ECLI:NL:RBHAA:2011:BR1495

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/3426
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de aanleg van een kunstgrasveld ten behoeve van de Aerdenhoutse Mixed Hockeyclub Rood-Wit

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de omgevingsvergunning die is verleend aan de Aerdenhoutse Mixed Hockeyclub Rood-Wit voor de aanleg van een kunstgrasveld. De voorzieningenrechter heeft op 12 juli 2011 uitspraak gedaan. Verzoekers, wonende in de gemeente Bloemendaal, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 mei 2011, waarin de vergunning werd verleend. Zij vrezen dat de aanleg van het kunstgrasveld zal leiden tot meer overlast en verkeersbewegingen, en dat het terrein niet zal worden gebruikt voor natuurontwikkeling zoals oorspronkelijk bedoeld.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedoogovereenkomst en de voorwaarden van de eerdere vergunning voor de aanleg van kunstgrasvelden niet in de weg staan aan de verlening van de huidige omgevingsvergunning. De rechter oordeelt dat de noodzaak van de aanleg van het kunstgrasveld moet worden heroverwogen door de verweerder, maar ziet geen aanleiding om het bestreden besluit te schorsen. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekers, waaronder de onrechtmatigheid van het besluit en de strijd met het bestemmingsplan, niet overtuigend genoeg geacht om tot schorsing over te gaan.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen strijd is met de structuurvisie en dat de intensivering van het gebruik van het veld niet leidt tot een uitbreiding van het ledenaantal van Rood-Wit. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 3426
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juli 2011
in de zaak van:
[verzoekers],
wonende te [woonplaats], gemeente Bloemendaal,
verzoekers,
gemachtigde: mr. C.B. de Jong, advocaat te Amsterdam,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal,
verweerder,
derde partij,
Aerdenhoutse Mixed Hockeyclub Rood-Wit,
gevestigd te Aerdenhout.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2011 heeft verweerder aan de Aerdenhoutse Mixed Hockeyclub Rood-Wit (hierna: Rood-Wit) omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een kunstgrasveld op het perceel [adres].
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 22 juni 2011 bezwaar gemaakt. Bij brief van 22 juni 2011 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 juli 2011, alwaar [verzoeker] is persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door J.J.M.M. Vissers, werkzaam bij de gemeente Bloemendaal. Voorts zijn verschenen voor Rood-Wit [naam], voorzitter en [naam], bestuurslid.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Ingevolge artikel 2.1 eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald.
2.3 Het project omvat het aanleggen van een kunstgrasveld ten behoeve van de Rood-Wit. Het aan te leggen veld heeft de afmeting van minder dan een kwart van een regulier hockeyveld en wordt gesitueerd op de plek die nu al is gebruik is als oefenveldje voor de junioren, vlakbij het clubgebouw.
2.4 Verzoekers kunnen zich niet verenigen met het besluit van 26 mei 2011. Zij vrezen meer overlast en meer verkeersbewegingen. Voorts wordt het betreffende terrein hiermee niet, zoals de bedoeling is, gebruikt voor natuurontwikkeling. Gelet op het feit dat Rood-Wit voornemens is op korte termijn te beginnen met de werkzaamheden hebben verzoekers, teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen, de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen in afwachting van de beslissing op bezwaar.
2.5 Verzoekers betogen dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Zij voeren daartoe het volgende aan.
2.6 Verzoekers betogen dat de notarieel vastgelegde gedoogovereenkomst van 11 april 2005 tussen de gemeente Bloemendaal, verzoeker [verzoeker] en Golfclub Mariënweide, (hierna: de golfclub) zich tegen verlening van vergunning verzet.
De golfclub heeft het terrein rond de hockeyvelden in onderhuur van Rood-Wit . Zij heeft dit terrein in gebruik voor haar negen holes golfbaan. De golfclub heeft een eigen clubgebouw dat met een tijdelijke vrijstelling is opgericht. [verzoeker] heeft destijds bezwaar gemaakt tegen deze bebouwing. Dit bezwaar is ingetrokken nadat tussen partijen, dat wil zeggen de golfclub, verweerder en [verzoeker], eerdergenoemde gedoogovereenkomst was gesloten. Bij deze overeenkomst was Rood-Wit geen partij. Deze gedoogovereenkomst hield in de kern in dat uiterlijk augustus 2009 het bouwwerk zou worden verwijderd en dat de gronden die de golfclub in gebruik had terug werden gegeven aan de natuur. Dit is niet gebeurd, omdat duidelijk was geworden dat de ambitie om de nieuwe plannen voor een ecologische golfbaan in Woestduin te verwezenlijken, geen doorgang konden vinden. De golfclub zit nog steeds op de locatie nabij de hockeyclub en zal positief worden bestemd in het nieuwe bestemmingsplan in wording “Aerdenhout 2011”. De betreffende gronden krijgen daarin de bestemming “recreatie” met functieaanduiding golfbaan.
Gebleken is dat verzoekers en verweerder ieder hun eigen uitleg geven aan de gedoogovereenkomst. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat de golfclub de huidige locatie in 2009 had moeten verlaten en dat de gronden hadden moeten worden teruggegeven aan de natuur. Zij stellen zich op het standpunt dat verweerder de gemaakte afspraken niet nakomt. De golfclub is er immers nog steeds en bovendien zijn verzoekers in een slechtere positie omdat er weer een stukje natuur in gebruik komt bij Rood-Wit. Verzoekers zijn van mening dat verweerder zich schuldig maakt aan salamitactiek.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de reden voor afwijking van de gemaakte afspraken is gelegen in het feit dat de verhuizing van de golfclub naar Woestduin niet doorgaat. De gemaakte afspraken in de gedoogovereenkomst gelden alleen voor het geval de golfclub de huidige locatie verlaat, aldus verweerder.
De voorzieningenrechter stelt vast dat hier – ten aanzien van al dan niet nakomen van deze afspraken – geen taak is weggelegd voor de bestuursrechter. Het geschil is civiel van aard. Nu Rood-Wit geen partij was bij deze overeenkomst, kan daarin in deze procedure niet de waarde worden gehecht die verzoekers daaraan toekennen.
2.7 Verzoekers betogen voorts dat de voorwaarden van de eerder op 6 februari 2003 aan Rood-Wit verleende vergunning voor de aanleg van drie kunstgrasvelden zich tegen vergunningverlening verzet. Voorwaarde bij bovengenoemde aanlegvergunning luidde aldus:
”Nadat de golfclub Mariënweide over een ander golfterrein beschikt, wordt de overgebleven ruimte (tussen kunstgrasvelden en singel) niet gebruikt voor recreatie, maar bestemd voor natuurontwikkeling (natuurdoeltype bloemrijp grasland)”.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan aan bovengenoemde voorwaarde in de onderhavige procedure niet de betekenis worden gehecht die verzoekers daaraan toekennen. Naar uit de tekst blijkt en ter zitting aan de hand van kaartmateriaal door partijen is toegelicht, ziet de voorwaarde uit de aanlegvergunning van 2003 op het deel van het terrein van de golfclub tussen de meest recent aangelegde drie kunstgrasvelden en het perceel van [verzoeker]. Het nieuw aan te leggen kunstgrasveld is niet in deze strook gelegen.
2.8 Verzoekers betogen voorts dat in het bestreden besluit voorbij wordt gegaan aan de eisen die het bestemmingsplan stelt aan het aanleggen van kunstgrasvelden.
Het kunstgrasveld is gesitueerd op gronden welke op grond van het ter plaats geldende bestemmingsplan “Het Naaldenveld 1993”, de bestemming “Rv (z)” hebben. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als Recreatieve doeleinden (R) aangewezen gronden, subbestemming Rv, bestemd voor het uitoefenen van veld- en ruitersporten.
Ingevolge het vierde lid is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: - het omzetten van natuurgras in kunstgras.
Ingevolge het zevende lid kan een aanlegvergunning slechts worden verleend indien zulks noodzakelijk is voor een doelmatig beheer van de gronden en voorzover geen schade toegebracht wordt aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden.
2.9 Verzoekers stellen zich op het standpunt dat nu in het bestreden besluit aan geen van de in het zevende lid genoemde voorwaarden is voldaan, er sprake is van strijd met het vigerende bestemmingsplan.
Verweerder erkent dat in het bestreden besluit niet is ingegaan op de noodzaak van de aanleg. Verweerder dient dit bij de heroverweging in bezwaar alsnog te doen. De voorzieningenrechter ziet hierin echter geen aanleiding het bestreden besluit te schorsen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Ter zitting heeft verweerder benadrukt dat het gaat om de noodzaak van omzetting van natuurgras in kunstgras, met oog op doelmatig beheer van de gronden. De voorzieningenrechter acht de uitleg van verweerder dat door de aanleg van kunstgras efficiënter gebruik van het veldje mogelijk is, op voorhand niet onaanvaardbaar. Ten aanzien van het tweede criterium, de natuurwaarde, kan het standpunt van verweerder dat de huidige natuurwaarde van het veldje betrekkelijk is, worden gevolgd. Daartoe is van belang dat de vigerende bestemming recreatie is en het veldje thans in gebruik is als oefenveldje voor de junioren, hetgeen niet in strijd is met de bestemming.
2.10 Ook het voorontwerp bestemmingsplan “Aerdenhout 2011” waarin de betreffende rond de hockeyvelden gelegen gronden de bestemming “recreatie” met functieaanduiding golfbaan hebben, geeft geen ruimte voor de aanleg van een kunstgrasveld ten behoeve van hockey, aldus verzoekers.
Het omstreden veldje had in de eerste versie van het voorontwerp de bestemming “recreatie” met functieaanduiding golfbaan gekregen. Verweerder heeft aangegeven dat het veldje per abuis deze bestemming heeft gekregen en dat dit zal worden gewijzigd in de bestemming “sport”. Verweerder past het voorontwerp op dit punt aan. De voorzieningenrechter acht de lezing van verweerder niet onaannemelijk. In het ontwerp dat naar verwachting in november 2011 ter inzage zal worden gelegd, zal de bestemming dus “sport” zijn. Ter zitting heeft Rood-Wit verklaard dat zij met verzoekers eens is dat er grenzen aan de groei zijn en dat zij niet de ambitie heeft ter plaatse meer dan de bestaande vijf velden te exploiteren. Zij zal geen aanspraak maken op de gronden gelegen tussen de kunstgrasvelden en de singel, thans in gebruik bij de golfclub en zal in het verlengde daarvan ook geen bezwaar maken tegen de voorgenomen functieaanduiding van de gronden (golfbaan). Ofschoon de voorzieningenrechter geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de oprechtheid van deze uitspraken, kan hij wel tot op zekere hoogte begrip opbrengen voor het wantrouwen van verzoekers. Rood-Wit, die heeft aangegeven waarde te hechten aan goede verhoudingen met de omwonenden, wordt in overweging gegeven haar intenties zo nodig op papier te zetten.
2.11 De voorzieningenrechter ziet naar voorlopig oordeel evenmin strijd met de structuurvisie “Kroon op de regio”, nu weliswaar sprake is van een intensiever gebruik van het betreffende veld, in de zin dat op het complex meer leden tegelijk kunnen trainen, doch geen sprake zal zijn van uitbreiding van het ledenaantal van Rood-Wit. Van een uitbreiding of intensivering, zoals blijkens de structuurvisie niet wenselijk is, kan volgens de voorzieningenrechter dan ook niet worden gesproken.
2.12 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe wordt derhalve afgewezen.
2.13 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2011.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.