ECLI:NL:RBHAA:2011:BR4463

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/3900
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot sluiting van woning wegens drugsaanwezigheid

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Beemster, waarbij een woning werd gesloten vanwege de aanwezigheid van drugs. De sluiting ging in op 22 juli 2011 en zou duren tot 22 januari 2012. De twee medebewoners van de woning, verzoekers in deze procedure, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De voorzieningenrechter heeft op 22 juli 2011 geoordeeld dat de medebewoners niet als 'schuldige medebewoners' kunnen worden aangemerkt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van de medebewoners onvoldoende zijn meegewogen in het besluit van de burgemeester. Het beleid dat de burgemeester hanteert, is pas na het incident vastgesteld en is niet eerder in werking getreden dan op de datum van het bestreden besluit. Dit leidt tot de conclusie dat er een nadere belangenafweging nodig is. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst tot een week na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Daarnaast is de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers tot een bedrag van € 874,-- en is gelast dat het griffierecht van € 152,-- aan de verzoekers wordt vergoed. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verzoekers betrokken waren bij de drugsactiviteiten, waardoor de sluiting van de woning niet gerechtvaardigd is.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 3900 WET
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
22 juli 2011
in de zaak van:
[verzoekers],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigden: mr. J. van Broekhuijze en mr. E.H.C.M. Biemans, beiden advocaat te Ridderkerk,
tegen:
de burgemeester van de gemeente Beemster,
verweerder.
Tegenwoordig: mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en P.M. van der Pol, griffier.
Zitting: 22 juli 2011
Verschenen: Verzoekers in persoon, bijgestaan door hun gemachtigden.
Verweerder, vertegenwoordigd door mr. N. Wijdenes en B.J. Kaasbergen, beiden werkzaam bij de gemeente Beemster.
Bij besluit van 20 juli 2011 heeft verweerder het pand aan de [adres] met ingang van vrijdag 22 juli 2011 13.00 uur voor de duur van zes maanden, dus tot 22 januari 2012 13.00 uur, gesloten in verband met de geconstateerde aanwezigheid van een handelshoeveelheid hard- en softdrugs. Dit besluit is op 20 juli 2011 aan verzoekers bekendgemaakt. Hiertegen hebben verzoekers op 21 juli 2011 een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 21 juli 2011 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 22 juli 2011 heeft de voorzieningenrechter:
- het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen;
- het bestreden besluit van 20 juli 2011 geschorst tot een week na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar;
- verweerder veroordeeld in de door verzoekers gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,-- , te betalen aan de griffier van de rechtbank;
- gelast dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 152,-- aan hen vergoedt.
De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende overwogen.
Verweerder is in beginsel op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang, in het geval drugs en drugsgerelateerde attributen in een bepaald pand in de gemeente Beemster worden aangetroffen. Verweerder mag deze bevoegdheid invullen door het formuleren van beleid ter zake. In dat beleid kan verweerder opnemen welke maatregelen hij neemt in welke specifieke gevallen.
In het nu voorliggende geval is sprake van het aantreffen op 11 juli 2011 van drugs in het pand [adres] in een bij één van de bewoners van dat pand in gebruik zijnde ruimte. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan thans niet als vaststaand worden aangenomen dat de andere twee bewoners van het pand (verzoekers) hierbij betrokken zijn. Verweerder heeft in het bestreden besluit onder meer opgenomen dat, gezien de omvang van hetgeen is aangetroffen, de (drugs)activiteiten onmogelijk aan de aandacht van verzoekers kunnen zijn ontsnapt. Gelet op de ter zitting geschetste situatie in het pand, is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn van daadwerkelijke betrokkenheid, zodat verzoekers niet zijn aan te merken als ‘schuldige medebewoners’.
Voorts heeft verweerder het beleid dat hij kan vaststellen op basis van de hem op grond van de Opiumwet toekomende bevoegdheid pas tot stand gebracht naar aanleiding van het incident dat zich in deze zaak heeft voorgedaan en dit beleid is niet eerder in werking getreden dan op 20 juli 2011, de datum van het bestreden besluit. Deze omstandigheid leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat verweerder in het voorliggende geval niet zonder een nadere belangenafweging toepassing heeft kunnen geven aan bedoeld beleid. Ter zitting is naar voren gekomen dat verweerder voornamelijk op grond van openbareordeaspecten in de Beemster feestweek (die op 24 juli 2011 begint) heeft besloten tot toepassing van de zwaarste maatregel binnen zijn mogelijkheden. Nu het de eerste keer is dat in de gemeente Beemster is overgegaan tot sluiting van een woning, is geen sprake van een bestendige gedragslijn.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is toegesneden op de positie van verzoekers als medebewoners van het pand [adres]. Hun belangen zijn onvoldoende meegewogen. In dit verband merkt de voorzieningenrechter op dat verweerder hen niet omtrent hun eventuele rol in het geheel heeft gehoord.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit van 20 juli 2011 tot een week na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar.
Voorts bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze worden onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht gesteld op in totaal € 874,--. De voorzieningenrechter kent in dit verband twee punten toe: een punt voor het indienen van het verzoekschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting. Een punt komt overeen met een bedrag van € 437,--. Omdat aan verzoekers een toevoeging is verstrekt in het kader van de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.
Tot slot gelast de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht van € 152,-- aan hen vergoedt.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
(griffier) (voorzieningenrechter)
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.