De feiten
a [Gedaagde] is een onderneming die zich bezighoudt met de fabricage van en groothandel in rolluiken en zonweringen.
b. [eiser], 46 jaar oud, is op 3 april 2002 bij [gedaagde] in dienst getreden. Hij was werkzaam als productiemedewerker voor een salaris van € 1.805,75 bruto per maand exclusief vakantiegeld.
c. Op 27 september 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de directeur van [gedaagde], [[XXX], en [eiser]. In dat gesprek is de verhouding tussen [eiser] en de productieleider[YYY] aan de orde geweest.
d. Bij aangetekende brief van 1 oktober 2010 heef [gedaagde] aan [eiser] het volgende geschreven: ‘Vandaag heeft mijn productieleider, de [YYY], u gevraagd om werkzaamheden te gaan verrichten op de afdeling rolluiken. Dit in verband met het onvoldoende voorhanden zijn van werkzaamheden op de afdeling screens, waar u werkzaam was. Hij heeft u dit meermaals gevraagd, te weten om 7.50 uur en om 8.20 en om 9.30. U weigerde gehoor te geven aan zijn oproep, werd zelfs agressief en bejegende hem onheus. Ik kan uw gedrag in dezen niet accepteren. U krijgt hierbij een officiële waarschuwing in verband met werkweigering en wij zullen de loondoorbetaling met onmiddellijke ingang stopzetten. Ik maan u hierbij om uw werkzaamheden per aanstaande maandag te hervatten. Doet u dit niet dan zijn wij genoodzaakt zwaardere maatregelen te treffen, waarbij ontslag op staande voet niet uitgesloten moet worden.’
e. Bij brief van 4 oktober 2010 heef [gedaagde] aan [eiser] het volgende geschreven: ‘U heeft hiervoor afgelopen vrijdag een brief ontvangen waarin wij aangaven de loondoorbetaling stop te zetten in verband met werkweigering. Daarnaast hebben wij aangegeven dat als u vandaag, 4 oktober, uw werkzaamheden niet zou hervatten wij genoodzaakt waren tot ontslag op staande voet. De inhoud van deze brief met de mogelijke consequenties heb ik vanochtend in een gesprek om 08.45 uur met u besproken. Vandaag 4 oktober heb ik moeten constateren dat u wederom weigert orders van de heer [YYY] en van de voorman rolluiken aan te nemen en uit te voeren. Daarmee weigert u wederom werk. In een nieuw gesprek om 10.30 uur vandaag heb ik u mondeling wederom gewezen op de consequenties van dit gedrag. U blijft echter weigeren te luisteren naar de heer [YYY] en de voorman rolluiken. Zoals vanochtend met u besproken rest ons dan ook slechts een maatregel namelijk ontslag op staande voet met onmiddellijke ingang. Dat betekent dat uw arbeidsovereenkomst eindigt per 4 oktober 2010.’
f. Bij brief van 15 oktober 2010 heeft de gemachtigde van [eiser] de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen.
g. Op 6 april 2011 heeft [ZZZ], productiemedewerker, het volgende verklaard: ‘Om kwart voor acht ongeveer kwamen de productieleider en zijn plaatsvervanger aan de tafel staan van [eiser], waarna [eiser] direct begon te schreeuwen dat ie weg moest gaan. De productieleider vroeg hem of hij op een andere afdeling wou gaan werken. (…) En toen ging hij heel dicht bij de productieleider staan en fluisterde iets in zijn oor en gaf hem hierna een duw waarna de productieleider viel’.
h. Op 6 april 2011 heeft [AAA], productiemedewerker, het volgende verklaard: ‘Om even voor achten zijn [YYY] en [BBB] naar [eiser] toe gelopen waarop [eiser] gelijk zei dat [YYY] weg moest gaan. [YYY] vroeg hem of hij een andere afdeling wilde gaan werken en probeerde dit meerdere keren. Waarna [eiser], [YYY] voor meerdere dingen uitmaakten zoals dat hij niets te vertellen heeft. Kort daarna is [eiser] heel dicht tegen [YYY] aan gaan staan en fluisterde iets in zijn oor. (…) Op dat moment gaf [eiser] [YYY] een duw waarna [YYY] viel.’
i. Op 6 april 2011 [BBB]] magazijnmedewerker en plaatsvervangend productieleider, het volgende verklaard: ‘Om 07.45 wordt ik verzocht door de productieleider om met hem mee te lopen naar [eiser]. Dit in verband met eventuele getuigen verklaringen omdat hem gevraagd zou worden om op een andere werkplek in de productie hal te gaan staan. (…) [eiser] laat merken dat hij niet gecharmeerd is van de aanwezigheid van de productieleider in zijn gebied. (…) [eiser] (…) ging naar zijn oor toe en fluisterde iets wat ik niet kon verstaan waarna hij de PL een duw gaf en hij op de grond viel’.
j. Op 6 april 2011 heeft [YYY] (hierna: [YYY]), productieleider, het volgende verklaard: ´Om 7.45 ben ik samen met mijn plaatsvervanger naar de heer [eiser] gegaan om hem te vragen of hij op de afdeling rolluiken wilde gaan werken IVM geen werkzaamheden in de afdeling screens. Voor ik überhaupt iets kon zeggen begon de heer [eiser] al heel agressief WEG WEG WEG meerdere malen te roepen (…) Na dit moment is de heer [eiser] naar mij toe gelopen en te dicht voor mij gaan staan. Hij heeft alles nogmaals herhaald in mijn oor en voegde nog toe, en ik citeer ‘wil je me pijpen’ (…) Op dat moment geeft de heer [eiser] mij een duw en viel ik op de grond.’
h. Op verzoek van partijen heeft op 31 mei 2010 voorafgaand aan de comparitie van partijen tevens de mondelinge behandeling van het door [gedaagde] ingediende verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst plaatsgevonden. Bij beschikking van 8 juni 2011 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden met ingang van 15 juni 2011en aan [eiser] een vergoeding van € 7.000,-- toegekend.