RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/800591-11
Uitspraakdatum: 19 augustus 2011
Tegenspraak ex art. 279 Sv.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2011 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 april 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, toen de aldaar dienstdoende
- [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]) wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee en/of
- [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum]), beveiliger bij de gewapende beveiliging van de Koninklijke Marechaussee
verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den), zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te stompen tegen het gezicht van deze [slachtoffer 1] en/of te bijten in de linkerpols van deze [slachtoffer 2], tengevolge waarvan deze opsporingsambtena(a)r(en) enig lichamelijk letsel bekwam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze geheel worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden[1].
Op 24 april 2011 bevindt verbalisant [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]), wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee en belast met de basis politiezorg, zich op bureau Plaza van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol. Omstreeks 17.30 uur meldt een medewerker van de Foodvillage, een supermarkt gelegen op de luchthaven, op genoemd bureau dat een man zonder te betalen de winkel wilde verlaten. Hierop gaat verbalisant [slachtoffer 1] samen met twee collega's ter plaatse. Bij de Foodvillage treffen zij verdachte aan, die inmiddels de goederen die hij wilde meenemen aan het afrekenen is. Verbalisant [slachtoffer 1] vraagt verdachte naar een identificatiebewijs. Verdachte loopt echter door, waarop verbalisant [slachtoffer 1] hem bij de schouder pakt, waardoor verdachte stil gaat staan. Omdat een medewerkster van de Foodvillage zegt dat verdachte een schaar in zijn jas heeft zitten, verzoekt verbalisant [slachtoffer 1] verdachte mee te werken aan een onderzoek kleding op grond van artikel 52 van de Wet Wapens en Munitie. Op het moment dat verbalisant het onderzoek wil beginnen en daarbij met zijn hand bij de broeksband aan de voorzijde van het lichaam van verdachte komt, slaat verdachte de hand van verbalisant [slachtoffer 1] met kracht weg. Daarop deelt verbalisant [slachtoffer 1] verdachte mede dat hij is aangehouden op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht.[2]
Omdat verdachte een agressieve houding aanneemt, probeert verbalisant [slachtoffer 1] samen met zijn twee collega's verdachte te fixeren. Voordat verbalisanten verdachte onder controle hebben, maakt verdachte met zijn rechterarm een krachtige slaande beweging naar voren en raakt met zijn rechtervuist verbalisant [slachtoffer 1] op de linkerzijde van diens voorhoofd.[3] [slachtoffer 1] voelt hierdoor hevige pijn.[4] Verbalisant [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum]), beveiliger bij de gewapende beveiliging van de Koninklijke Marechaussee, die dit ziet, slaat zijn linkerarm om de nek van verdachte om hem naar de grond te dwingen. Verdachte beweegt zijn mond richting de hand van verbalisant [slachtoffer 2]. Deze voelt hierop een hevig drukkende pijn aan zijn linkerpols. Hij merkt dat verdachte hem bijt en blijft bijten.[5] Er ontstaat een vechtpartij, waarbij verdachte zich hevig blijft verzetten en met gebalde vuisten van zich afslaat.[6] Tijdens deze vechtpartij probeert verdachte het wapen en de pepperspray van verbalisant [slachtoffer 1] te pakken.[7] Pas na het gebruik van pepperspray lukt het verbalisanten met duw- en trekwerk verdachte te boeien.[8]
Bij benadeelde [slachtoffer 1] is een zwelling op de linkerzijde van zijn voorhoofd geconstateerd.[9] Tevens is er schade aan zijn horloge (gebroken horlogebandje) en is zijn dienstbroek gescheurd.[10] Bij het opnemen van de aangifte van benadeelde [slachtoffer 2] is door verbalisanten geconstateerd dat [slachtoffer 2] duidelijk zichtbare bijtsporen op zijn linkerpols heeft. Ook heeft hij een snee van ongeveer één centimeter aan zijn rechterduim.[11]
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 24 april 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, toen de aldaar dienstdoende
- [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]) wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee en
- [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum]), beveiliger bij de gewapende beveiliging van de Koninklijke Marechaussee,
verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te stompen tegen het gezicht van deze [slachtoffer 1] en te bijten in de linkerpols van deze [slachtoffer 2], tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaren enig lichamelijk letsel bekwamen.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is dus strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tijdens zijn aanhouding wegens het niet voldoen aan een ambtelijk bevel hevig verzet. Hierbij heeft verdachte een opsporingambtenaar tegen zijn voorhoofd gestompt en een andere opsporingsambtenaar in zijn hand gebeten. Dergelijke delicten leiden niet alleen tot pijn en letsel bij de betrokken personen maar getuigen ook van gebrek aan respect tegenover het openbaar gezag. Verdachte heeft door het plegen van dit feit aldus een ernstige inbreuk gemaakt op de orde en veiligheid in de maatschappij.
De rechtbank neemt ten nadele van verdachte in aanmerking dat verdachte in het verleden reeds vele malen is veroordeeld ter zake van (geweld gerelateerde) strafbare feiten, waarbij verdachte ook geweld heeft gepleegd tegen opsporingsfunctionarissen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Daarbij wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de door haar hierna te noemen gevangenisstraf voldoende recht doet aan de ernst van de gepleegde strafbare feiten.
8. Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
8.1. Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 250,- ingediend tegen verdachte wegens schade die de benadeelde partij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
1. kapot horlogebandje: € 15,-,
2. gescheurde dienstbroek: € 35,-,
3. immateriële schade: € 200,-.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 vermelde materiële schade tot het gevorderde bedrag geen onevenredige belasting vormt voor het strafgeding en rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze schade niet aannemelijk is geworden. De rechtbank zal die vordering afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 50,-.
8.2. Benadeelde partij [slachtoffer 2].
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 250,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die de benadeelde partij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade niet aannemelijk is geworden. De rechtbank zal die vordering afwijzen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57, 180 en 181 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 50,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer] (t.n.v. [naam]), tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst voor het overige af de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] ingediende vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 50,- bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door een (1) dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] ingediende vordering.
Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.N.A. Jolink, voorzitter,
mr. E.P.W. van de Ven en mr. A.C.M. Rutten, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. van de Vijver,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2011.
Mr. Rutten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 24 april 2011 (dossierpagina's 33 en 34).
[3] Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 24 april 2011 (dossierpagina 34) en proces-verbaal van beschrijven camerabeelden d.d. 25 april 2011 (dossierpagina 56, beeld van 17:30:55 uur).
[4] Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 24 april 2011 (dossierpagina 34).
[5] Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 24 april 2011 (dossierpagina's 42 en 43).
[6] Proces-verbaal beschrijven camerabeelden d.d. 24 april 2011 (dossierpagina 57) en proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 24 april 2011 (dossierpagina 46).
[7] Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 24 april 2011 (dossierpagina 50).
[8] Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 24 april 2011 (dossierpagina 46).
[9] Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 24 april 2011 (letselomschrijving, dossierpagina 34) en de daarbij gevoegde fotobijlage (dossierpagina's 36 en 37) en een medische verklaring d.d. 19 mei 2011 (dossierpagina 39).
[10] Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 24 april 2011 (letselomschrijving, dossierpagina 34).
[11] Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 24 april 2011 (letselomschrijving door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], dossierpagina 43).