Op grond van wat partijen over en weer aan de orde hebben gesteld en niet of onvoldoende hebben betwist staan de volgende feiten vast:
- [X.] heeft met ingang van 1 oktober 1995 van een rechtsvoorganger van Parteon gehuurd een bedrijfsruimte in het winkelcentrum [naam] in [woonplaats]. De huurovereenkomst is tweemaal met een termijn van
5 jaar verlengd en zou derhalve, behoudens verdere verlenging, voortduren tot
1 oktober 2010.
- Op 4 maart 2009 is er brand in het winkelcentrum uitgebroken. Een groot aantal winkels is geheel of gedeeltelijk verwoest of zwaar beschadigd. Dit laatste was ook het geval met de door [X.] gehuurde winkelruimte. De brand is ontstaan in een tapijtwinkel die op dat moment gesloten was.
- In de wijk [naam] waren tot de brand twee winkelcentra, te weten [naam] en het winkelcentrum in de [adres].
- Parteon heeft bij schrijven van 18 maart 2009 de huurovereenkomsten met de winkeliers ontbonden. Als reactie hierop heeft [X.] bij brief van 23 maart 2009 aan Parteon ondermeer geschreven: …Wij willen hierbij bezwaar maken tegen deze ontbinding met de daaraan gestelde voorwaarde dat Parteon geen enkele verplichting meer heeft voortvloeiend uit deze overeenkomst. Tevens kunnen wij niet akkoord gaan met de onbruikbaar verklaring van deze bedrijfsruimte…
- Parteon heeft hierop bij brief van 3 april 2009 gereageerd, waarin ondermeer staat: …Door middel van onze brief d.d. 18 maart 2009 hebben wij de huurovereenkomst ontbonden, omdat het overeengekomen huurgenot door de brand geheel onmogelijk is gemaakt. Voor het geval de brief deze ontbinding niet zou inhouden, ontbinden wij hier alsnog de overeenkomst…
- Parteon heeft onderzocht of er een tijdelijk winkelcentrum zou kunnen worden gerealiseerd. Omdat hiervoor onvoldoende draagvlak bleek te bestaan onder de betrokken ondernemers en evenmin onder de omwonenden, die een groot aantal bezwaarschriften tegen het voornemen van de gemeente Zaanstad om een ontheffing van het bestemmingsplan ter plaatse af te geven, indienden, is hier uiteindelijk vanaf gezien. Op 26 oktober 2009 is dit aan de Ondernemersvereniging kenbaar gemaakt.
- Voorafgaande aan die beslissing van Parteon heeft [X.] met Parteon een huurovereenkomst getekend voor een plaats in het tijdelijke winkelcentrum, echter met de ontbindende voorwaarde dat de overeenkomst kon worden ontbonden bij zwaarwegende bezwaren van omwonenden. Parteon heeft met een beroep op die voorwaarde de overeenkomst ontbonden.
- In het door de gemeente Zaanstad voor de wijk [naam], ontwikkelde zogenaamde “Masterplan [naam]” is sprake van slechts één winkelcentrum waarin de twee bestaande winkelcentra zouden moeten opgaan.
- Parteon heeft [X.] een alternatieve ruimte aangeboden die echter voor [X.] niet aanvaardbaar was.
- Bij vonnis in kort geding van de kantonrechter te Zaandam van 6 november 2009, gewezen tussen Vomar Voordeelmarkt als eiseres en Parteon als gedaagde is Parteon verplicht ten behoeve van de Vomar Voordeelmarkt de winkelruimte welke deze voor de brand van Parteon in [naam] huurde, te herbouwen. Daarnaast zullen andere bedrijfsruimten op de begane grond worden herbouwd, welke maatschappelijke functies krijgen.
- Vanaf mei 2009 heeft [X.] tijdelijk intrek genomen met zijn bedrijf in een garagebox.
- [X.] heeft zijn bedrijf inmiddels buiten de wijk [naam] gevestigd.
- In het verleden kende het winkelcentrum een brandmeldingsinstallatie waarvan rookdetectoren in de onderscheiden winkelruimtes deel uitmaakten. Dit systeem werd door Parteon onderhouden. Omdat deze veel storingen veroorzaakten heeft Parteon op een gegeven moment die detectoren uit geschakeld. Wel waren er in de passages buiten de winkels rookmelders aanwezig. Bij de brand in maart 2009 hebben deze ook gefunctioneerd en is het brandalarm afgegaan.
De vordering:
[X.] vordert de veroordeling van Parteon tot betaling van € 38.900,-- te vermeerderen met € 350,-- per maand vanaf 1 november 2010, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2009, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de algehele voldoening, alles uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van Parteon in de proceskosten.