ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ9800

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
178624/2011-523
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.A. Otter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling na eerdere afwijzing in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De vader had eerder in 2009 een verzoek tot omgang ingediend, dat was afgewezen. De vader verzocht opnieuw om een omgangsregeling, waarbij hij eenmaal per maand en gedurende de helft van de vakanties omgang met de kinderen wilde hebben. De moeder van de kinderen verzet zich hiertegen en stelt dat de vader niet in staat is om omgang te hebben vanwege zijn onduidelijke woonsituatie en eerdere incidenten, waaronder een ontvoering van de kinderen in Turkije.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er gewijzigde omstandigheden zijn, aangezien de minderjarige [naam minderjarige 1] inmiddels uitbehandeld is bij het KTJC voor trauma's die hij had opgelopen. De moeder heeft echter ernstige bezwaren tegen de omgang, onder andere vanwege de onduidelijke woonplaats van de vader en zijn gedrag in het verleden. De rechtbank heeft besloten de zaak aan te houden om meer informatie te verkrijgen over de huidige situatie van de minderjarigen en de vader. De rechtbank heeft vragen geformuleerd die beantwoord moeten worden voordat er een beslissing kan worden genomen over de omgangsregeling.

De beslissing is aangehouden tot 8 september 2011, waarbij de advocaat van de moeder is verzocht om schriftelijk te informeren over de mogelijkheden van een omgangsregeling. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdere voortgang van de procedure afhankelijk is van de ontvangen informatie.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
omgang
zaak-/rekestnr.: 178624/2011-523
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 14 juni 2011
in de zaak van:
[naam vader],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A. Sarioglu, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[naam moeder] ,
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Meerman-Padt, kantoorhoudende te Haarlem.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 14 februari 2011;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 22 maart 2011.
1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 mei 2011 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. A. Sarioglu en de moeder door mr. M. Meerman-Padt.
1.3 Op de zitting is aan de vader bijstand verleend door een tolk in de Turkse taal.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 Partijen zijn op [datum] 2001 te [plaats], Turkije met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 23 april 2009 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 3 maart 2009.
2.2 Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [naam]:
- [naam minderjarige 1], geboren op [datum] 2002 in de gemeente [plaats]
- [naam minderjarige 2], geboren op [datum] 2008 in de gemeente [plaats].
2.3 Bij eerdergenoemde echtscheidingsbeschikking is de moeder belast met het eenhoofdig gezag over deze minderjarigen. Bij beschikking van het gerechtshof van 26 oktober 2009 te Amsterdam is deze beslissing bekrachtigd.
De hoofdverblijfplaats van deze minderjarigen is bij de moeder.
2.3 Bij beschikking van deze rechtbank van 9 juni 2009 is de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen afgewezen.
3 Verzoek
3.1 De vader heeft verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen de minderjarigen en hem. Hij verzoekt te bepalen dat hij eenmaal per maand, in het laatste weekend, van vrijdag 16.00 uur tot zondag 20.00 uur omgang met de minderjarigen heeft gedurende de periode dat hij langdurig in het buitenland verblijft en eenmaal per veertien dage van vrijdag 16.00 uur tot zondag 19.00 uur wanneer hij een maand of langer in Nederland is. Daarnaast wil de vader graag omgang met de minderjarigen gedurende de helft van de vakanties, waaronder de zomervakantie en de (islamitische) feestdagen, welke dagen hij in onderling overleg met de moeder wil afspreken.
3.2 De vader stelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden omdat partijen na voormelde beschikking van 9 juni 2009 ieder hun eigen weg zijn gegaan en de emotie en de stress van de echtscheiding achter zich hebben gelaten. Hierdoor is er rust en stabiliteit ontstaan bij de minderjarigen, met name bij [naam minderjarige 1]. Hij is inmiddels uitbehandeld is bij het KTJC. Daarnaast acht hij het in het belang van beide minderjarigen dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld zodat zij weten wie hun vader is.
4 Verweer
4.1 De moeder heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt primair de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, en subsidiair het verzoek van de vader af te wijzen.
4.2 De moeder stelt dat zij door alles wat er tijdens en na het huwelijk tussen partijen is voorgevallen niet in staat om met de vader over de minderjarigen te communiceren. Zo heeft de vader in de zomer van 2010 opnieuw getracht de minderjarigen bij haar weg te halen. De vader kwam, kort nadat zij met de minderjarigen voor vakantie bij haar vader in Turkije was aangekomen, met zijn familie, politie en een deurwaarder de minderjarigen ophalen, omdat hij volgens een uitspraak van een Turkse rechtbank recht had de minderjarigen 15 dagen bij zich te houden. Uit angst voor de vader heeft de moeder haar vakantie in Turkije onmiddellijk beëindigd en is met de minderjarigen teruggekeerd naar Nederland.
Daarnaast loopt er in Turkije nog een strafrechtelijke procedure tegen de vader omdat de moeder aangifte heeft gedaan tegen de vader wegens stalking en bedreiging. Ook zou de vader een procedure tot het verkrijgen van het eenhoofdig gezag in Turkije hebben aangespannen. De moeder wordt nog steeds begeleid door gespecialiseerde Thuiszorg en heeft na het incident in Turkije opnieuw contact opgenomen met het KTJC voor hulp aan [naam minderjarige 1].
De moeder stelt voorts dat de vader niet in staat is om omgang met de minderjarigen te hebben omdat hij in Nederland geen woning meer heeft. Het door hem opgegeven adres [adres] is de voormalige echtelijke woning waar partijen al voor de echtscheiding niet meer woonden. Deze woning is verhuurd is aan derden. Uit het GBA van 28 januari 2011 blijkt dat de gemeente [plaats] de verblijfplaatsgegevens in onderzoek heeft Volgens haar is de vader sinds kort door de gemeente uitgeschreven. De moeder vertrouwt de vader niet, weet niet of hij zijn agressie-regulatietraining heeft afgerond en vreest nog steeds dat de vader de minderjarigen zal ontvoeren naar Turkije.
5 Beoordeling
5.1 In haar afwijzende beschikking van 9 juni 2009 heeft de rechtbank overwogen dat de belangen van [naam minderjarige 1] zich verzetten tegen het vaststellen van een omgangsregeling dan wel het opstaren van proefcontacten tussen de vader en de minderjarige. De behandelevaluatie van de minderjarige bij het KJTC over de gevolgen van zijn ontvoering door de vader in februari 2008 is onderdeel geweest bij het nemen van die beslissing.
5.2 De vader heeft het recht om in geval van wijziging van omstandigheden, zich in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter te wenden met het verzoek een omgangsregeling vast te stellen.
Nu niet is weersproken dat [naam minderjarige 1] inmiddels uitbehandeld is bij het KTJC voor het trauma dat hij heeft opgelopen naar aanleiding van de gevolgen van de ontvoering door de vader in februari 2008, ziet de rechtbank aanleiding om uit te gaan van gewijzigde omstandigheden, zodat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek.
5.3 Op grond van artikel 1:377a BW heeft het kind recht op omgang met zijn ouders en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat, tenzij sprake is van een van de in lid 3 van voormeld artikel genoemde feiten en omstandigheden.
De rechtbank dient daarom te beoordelen of omgang in het belang van de minderjarigen is dan wel dat sprake is van een van de ontzegginggronden van artikel 1:377 lid 3 BW.
5.3 Beide ouders schetsten de feiten en omstandigheden rond het incident in Turkije in de zomer van 2010 anders. De moeder stelt dat zij niet bij de procedure in Turkije over de omgangsregeling betrokken is geweest en evenmin op de hoogte was van de inhoud van deze beslissing. De vader heeft ter zitting verklaard dat hij de moeder tien dagen na haar aankomst in Turkije heeft geïnformeerd over de beslissing van de Turkse rechter en haar op haar verzoek deze beslissing heeft gegeven. Daarnaast stelt de vader dat de grootvader (mz) hem telefonisch toestemming heeft gegeven de minderjarigen mee te nemen. Toen hij de minderjarigen, conform de Turkse beslissing, in aanwezigheid van de politie, kwam ophalen, waren de moeder en de minderjarigen reeds teruggekeerd naar Nederland.
5.4 Los van de aanleiding en de toedracht van voormeld incident bestaat er onduidelijkheid over de woonplaats van de vader en de plaats waar een eventueel vast te stelling omgangsregeling kan plaatsvinden. De vader verblijft een groot deel van zijn tijd in Turkije en komt om de twee maanden een paar dagen naar Nederland. Hij heeft ter zitting onweersproken gelaten dat hij niet meer in Nederland in een GBA staat ingeschreven. Ook heeft hij, desgevraagd, de rechtbank in het ongewisse gelaten wat hem nog aan Nederland bindt.
De vader heeft nog aangeboden de omgangsregeling te laten plaatsvinden in de woning van zijn zuster waar hij tijdens zijn verblijf in Nederland verblijft. De moeder heeft hiertegen bezwaar omdat deze zuster haar in het verleden heeft gestalkt en zij daarom geen vertrouwen heeft in een door deze zuster begeleide omgangsregeling.
5.5 Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht,is de rechtbank op dit moment niet in staat een beslissing te geven over de vraag het vaststellen van een omgangsregeling in het belang van de minderjarigen is.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de behandeling van de zaak pro forma zal worden aangehouden om de advocaat van de moeder in de gelegenheid te stellen bij het KTJC nadere informatie in te winnen en de rechtbank te informeren. Voor zover van toepassing verzoekt de rechtbank om beantwoording van de navolgende vragen:
- is [naam minderjarige 1] inmiddels op aanvraag van de Gespecialiseerde Thuiszorg weer aangemeld bij het KTJC?
- in hoeverre is de huidige situatie rond [naam minderjarige 1] gewijzigd in vergelijking met 2008?
- is het incident in Turkije in 2010 van invloed geweest op de ontwikkeling van de minderjarige?
- zijn er op dit moment contra-indicaties voor een opbouwende omgangsregeling met de vader;
- kan de onduidelijke woonsituatie van de vader in Nederland en het feit dat de vader zijn hoofdverblijf in Turkije van invloed zijn op een nader vast te stellen omgangsregeling voor [naam minderjarige 1], in aanmerking genomen hetgeen in 2008 is voorgevallen.
5.6 In afwachting van de uitkomst van de informatie van het KTJC over [naam minderjarige 1], zal de rechtbank de beslissing over een (tijdelijke) omgangsregeling tussen de vader en [naam minderjarige 2] eveneens aanhouden.
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1 Houdt de beslissing aan tot 8 september 2011 PR FORMA.
6.2 Verzoekt de advocaat van de moeder de rechtbank schriftelijk te informeren omtrent de mogelijkheden van een omgangsregeling e.e.a. op basis van de in rechtsoverweging 5.5 gestelde vragen.
6.3 Bepaalt dat het schriftelijk bericht uiterlijk op 18 augustus 2011 door de rechtbank en de wederpartij ontvangen dient te zijn.
6.4 Stelt de advocaat van de vader in de gelegenheid een schriftelijke reactie op deze informatie te geven, welke informatie uiterlijk op 1 september 2011 door de rechtbank en de wederpartij ontvangen dient te zijn.
6.5 Wijst erop dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2011.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.