verklaringen van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van getuige [getuige], de stiefzoon van verdachte, dient te worden uitgesloten van het bewijs nu deze getuige niet is gewezen op zijn verschoningsrecht. De politierechter is echter van oordeel dat deze verklaring wel kan worden meegewogen. Getuige [getuige] heeft immers geen belastende verklaring voor verdachte afgelegd, terwijl voorts niet is gebleken dat de inhoud van deze verklaring onjuist en/of onbetrouwbaar zou zijn.
Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, stelt de politierechter voorts vast dat het onder 1 ten laste gelegde feit twee (kort na elkaar begane) verwijten aan verdachte behelst gericht tegen twee verschillende aangevers, welke hem als één feit zijn ten laste gelegd. Het betreft:
- een bedreiging van aangeefster [aangeefster 1] met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling;
- een bedreiging van aangeefster [aangeefster 2] met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling.
De politierechter zal, in het kader van de vraag of verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, deze incidenten als afzonderlijke feiten beoordelen.
Bedreiging van [aangeefster 1]
De vrouw van verdachte, [naam echtgenote], lag eind 2008 tot begin januari 2009 in de laatste fase van haar leven in het [naam ziekenhuis] in Purmerend. Ze had galblaaskanker en zou volgens verdachte euthanasie hebben gewenst. De artsen zouden hieraan geen medewerking hebben willen verlenen, wat leidde tot een conflict met verdachte. De toestand van [naam echtgenote] was begin januari 2009 ernstig verslechterd en verdachte maakte zich grote zorgen over de wijze waarop zijn vrouw zou komen te overlijden en wilde beslist niet dat zij door verstikking zou komen te overlijden.[1]
Op 9 januari 2009 doet [aangeefster 1], internist in het [naam ziekenhuis], aangifte van bedreiging. Zij verklaart dat zij op 8 januari 2009 samen met verpleegkundige [aangeefster 2] in een spreekkamer van het ziekenhuis een gesprek had met verdachte, zijn stiefzoon en diens echtgenote.[2] Verdachte heeft ter terechtzitting hierover verklaard dat hij die middag gemerkt dat zijn vrouw het benauwd had en dacht dat zijn vrouw lag te stikken. Omdat hij graag wilde dat door het plegen van euthanasie zijn vrouw zou worden behoed voor de verstikkingsdood, drong hij tijdens dit gesprek hier opnieuw op aan, maar dit werd opnieuw geweigerd[3].
Aangeefster [aangeefster 1] verklaart zowel tegenover de politie als bij de rechter-commissaris dat het gesprek met de familie vervolgens escaleerde. Zij verklaart: "Ik zag dat [verdachte] opstond en in mijn richting kwam. Hij kwam in mijn persoonlijke vrijheid. Ik voelde me daardoor al onbehaaglijk. Ik zag dat [verdachte] met een gebalde vuist voor mij stond en de andere hand voor mijn keel hield, kennelijk met het doelend een beweging te maken alsof hij mij wilde wurgen. Dat lukte niet, hij maakte ook de beweging alsof hij mij met gebalde vuist wilde slaan. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei, terwijl hij mij aankeek: 'zal ik je wurgen' en zei hij tevens tegen mij dat hij mij in elkaar zou slaan." Vervolgens is de verpleegkundige samen met de zoon en schoondochter er tussen gesprongen en hebben [verdachte] kunnen tegenhouden en hebben hem de kamer uitgewerkt. Ik hoorde vervolgens dat [verdachte] op de gang naar mij riep: 'Reken er maar op dat ik vanavond hier gewoon blijf slapen en ik krijg je nog wel en ik pak je later wel', of woorden van gelijke strekking."[4]
De verpleegkundige [aangeefster 2] verklaart in haar aangifte van 8 januari 2009 dat zij tijdens het gesprek de indruk kreeg dat verdachte niet luisterde naar dokter [aangeefster 1] en in zijn eigen wereld verkeerde. Op enig moment stond verdachte op en [aangeefster 2] zag dat [verdachte] een stap in de richting van dokter [aangeefster 1] zette en met zijn linkerhand dokter [aangeefster 1] bij haar keel wilde pakken. Verder zag zij dat hij zijn rechterhand in een vuist balde en hiermee dreigde te slaan. Ik hoorde dat hij zei: 'Ik zal je killen en wurgen'.[5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met gebalde vuist tegenover aangeefster heeft gestaan en heeft gezegd: "Vuile stinkende hoer. Ik ben in staat je met deze vuist voor je bek te slaan en daarom ga ik weg." Van enige daadwerkelijke bedreiging zou geen sprake zijn geweest, maar verdachte zou zo tot uiting hebben gegeven aan het (machteloze) gevoel dat hij had over de situatie van zijn echtgenote waarin men niet wilde ingrijpen.[6] De verklaring van verdachte vindt bevestiging in de verklaring van zijn stiefzoon, getuige [getuige] die heeft verklaard dat verdachte heeft gescholden op aangeefster [aangeefster 1] maar dat hij geen bedreigingen heeft gehoord.[7]
Bij deze stand van zaken, mede in aanmerking nemend de moeizame omstandigheden van het gesprek dat zag op het op handen zijnde overlijden van de echtgenote waarbij verdachte de vrees had dat zij zou stikken, kan in redelijkheid de vraag worden gesteld of sprake is geweest van een effectieve bedreiging. Daarbij is de politierechter van oordeel dat de bewoordingen "Ik ben in staat je met deze vuist te slaan" of woorden van gelijke strekking en daarbij een tot vuist gebalde hand opheffen, juridisch gezien veeleer een bedreiging met mishandeling of een poging tot mishandeling opleveren. Dit betekent dat de bewoordingen en gedragingen van verdachte niet kunnen worden aangemerkt als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling, zodat niet is voldaan aan de bestanddelen van een strafbare bedreiging in de zin van de wet (artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht).
Dat aangeefster [aangeefster 1] door het gedrag van verdachte vrees is aangejaagd en verdachte op dat moment - zij het in een emotionele opwelling - de grenzen van betamelijkheid heeft overschreden, acht de politierechter zeer wel denkbaar, maar dit kan gezien hetgeen hiervoor is overwogen, geen strafbare bedreiging opleveren. Om deze redenen moet verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Bedreiging van aangeefster [aangeefster 2]
Op 9 januari 2009 heeft [aangeefster 2], verpleegkundige op de afdeling C2, Interne Oncologie van het [naam ziekenhuis], aangifte gedaan van bedreiging.[8] Zij verklaart dat zij verdachte, nadat hij op 8 januari 2009 de spreekkamer had verlaten, vroeg om normaal te doen. Zij verklaart: "Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "en jou krijg ik ook nog wel, kuthoer." Ik zag dat hij daarbij met zijn vinger naar mij wees. Ik vond dat heel vervelend en bedreigend." Tegenover de rechter-commissaris heeft [aangeefster 2] verklaard dat zij niet meer precies wist met welke bewoordingen, maar dat het leek alsof verdachte haar met de dood bedreigde.[9]
Verdachte ontkent daarentegen aangeefster te hebben bedreigd.[10]
De politierechter overweegt dat, los van de vraag of de bewoordingen waarover in de aangifte wordt gesproken - mede gelet op de context van het gebeuren die dag - bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling opleveren, de verklaring van aangeefster [aangeefster 2] geen steun vindt in enig ander wettig bewijsmiddel. Naar het oordeel van de politierechter is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte met betrekking tot aangeefster [aangeefster 2] ten laste is gelegd. Verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
De politierechter:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M. Sassenburg, politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. van de Vijver,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2011.
[1] Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 oktober 2010 en proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1] d.d. 9 januari 2009 (dossierpagina 8-10).
[2] Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1] d.d. 9 januari 2009 (dossierpagina 8-10).
[3] Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 oktober 2010.
[4] Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1] d.d. 9 januari 2009 (dossierpagina 8-10) en proces-verbaal van verhoor getuige [aangeefster 1] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2010.
[5] Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2] d.d. 13 januari 2009 (dossierpagina 12-15).
[6] Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 oktober 2010 en 8 juni 2011.
[7] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 3 februari 2009 (dossierpagina 22-23).
[8] Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2] d.d. 13 januari 2009 (dossierpagina 12-15).
[9] Proces-verbaal van verhoor getuige [aangeefster 2] bij de rechter-commissaris d.d. 19 april 2010.
[10] Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 oktober 2010.