uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juni 2011
[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde: mr. L. de Man, advocaat,
het college van burgemeester en wethouders van Waterland,
verweerder,
derde partij:
[naam derde partij],
wonende te [woonplaats].
Bij besluit van 20 januari 2010 heeft verweerder aan [naam derde partij] (hierna: vergunninghouder) binnenplanse ontheffing en bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een dubbel woonhuis met kelder op het perceel [adres].
Daarbij heeft verweerder tevens zijn reactie op de ingebrachte zienswijzen gegeven.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 3 maart 2010 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 juli 2010 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij verwezen naar het advies van de adviescommissie voor de bezwaarschriften Waterland.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 26 augustus 2010 beroep ingesteld.
Bij brief van 7 februari 2011 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 22 maart 2011 alwaar verzoekers in persoon zijn verschenen, vergezeld van mr. H. Tienstra, kantoorgenoot van gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door F.J. van der Tol en M. Blok, beiden werkzaam bij de gemeente Waterland. Vergunninghouder is in persoon verschenen, vergezeld van zijn gezinsleden. Voorts is verschenen [naam], bouwkundig adviseur van verzoekers.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen binnen één week een schriftelijke toelichting te geven op de oppervlakteberekening. Gemachtigde van verzoekers is in de gelegenheid gesteld binnen twee dagen na ontvangst hierop te reageren.
Verweerder heeft op 29 maart 2011 in een aanvullend verweerschrift de gevraagde gegevens toegezonden. Tevens heeft verweerder verzocht een nadere zitting te bepalen.
Verzoekers hebben bij brief van 6 april 2011 om uitstel van hun reactietermijn verzocht.
De zaak is vervolgens behandeld ter zitting van 19 april 2011 alwaar verzoekers in persoon zijn verschenen, vergezeld van gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door F.J. van der Tol en A. van Melick, werkzaam bij de gemeente Waterland. Vergunninghouder is in persoon verschenen, vergezeld van zijn gezinsleden.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een nieuw standpunt te bepalen.
Bij faxbericht van 27 april 2011 hebben verzoekers verzocht om onmiddellijke schorsing van het bestreden besluit teneinde de bouwwerkzaamheden een halt toe te roepen.
Bij uitspraak van 29 april 2011 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen.
Bij brief van 28 april 2011 heeft vergunninghouder een nadere reactie gegeven.
Bij brief van 3 mei 2011 heeft verweerder kenbaar gemaakt niet tijdig te kunnen reageren en verzocht zijn bevindingen op de nadere zitting te mogen presenteren.
Bij fax van 4 mei 2011 is het verzoek afgewezen en is de reactietermijn verlengd tot 10 mei 2011.
Bij fax van 10 mei 2011 heeft verweerder zijn nadere reactie gegeven.
Verzoekers hebben bij fax van 11 mei 2011 hun reactie gegeven.
De zaak is behandeld ter zitting 13 mei 2011 door een andere voorzieningenrechter wegens langdurige afwezigheid van mr. Terwiel-Küneman. Verzoekers zijn in persoon verschenen, vergezeld van hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door F.J. van der Tol, werkzaam bij de gemeente Waterland. Vergunninghouder is in persoon verschenen, vergezeld van [naam] en zijn gezinsleden. Voorts is verschenen [naam], bouwkundig adviseur van verzoekers.
2.1 Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval geen aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Partijen zijn onder meer verdeeld over de uitleg van een aantal bepalingen van het bestemmingsplan ‘Broek in Waterland’. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek nodig is met betrekking tot de uitleg van deze bepalingen voordat uitspraak op het beroep kan worden gedaan.
2.3 Het bouwplan ziet op het oprichten van een dubbel woonhuis op het perceel [adres]. Het dubbele woonhuis dient ter vervanging van een woonhuis dat vergunninghouder heeft gesloopt. Het bouwplan is inmiddels aangepast waarbij de kelder is vervallen.
2.4 Tussen partijen is niet in geschil dat het besluit binnenplanse ontheffing te verlenen is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Het besluit bouwvergunning te verlenen heeft niet ter inzage gelegen. De voorzieningenrechter gaat hier ook van uit. Verweerder heeft derhalve het bezwaar van verzoekers tegen de verleende bouwvergunning terecht ontvankelijk verklaard.
2.5 Vast staat dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan omdat wordt gebouwd in afwijking van de bestaande situatie en de goot-, en bouwhoogte, de vorm en de oppervlakte van de woning alsmede het aantal woningen wijzigt. Ten behoeve van het realiseren van het bouwplan heeft verweerder binnenplanse ontheffing en bouwvergunning verleend.
2.6 Verzoekers wonen aan weerszijden van het bouwplan en kunnen zich met dit besluit niet verenigen. Verzoekers hebben aan het verzoek ten grondslag gelegd dat vergunninghouder is gestart met het realiseren van het bouwplan en niet bereid is de beroepsprocedure af te wachten. Verzoekers willen schorsing van de verleende bouwvergunning omdat er een groot risico bestaat dat als gevolg van de bouw, met namen de aanleg van de kelder, aanzienlijke schade zal optreden aan hun beider woningen. Tevens zal een onomkeerbare situatie ontstaan. Ter zitting hebben zij aanvullend gesteld dat daarnaast sprake zal zijn van waardedaling van hun beider woningen en dat de aanwezigheid van het bouwwerk van invloed zal zijn op eventuele nadere besluitvorming door de gemeenteraad.
2.7 De voorzieningenrechter stelt vast dat het risico op mogelijke schade aan de woningen van verzoekers zag op de aanleg van de kelder. Vergunninghouder is aan verzoekers tegemoetgekomen en heeft in een gewijzigd bouwplan de kelder te laten vervallen. Hierin is dus geen belang meer gelegen voor verzoekers om de bouw stilgelegd te krijgen.
2.8 Vergunninghouder heeft ter zitting gesteld dat indien de bouw gestopt moet worden, hij grote financiële schade zal lijden, omdat hij gebruik maakt van een kleine plaatselijke aannemer die zes werknemers heeft ingezet om tot december 2011 te werken aan de realisering van het bouwplan. Voorts heeft hij gesteld dat, als hij in december 2011 de gebouwde woning niet kan betrekken, hij zonder huisvesting zal komen te zitten.
2.9 Indien een voorlopige voorziening wordt getroffen waardoor de bouwwerkzaamheden komen stil te liggen, is aannemelijk dat de vergunninghouder onmiddellijk groot financieel nadeel lijdt. Het valt te verwachten dat de aannemer bij het stilleggen van de bouw vergunninghouder zal aanspreken voor zijn schade. Verzoekers hebben dit ook niet bestreden. Daarnaast heeft vergunninghouder aangegeven dat hij vanaf december 2011 voor vervangende woonruimte moet zorgen. Ook dit brengt naar verwachting extra kosten mee. Daar staat tegenover dat indien de bouwwerkzaamheden worden voortgezet er hoogstens een kans bestaat dat verzoekers nadeel zullen lijden. Die kans is echter om meerdere redenen niet zo groot.
2.10 In de eerste plaats heeft verweerder aangegeven van alle mogelijkheden gebruik te willen maken om het bouwplan te realiseren. Verweerder heeft aangegeven indien nodig aanvullende binnenplanse ontheffing te willen verlenen en, indien noodzakelijk, te willen bevorderen dat een projectbesluit wordt genomen. Wat verzoekers hebben aangevoerd, levert geen aanknopingspunten op om te veronderstellen dat realisering van het bouwplan binnen de wettelijke kaders niet mogelijk zal zijn. Daarbij is van belang dat de gemeenteraad van Waterland bij de totstandkoming van het bestemmingsplan ‘Broek in Waterland’ uitdrukkelijk met het bouwplan heeft ingestemd.
2.11 Ook ontstaat strikt genomen bij voltooiing van de bouw geen onomkeerbare situatie. Vergunninghouder bouwt, zoals hem inmiddels bekend is, op dit moment op eigen risico. Als de ontheffing en bouwvergunning in beroep worden vernietigd en uiteindelijk geen bouwvergunning wordt verleend voor het huidige bouwplan, zal hij hebben gebouwd zonder vergunning. Het bouwwerk zal dan geheel of gedeeltelijk moeten worden afgebroken. Verzoekers kunnen verweerder vragen handhavend op te treden. Zoals eerder is aangegeven, is de kans dat het zo ver zal komen bij de huidige stand van zaken niet zo groot gelet op de bereidheid van verweerder om mee te werken aan realisatie van het bouwplan.
2.12 In de mogelijke, overigens niet onderbouwde, waardedaling van de woningen van verzoekers door het bouwplan, kan geen reden gelegen zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening. Indien verzoekers schade lijden als gevolg van verleende ontheffing van het bestemmingsplan, hebben zij binnen de kaders van de wet aanspraak op planschadevergoeding.
2.13 Dat de gemeenteraad zich bij eventuele nadere besluitvorming over dit bouwplan zal laten beïnvloeden door een voltooid bouwplan, is zodanig hypothetisch dat dit bij het nemen van een beslissing over het verzoek om voorlopige voorziening geen gewicht in de schaal legt.
2.14 Samengevat is de situatie aldus. Tegenover een geringe kans op schade bij verzoekers in geval de bouw wordt voorgezet, staat de zekerheid van grote schade bij vergunninghouder, indien de bouw wordt stilgelegd. Het zal duidelijk zijn dat de voorzieningenrechter in dat geval het belang van de vergunninghouder het zwaarst moet laten wegen.
2.15 Het verzoek om voorlopige voorziening zal worden afgewezen.
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Brussel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.