ECLI:NL:RBHAA:2011:BR4258

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
183487 / HA RK 11-111
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • A.J. van der Meer
  • A.E. Patijn
  • H.M. van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een civiele procedure met herhaalde verzoeken

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 4 augustus 2011 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker [A] tegen mr. [B], rechter in de sector kanton. Dit was het derde wrakingsverzoek in dezelfde procedure, die betrekking had op een civiele zaak tussen verzoeker en Univé. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op een brief van de gewraakte rechter aan verzoeker, waarin excuses werden aangeboden voor een misverstand in een eerdere procedure. De wrakingskamer oordeelde dat de brief geen enkele vooringenomenheid van de rechter bevatte en dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een vrees voor partijdigheid rechtvaardigden, zowel subjectief als objectief. Bovendien werd vastgesteld dat het indienen van een derde wrakingsverzoek in deze zaak misbruik van het rechtsmiddel was, waardoor de rechtbank besloot dat een volgend verzoek niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
Zaaknummer: 183487 / HA RK 11-111
datum beslissing: 4 augustus 2011
Op verzoek van:
[A],
wonende te [plaats],
verzoeker.
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 5 juli 2011, gericht aan de rechtbank Haarlem, sector Bestuursrecht en het kantongerecht te Zaandam, heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. [B], rechter bij deze rechtbank in de sector kanton, hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector kanton, Locatie Zaandam, aanhangige zaak met zaak/rolnummer 493640/CV EXPL 10-9971, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De rechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3 Verzoeker, wederpartij Univé en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 27 juli 2011, maar hebben van de geboden mogelijkheid (verzoeker en de rechter met bericht), geen gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker.
Verzoeker heeft in het verzoek onder meer het volgende geschreven:
Geachte mr. [B], Hierbij laat ik u weten dat uw reactie wederom niet alle feiten, of de gehele feiten beantwoord. Eigenlijk vind ik u antwoord een kinderachtige reactie waarbij de multiple fouten zoals deze door het kantongerecht zijn gemaakt niet ter sprake komen. (…) De Rechter die dossier met nummer 10-9971 behandelt heeft daarin ontvangen het bezwaar van dossier 11-3312, indien de Rechter die het eerste dossier behandelt oplettend en waakzaam de werkzaamheden had verricht, had beide dossiers tegelijk moeten worden afgehandeld. Tevens is er in dossier met nummer 10-9971 de behandelend Rechter door middel van een wrakinverzoek ook beticht van partijdigheid. En die Rechter die het dossier door onoplettendheid niet tegelijk in behandeling heeft genomen, dat is mr. [B]. U bent uw eigen straatje aan het schoonvegen en heeft er belang bij mijn klachten af te wijzen, ook al zijn de aantoonbare feiten mijn gelijk waardoor uw antwoord gewoon een verschrikkelijke aanfluiting betreft. Want om uw vergissingen te voorkomen vraagt u mijn medewerking voor door u verzonnen regeltjes, die ik absosluut niet ga opvolgen gezien uw regels door geen enkele wet word gegrond of gerechtmatigd. (…) 3) U voegt alleen de voor die procedure en voor uw verweer relevante stukken bij. Dat is ook precies wat ik doe, echter daarbij vertel ik wel het hele verhaal, zoals bijvooorbeeld het schrijven van datum 28 junji 2011, wat ik slechts éénmalig aan het kantongerecht heb verstuurd voor opname in dossier 10-9971 en in behandeling bij de partijdige en eigen belangen verdedigende Rechter [B] (…)Mijn oplossing. De Rechter, mr. [B] had volledig en waakzaam de eigen werkzaamheden moeten verrichten, en beide dossiers wegens dagvaarden voor vordering schuldeiser Univé, hadden gezamenlijk en tegelijk afgehandeld moeten worden door het kantongerecht, bij monde van de Rechter [B]. De gezamenlijke afhandeling van beide vorderingen had geresulteerd in een vordering boven de limiet van € 1750,00 waardoor de mogelijkheid van Hoger Beroep word verkregen. Het separaat afhandelen van vorderingen hebben mij het Recht op Hoger beroep ontnomen. Het Kantongerecht heeft de fout gemaakt om mijn bezwaar niet juist te verwerken, uw voorstellen veranderen daar niets aan en toekomstig kan dezelfde gemaakt worden door het kantongerecht. Wat gaat u daaraan doen ?(…) Want ik heb gedaan wat ik moest doen, ik heb gedaan wat ik kon doen, en toch is het fout gegaan ? De fout ligt bij het kantongerecht maar niet blijkens uw antwoord waarin u het slachtoffer daderschap in de schoenen tracht te schuiven. Ik voel mij wederom belazerd. Want er gebeurt, dat had niet gemogen. Wat er had moeten gebeuren, dat is niet gedaan. Dat is niet de definitie van Rechtspraak, maar de definitie van onbetrouwbare, ongeloofweaardig disfunctionele Rechtspraak. Wat een schande, schaamt u zich niet ontzettend ? Wat mij betreft volgen er disciplinaire maatregelen, kan ik naar de tuchtrecht gezien mr. [B] niet voldoet in ethiek, noch enig ander opzicht. Tevens is mr. [B] de behandelend Rechter in de procedure Univé VS [A], dossiernummer 10-9971, met de brief in de bijlage is de partijdigheid en afhankelijk dusdanig aanwezig dat de Rechter geheel onbetrouwbaar is. Hierbij het derde wrakingverzoek in procedure met dossiernummer 10-9971. Gezien mr. [B] in persoon verantwoordelijk is voor het eigen functioneren, waarbij door het weiigeren van gezamenlijke behandeling dossiers de mogelijkheden voor Hoger Beroep ten onrechte aan gedaagde is onttrokken. Tevens de mogelijkheid verschaffen voor onrechtmatig verstekvonnis, waarbij artikl 139 wetboek van rechtsvordering (RV) het bestaan, of ontstaan, van het verstekvonnis verhindert. De integriteit en eerlijkheid van zowel Kantongerecht, evenals de Rechtbank Haarlem geheel afwezig is. (…) Want uw brief zoals ontvangen, leuk verhaaltje, maar waaruit blijkt het de feitelijke aantoonbare waarheid te zijn ? Het is een onsamenhangend, schofferend en abject en infame brief die de ontvanger schoffeert en laster die mijn persoon treft, door een Rechter uitgevoerd in een schriftelijk, en ook fictief, verhaal. Als dat geen testimonium paupertatis betreft, als ik mr. [B] was, zou ik mijn ontslagbrief gaan schrijven, wegens gebleken diskwalificatie voor functie van Rechter, en alle andere nevenfuncties. [B] is een zielig en onbruikbaar mens, die zo snel als mogelijk uit de functionele Rechtspraak moet worden geellimineerd. Want welke idioot verzint zelf regels, en zonder enkele juridische waarde die als wet aan mij voor te schrijven ? Waarbij de inhoud van de zelfverzonnen regellementen allang word nageleefd. Dan ben je volslagen de werkelijkheid kwijt, en ben je een psychotisch ongewenst element in de Rechtspraak. Want zelf verzonnen regels stellen, doe dat lekker thuis bij je kinderen, maag waag het niet mij als volwassene dusdanig schoffeerd te krenken.
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (hierna ook te noemen de subjectieve toets.) Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (hierna ook te noemen de objectieve toets).
3.2 De grondslag van het wrakingsverzoek van verzoeker is gelegen in een hem op 4 juli 2011 door de rechter gestuurde brief. In deze brief heeft de rechter in hoedanigheid van plaatsvervangend sectorvoorzitter onder meer namens de rechtbank, sector Kanton, locatie Zaandam verzoeker haar excuses aangeboden voor het feit dat in de procedure met het zaaknummer 507486 de brief van de verzoeker niet als verweer in die procedure is herkend, dan wel is zoekgeraakt. Tevens heeft de rechter in die brief verzoeker er op gewezen dat dit zoekraken deels wordt veroorzaakt door de enorme hoeveelheid brieven die hij naar de sector Kanton, locatie Zaandam stuurt (ook in procedures die al zijn afgedaan) en door het feit dat verzoeker in zijn brieven niet altijd even duidelijk aangeeft op welke procedure een brief betrekking heeft en of hij in de procedure inhoudelijk verweer voert, dan wel zich beklaagt over het optreden van de rechter, de rechtbank, de wederpartij en/of de deurwaarder. Tenslotte heeft de rechter in haar brief verzoeker een aantal aanbevelingen gedaan om het zoek raken van brieven te voorkomen en heeft zij aangegeven dat de door verzoeker aangevoerde bezwaren tegen een hem door de rechtbank geadviseerde verzetprocedure niet terecht zijn.
Verzoeker neemt op grond van de inhoud van voormelde brief aan dat de rechter in de hoofdzaak vooringenomen zou zijn.
3.3 De wrakingskamer is van oordeel dat de inhoud van de brief van de rechter van 4 juli 2011 het door verzoeker ingenomen standpunt niet kan rechtvaardigen. Het is een keurige brief, waarin - wederom naar het oordeel van de wrakingskamer - geen onvertogen woord staat. De brief houdt, naast de gemaakte excuses voor een wellicht door de rechtbank gemaakte fout, niets anders in dan een advies hoe herhaling voorkomen zou kunnen worden. In de brief kan geen enkele vooringenomenheid van de rechter met betrekking tot de hoofdzaak worden gelezen. De wrakingskamer concludeert dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De subjectieve toets levert derhalve geen grond op voor wraking van de kantonrechter.
3.4 Van omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat de vrees voor partijdigheid aan de zijde van de rechter objectief gerechtvaardigd is, is evenmin sprake, zodat ook de objectieve toets geen grond voor wraking van de kantonrechter oplevert.
3.5 De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking. De punten, die verzoeker in zijn verzoek naar voren heeft gebracht en die hierboven niet zijn besproken, lenen zich niet voor behandeling in deze wrakingsprocedure. Voor zover het inhoudelijke punten zijn kunnen die in de hoofdzaak en/of een klachtprocedure aan de orde gesteld worden.
3.6 De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
3.7 Verzoeker heeft thans in de hoofdzaak voor de derde keer een wrakingsverzoek ingediend. Het laatste wrakingsverzoek kan - gelet ook op de twee eerdere (afgewezen) verzoeken in dezelfde zaak - niet anders worden beschouwd dan als misbruik van het rechtsmiddel wraking. De rechtbank ziet daarom aanleiding om toepassing te geven aan artikel 39 lid 4 Rv. en zal bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek om wraking af,
4.2 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling wordt genomen,
4.3 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, en mrs. A.E. Patijn en H.M van Dam, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2011 in tegenwoordigheid van mr. W.G. van Gastelen als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.