ECLI:NL:RBHAA:2011:BR1465

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 504985 \ CV EXPL 11-4159
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsbepaling en verzet tegen verstekvonnis in huurzaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 15 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen [F.] en de eigenaren [X. en Y.] van een huurwoning. De zaak betreft een vordering tot betaling van hogere huur door [X. en Y.], die de huurprijs van € 394,96 per maand, vastgesteld door de Huurcommissie in 2001, willen verhogen. [F.] heeft de huurprijs altijd betaald en stelt dat de huurprijs niet kan worden verhoogd omdat de vorige verhuurder geen verzoek tot huurprijsvaststelling heeft ingediend na de uitspraak van de Huurcommissie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [X. en Y.] als opvolgers van de vorige eigenaar gebonden zijn aan de uitspraak van de Huurcommissie. De rechter oordeelt dat de huurprijs van € 394,96 moet worden gehandhaafd, tenzij [X. en Y.] een nieuw verzoek indienen bij de Huurcommissie. Het verzet van [F.] tegen het verstekvonnis van 10 februari 2011 is gegrond verklaard, en het verstekvonnis is vernietigd. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling, waarbij [X. en Y.] de gelegenheid krijgen om de indexering van de huurprijs te specificeren.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 504985 \ CV EXPL 11-4159
datum uitspraak: 15 juni 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[F.]
te [woonplaats]
opposante
hierna te noemen [F.]
gemachtigde mr. S. Faber
tegen
[X.]
en
[Y.]
beiden te [woonplaats]
geopposeerden
hierna te noemen [X. en Y.]
gemachtigde mr. S.A. Merhottein
De procedure
Bij exploot van dagvaarding van 18 januari 2011 hebben [X. en Y.] [F.] gedagvaard tegen de zitting van de kantonrechter van 27 januari 2011. [F.] is niet verschenen. Bij verstekvonnis van 10 februari 2011 is de vordering van [X. en Y.] op de in de dagvaarding genoemde gronden toegewezen.
[F.] heeft bij exploot van 21 maart 2011 [X. en Y.] aangezegd tegen voormeld vonnis in verzet te komen en heeft [X. en Y.] gedagvaard tegen de zitting van 30 maart 2011.
Bij vonnis van 13 april 2011 heeft de kantonrechter een verschijning van partijen gelast.
Partijen zin op 16 mei 2011 ter zitting verschenen. De griffier heeft aantekening gehouden van wat door of namens partijen ter zitting is verklaard.
Partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a. sedert 1 januari 1978 huurt [F.] de woning aan [adres]
b. [X. en Y.] zijn sedert 4 december 2007 eigenaar van de onaangeroerde woning.
c. Op 15 december 2000 heeft de huurcommissie in Haarlem een verzoek ontvangen van de rechtsvoorganger van [X. en Y.] tot het doen van een uitspraak over de redelijkheid van een voorstel tot huurprijsverhoging.
d. De onder c genoemde huurcommissie heeft bij uitspraak van 20 november 2001 beslist dat de laatst overeengekomen huurprijs van € 394,96 per maand gehandhaafd blijft.
e. Na die onder d genoemde uitspraak heeft de rechtsvoorganger van [X. en Y.] geen verzoek ingediend bij de kantonrechter. [X. en Y.] hebben dit evenmin gedaan.
f. [F.] heeft steeds aan huur € 394,96 per maand betaald.
De oorspronkelijke vordering van [X. en Y.]
[X. en Y.] vorderen dat de kantonrechter bij vonnis:
1. De tussen partijen bestaande huurovereenkomst zal ontbinden;
2. [F.] zal veroordelen om:
a. binnen drie dagen na de betekening van het te wijzen vonnis het perceel aan [adres], te verlaten en te ontruimen met al de zijnen/haren en al het zijne/hare, en met afgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van [X. en Y.] te stellen, met machtiging op deze om, ingeval van weigering of nalatigheid van die ontruiming, de ontruiming zelf en op kosten van [F.] te doen bewerkstelligen;
b. aan [X. en Y.] te betalen €5.769,44, met de wettelijke rente over € 5.324,09 vanaf de dag de dagvaarding tot de dag de algehele voldoening;
c. aan [X. en Y.] te betalen € 474,10 per maand te rekenen vanaf de eerste van de na 18 januari 2011 te verschijnen maand tot aan het tijdstip dat de huurovereenkomst zal zijn ontbonden;
d. aan [X. en Y.] te betalen € 474,10 per maand vanaf het tijdstip dat de huurovereenkomst zal zijn ontbonden tot de dag ter algehele ontruiming;
e. aan [X. en Y.] te vergoeden alle kosten die zij dienen te maken die redelijkerwijs voor rekening komen van [F.], welke direct voortvloeien uit de gedwongen ontruiming;
alles met de veroordeling van in de kosten van de procedure.
[X. en Y.] hebben het volgende aan de vordering ten grond¬slag gelegd:
[F.] blijft met de stipte betaling van de huurpenningen in gebreke.
Tot en met januari 2011 bedraagt de achterstand in de huurbetalingen € 5.324,09.
[X. en Y.] hebben zich genoodzaakt gezien de vordering uit handen te geven. Krachtens de bij [X. en Y.] geldende huurvoorwaarden is [F.] bij niet prompte betaling alle buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
Gezien de tekortkoming van [F.] kan van [X. en Y.] niet gevergd worden dat [F.] nog langer in het genot van het gehuurde zal worden gelaten.
Aangezien niet elke gemeente voor afvoer of opslag van de uit huis geplaatste roerende zaken zorg draagt bij gedwongen ontruiming, komen de kosten van afvoer en opslag van deze roerende zaken voor rekening van [X. en Y.]. [X. en Y.] zijn van mening dat deze kosten redelijkerwijs dienen te worden doorberekend aan [F.].
Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, heeft [F.] [X. en Y.] genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven. [X. en Y.] hebben daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van €357,00 inclusief omzetbelasting. [F.] dient deze kosten ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub c BW aan [X. en Y.] te voldoen.
Voorts is [F.] de wettelijke rente verschuldigd geworden. Deze rente bedraagt, berekend tot 18 januari 2011, € 88,35.
Ter comparitie hebben [X. en Y.] gesteld dat het juiste bedrag aan achterstallige huurpenningen tot en met april 2011 € 2.461,47 bedraagt.
Het verweer van [F.]
[F.] heeft tegen de vordering van [X. en Y.] het volgende aangevoerd:
De vorige verhuurder heeft op 20 december 2000 verzoek bij de huurcommissie ingediend tot het doen van een uitspraak over de redelijkheid van het voorstel tot huurprijsverhoging.
Bij uitspraak van 20 november 2001 heeft de huurcommissie bepaald dat de laatst overeengekomen huurprijs van € 394,96 gehandhaafd blijft. De vorige verhuurder heeft na de uitspraak geen verzoek tot huurprijsvaststelling ingediend bij de kantonrechter in Haarlem. De door de huurcommissie redelijk geachte huurprijs wordt dan ook geacht door partijen zijn overeengekomen.
Die huurprijs is nadien nooit aangepast. Het voorstel tot verhoging van de huurprijs van [X. en Y.] bij brief van 27 mei 2010 voldoet niet aan de wettelijke vereisten. [F.] heeft het voorstel tot verhoging van de huurprijs niet geaccepteerd en [X. en Y.] hebben geen verzoek ingediend bij de huurcommissie tot het doen van een uitspraak over de redelijkheid van een voorstel tot huurprijsverhoging.
De beoordeling van het geschil
1. [X. en Y.] zijn als opvolgers van de vorige eigenaar van de betrokken woning in diens rechten en plichten getreden.
2. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn [X. en Y.] daarom ook gebonden aan de uitspraak van de huurcommissie van 20 november 2001.
3. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien zou komen vast te staan dat de gebreken, die in 2001 voor de huurcommissie aanleiding waren om de huurprijs van € 394,96 te handhaven, nadien zouden zijn hersteld.
4. Gesteld dat nog gebleken is echter dat die gebreken door (de rechtsvoorganger van) [X. en Y.] zijn hersteld.
5. Indien [X. en Y.] van oordeel zijn dat de huurprijs van € 394,96 niet meer juist zou zijn, dan dienen zij zich tot de huurcommissie te wenden om de huurprijs opnieuw te doen vaststellen.
6. Aangezien [X. en Y.] niet de weg naar de huurcommissie hebben gevolgd, moet de kantonrechter nog steeds uitgaan van de juistheid van de huurprijs van € 394,96.
7. Voor zover [X. en Y.] zich op het standpunt stellen dat de huurprijs hoger is dan het bedrag van € 394,96, verwerpt de kantonrechter dit standpunt op grond van het vooraanstaande.
8. Het kantonrechter is op grond van het vorenstaande van oordeel dat [F.] terecht in verzet is gekomen van het verstekvonnis zodat dit vonnis zal worden vernietigd.
9. Uit de stellingen en specificatie van [X. en Y.] blijkt dat zij zich ook op het standpunt stellen dat de huurprijs jaarlijks geïndexeerd moet worden.
10. Nu die indexatie tussen partijen inderdaad blijkt te zijn overeengekomen, zal [F.] nog wel het bedrag van die indexering moeten voldoen.
11. [X. en Y.] zullen in de gelegenheid worden gesteld bij akte nader te specificeren welke bedragen door [F.] aan indexering verschuldigd zijn uitgaande van de huurprijs van € 394,96 per maand.
12. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
Verklaart het verzet gegrond.
Vernietigt het tussen partijen gewezen en op 10 februari 2011 uitgespro¬ken verstekvonnis.
Verwijst de zaak naar de rolzitting van:
WOENSDAG 13 juli 2011 TE 09:00 UUR
voor akte aan de zijde van [X. en Y.].
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.