3. Beoordeling
3.1 Allereerst overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat verzoeker tijdens de comparitie een verzoek tot wraking heeft gedaan. Tijdens de comparitie is weliswaar gesproken over wraking, maar hetgeen verzoeker heeft gezegd kan niet worden opgevat als een daadwerkelijk verzoek tot wraking, doch uitsluitend als een aankondiging van een mogelijke wraking. Verzoeker heeft tijdens de comparitie immers niet zijn gronden vermeld voor een verzoek tot wraking, terwijl uit de verklaringen van zowel verzoeker als de kantonrechter is gebleken dat de comparitie zonder onderbreking is voortgezet nadat verzoeker had gemeld een verzoek tot wraking te doen indien de vordering zou worden toegewezen. Vervolgens heeft verzoeker op 19 april 2011 een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend onder vermelding van de onder 2.1 en 2.2. vermelde gronden.
3.2 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3 Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoeker genoemde omstandigheden geen grond op voor de vrees dat de kantonrechter in dit geval de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid op zich heeft geladen, dan wel dat het haar aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.4 Vast staat dat verzoeker tijdens het eerste deel van de comparitie niet aanwezig was, omdat hij pas enige tijd na aanvang van de zitting is verschenen. Pre Wonen heeft onweersproken verklaard dat de kantonrechter de behandeling wilde sluiten toen verzoeker verscheen en dat zij vervolgens de behandeling heeft voortgezet om verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn verweer nader toe te lichten waarbij de kantonrechter aan beide partijen kritische vragen heeft gesteld. De rechtbank is van oordeel dat uit het feit dat de kantonrechter kritische vragen heeft gesteld aan verzoeker, niet kan worden afgeleid dat zij vooringenomen en partijdig is. Het is immers de taak van een kantonrechter om met een kritisch oog te kijken naar hetgeen partijen aanvoeren en partijen daarover zo nodig stevig aan de tand te voelen.
3.5 Gesteld noch gebleken is dat verzoeker zijn zaak niet voldoende voor het voetlicht heeft kunnen brengen. Zijn klachten over onderhoudsgebreken zijn stuk voor stuk besproken. Tevens is verzoeker in de gelegenheid gesteld om ter comparitie foto’s te laten zien aan Pré Wonen en de kantonrechter. Verzoeker klaagt dat deze foto’s niet in het procesdossier terecht zijn gekomen, maar gesteld noch gebleken is dat verzoeker ter comparitie heeft gemeld de foto’s in het geding te willen brengen.
3.6 Verzoeker had het gevoel dat de vordering zal worden toegewezen. Dat is echter geen grond voor wraking. Indien verzoeker het niet eens is met de uitkomst van de procedure in de hoofdzaak, staat het hem vrij om hiertegen in hoger beroep te gaan.
3.7 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond opleveren voor wraking. De rechtbank zal het verzoek afwijzen.