ECLI:NL:RBHAA:2011:BS8693

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/660393-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag leidt tot dodelijk ongeval in Purmerend

Op 12 december 2010 heeft de verdachte, een jonge bestuurder met beperkte rijervaring, een dodelijk ongeval veroorzaakt in Purmerend. Tijdens het rijden op de Verzetslaan verloor hij de controle over zijn voertuig en botste tegen verkeerslichten en een paal, waarbij zijn passagier, de 17-jarige [slachtoffer], om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden, met een snelheid die aanzienlijk hoger was dan de toegestane 50 km/u. Ondanks dat niet bewezen kon worden dat hij exact 132 km/u reed, was het duidelijk dat hij met een onverantwoord hoge snelheid reed, wat leidde tot het fatale ongeval. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte pas kort in het bezit was van zijn rijbewijs en dat hij vermoeid was tijdens het rijden. De verdachte had eerder die nacht al roekeloos rijgedrag vertoond. De rechtbank veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en ontzegde hem de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor vijf jaar. Dit vonnis benadrukt de ernst van roekeloos rijgedrag en de gevolgen daarvan voor zowel de dader als de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/660393-10
Uitspraakdatum: 12 september 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 juni 2011 en 29 augustus 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Purmerend,
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 december 2010 te Purmerend als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Verzetslaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden, immers heeft verdachte terwijl hij de kruising van die weg met de Persijnlaan/Wethouderslaan naderde en/of alwaar een maximum snelheid (ter plaatse) van 50 km/uur was toegestaan, gereden met een snelheid van (tenminste) 132 km/uur, in elk geval met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord hoge snelheid, en/of is verdachte (vervolgens) niet behoorlijk de rijbaan van die weg blijven volgen, maar is hij met het door hem bestuurde motorrijtuig (tegen) een - gezien zijn rijrichting - links, tussen de rijbanen, gelegen betonnen/verharde verhoging/middenberm (op)gereden en/of (vervolgens) met dat motorrijtuig tegen een in (een deel van) die middenberm staande (verkeerslicht-)mast tot stilstand is gekomen, waardoor [slachtoffer] werd gedood, in elk geval dusdanig werd verwond en/of bekneld is geraakt dat die [slachtoffer] aan die verwonding(en) en/of die beknelling is overleden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden waarvan vijf (5) maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee (2) jaren;
- ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf (5) jaren;
- teruggave aan [eigenaar] van de onder verdachte in beslag genomen personenauto, te weten een Renault Clio met kenteken [kenteken].
4. Bewijs
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden1
Op 12 december 2010, omstreeks 06.06 uur, kregen verbalisanten van een medewerker van de meldkamer van de politie Zaanstreek-Waterland de melding te gaan in de richting van de Verzetslaan te Purmerend, alwaar in de buurt een harde knal zou zijn gehoord. Verbalisanten gingen ter plaatse en zagen dat op de kruising van de Verzetslaan met de Wethouderslaan een personenauto, te weten een Renault Clio, tegen de staander van een verkeerslichtportaal was verwrongen. De gehele kruising lag bezaaid met auto-onderdelen. Verbalisanten zagen dat het voertuig tot in het midden van het voertuig was doorboord door die staander. De bestuurder van de auto, die opgaf te zijn [verdachte], bevond zich nog in de auto. [verdachte] verklaarde dat zijn vriend [slachtoffer] ook in de auto zat. Er bleek zich achter de bestuurder inderdaad een tweede persoon in de auto te bevinden die geen enkel teken van leven gaf.2
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de door verdachte bestuurde personenauto, rijdende in zuidelijke richting op de binnen de bebouwde kom van Purmerend gelegen Verzetslaan, alwaar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan, bij het kruispunt van de Verzetslaan met de Persijnlaan en de Wethouderslaan, het verharde middengedeelte - gezien de rijrichting voor hem aan de linkerzijde gelegen - tussen de rijbanen is opgereden. De bestuurder was in botsing gekomen met twee palen in het verharde middengedeelte van de Verzetslaan. De eerste paal met verkeerslichten werd platgereden door de voorzijde van de auto van verdachte. De tweede paal, een dikke ijzeren paal in het middengedeelte van de rijbaan, gelegen op 3.60 meter van de eerste paal, werd door de auto aangereden direct achter het rechtervoorwiel. De paal drong door tot diep in het voertuig en tegen deze paal kwam de auto tot stilstand. Het slachtoffer bevond zich voorafgaand aan het ongeval rechts voor in de auto. Hij is door de aanrijding met zijn stoel naar achteren gedrukt en met delen van zijn stoel linksachter in de auto bekneld geraakt.
Op het gehele kruispunt ten zuiden van de auto werden voertuigonderdelen aangetroffen. Op het wegdek ten zuiden van de paal waartegen de auto tot stilstand was gekomen, werden op een afstand van ongeveer 43 meter het motorblok en op een afstand van ongeveer 53 meter de accu aangetroffen.3
De dood van het slachtoffer is door de gemeentelijke lijkschouwer vastgesteld en het slachtoffer is door familieleden geïdentificeerd als te zijn [slachtoffer], geboren op [geboortedatum]. De lijkschouwer heeft geconstateerd dat het slachtoffer is overleden door ernstig hersenletsel en verbloeding aan vele botbreuken tengevolge van fors uitwendig geweld.4
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ten tijde van het ongeval sneller dan 80 kilometer per uur heeft gereden, terwijl hij wist dat ter plaatse een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan, dat hij pas sinds 24 november 2010 in het bezit was van een rijbewijs voor het besturen van personenauto's en dat hij, behoudens tijdens zijn rijlessen, alleen tijdens de periode dat hij zijn rijbewijs had rijervaring heeft opgedaan. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij eerder in de nacht waarin de dodelijke aanrijding heeft plaatsgevonden, op de snelweg A7 zeer snel heeft gereden, waarbij de rechtbank heeft waargenomen aan de hand van ter terechtzitting vertoonde beelden, gemaakt middels een telefoon van een inzittende van de auto van verdachte, dat de snelheidsmeter van de door verdachte bestuurde auto op enig moment een snelheid van meer dan 200 kilometer per uur aangaf. Verdachte heeft daarnaast verklaard niet te betwisten dat hij - zoals [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard - eerder die nacht zo snel heeft gereden bij het inrijden van een viaduct dat hij van de weg loskwam en dat de auto schudde. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij moe was en dat hij daarom zijn vrienden naar huis wilde brengen, maar dat hij ondanks deze vermoeidheid op verzoek van [slachtoffer] heeft besloten nog een rondje te rijden, waarna het dodelijk ongeval heeft plaats gevonden. Ten slotte heeft verdachte verklaard dat het rijden met hoge snelheid hem een kick bezorgde en dat hij niet nadacht over de gevolgen die dit mogelijk kon hebben.5
Gereden snelheid
De wettelijk toegestane snelheid ter plaatse bedroeg 50 kilometer per uur. Kort na het ongeval werd de snelheidsmeter van de auto aangetroffen op het wegdek. Deze gaf een snelheid aan van 140 kilometer per uur. Mogelijk is de snelheidsmeter tijdens de aanrijding als gevolg van het plotseling spanningsloos geraken van het instrumentarium stil blijven staan. Tevens is de airbagmodule die zich in de auto bevond onderzocht. Vermoedelijk werd kort voor de aanrijding gereden met een snelheid van 132,6 kilometer per uur. Gebleken is dat de airbag vermoedelijk is geactiveerd bij een snelheid van 120,1 kilometer per uur. De snelheid van het voertuig is afgenomen doordat verdachte heeft geremd en doordat het voetgangersverkeerslicht werd aangereden.6
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft aanvullend gerapporteerd over de gereden snelheid voorafgaand aan en ten tijde van het ongeval. Uit het rapport van het NFI volgt dat het mogelijk is dat de snelheidsmeter zijn stand heeft behouden op het moment dat de spanning wegviel. Het plotseling wegvallen van de spanning werd veroorzaakt door het losraken van de motor. Het is volgens de onderzoeker van het NFI niet op voorhand uit te sluiten dat bij bepaalde botssnelheden en met name bij botsingen onder een hoek - zoals in dit geval - de krachten op de naald van de snelheidsmeter dusdanig groot worden dat de naald verdraait. Teneinde meer zekerheid te verkrijgen zou een specifiek onderzoek uitgevoerd moeten worden waarbij de omstandigheden zoveel mogelijk gelijk zijn als tijdens het ongeval. Voorts heeft het NFI gerapporteerd over het door de firma Bosch uitgevoerde onderzoek aan de airbagmodule. Het NFI concludeert dat - uitgaande van correcte instellingen - de door de airbagmodule gemeten snelheid van 132,6 kilometer per uur te beschouwen is als een vrij nauwkeurige waarde. De eindconclusie van het NFI luidt dat verwacht mag worden dat kort voor het ongeval een correcte snelheidsregistratie plaatshad en dat de gereden snelheid derhalve ongeveer 132 kilometer per uur is geweest. De stand waarin de naald van de snelheidsmeter is aangetroffen, te weten bij 140 kilometer per uur, kan als een ondersteuning daarvan worden beschouwd.7
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat in bovengenoemde onderzoeken aangaande de door de airbagmodule en de snelheidsmeter geregistreerde snelheid door de onderzoekers de nodige voorbehouden worden gemaakt. De rechtbank is op grond daarvan dan ook van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte voorafgaand aan het ongeval met een snelheid van 132 kilometer per uur heeft gereden.
Op de plaats van de aanrijding werd de navolgende situatie aangetroffen. De door verdachte bestuurde personenauto had zich na het omver rijden van een verkeerspaal tot ongeveer halverwege in een ongeveer 3.60 meter verder staande dikke ijzeren paal geboord, waarbij de passagiersstoel waarin het slachtoffer zat, naar achteren is geduwd en achter de stoel van de bestuurder terecht gekomen is. Het motorblok van die auto werd op ongeveer 43 meter van die laatste paal aangetroffen en de accu werd op ongeveer 53 meter van die paal aangetroffen.
Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat er kennelijk zodanige krachten zijn vrijgekomen dat het niet anders kan dan dat verdachte zeer veel sneller dan de door hem genoemde snelheid van 80 kilometer per uur heeft gereden. De door de airbagmodule en de snelheidsmeter van de door verdachte bestuurde auto geregistreerde snelheid beschouwt de rechtbank daarnaast ook als een indicatie dat verdachte ten tijde van de aanrijding zeer snel heeft gereden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, op grond van alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoorde snelheid heeft gereden.
Roekeloosheid in de zin van artikel 175 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat geen sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 nu naar zijn mening de exacte snelheid waarmee gereden is niet kan worden vastgesteld.
De rechtbank volgt de raadsman niet in dit betoog en overweegt daartoe het volgende.
Het verwijt van roekeloosheid in de zin van artikel 175 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 betreft zeer onvoorzichtig gedrag als verkeersdeelnemer, waarbij welbewust onaanvaardbare risico's op ernstige gevolgen zijn genomen. Roekeloosheid vereist daarmee een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid. In het algemeen zal bij roekeloosheid sprake moeten zijn van bewustheid van de risico's op ernstige gevolgen, waarbij op zeer lichtzinnige wijze ervan wordt uitgegaan dat deze risico's zich niet zullen realiseren.
In het voorgaande is reeds uiteengezet dat ondanks dat de exacte snelheid waarmee verdachte heeft gereden niet kan worden vastgesteld, wel vaststaat dat hij met onverantwoord hoge snelheid heeft gereden. Het is een feit van algemene bekendheid dat aan het rijden met (zeer) hoge snelheid in het verkeer risico's zijn verbonden. Dit geldt temeer voor een bestuurder zoals verdachte, die aldus rijdt, terwijl hij een zeer geringe ervaring heeft in het besturen van auto's.
Ter terechtzitting zijn videobeelden vertoond die afkomstig zijn van de telefoons van het slachtoffer en van [getuige 3]. Het betreft beelden van een autorit die gemaakt is met de Renault Clio op de A7, voorafgaand aan het ongeval. Verdachte bestuurde de auto, [slachtoffer] zat achterin en op de passagiersstoel zat [getuige 3]. Op deze videobeelden is te zien dat de snelheidsmeter in de auto een snelheid van meer dan 200 kilometer per uur aangaf. Uit de beelden en de daarbij opgenomen geluiden valt voorts te concluderen dat in de auto een uitgelaten stemming heerste - kennelijk - wegens het bereiken van dergelijke hoge snelheden. Tevens zijn meerdere getuigen gehoord die spreken van een autorit eerder die nacht waarbij ook [getuige 2] met zijn auto betrokken was. Er zou met hoge snelheid zijn gereden, waarbij de auto van verdachte los van de weg kwam en schudde.
Aldus heeft verdachte in de nacht van het ongeluk meerdere malen met onverantwoord hoge snelheid gereden. Verdachte was kort voor het aan hem ten laste gelegde feit moe en wilde zijn vrienden naar huis brengen, maar ondanks deze vermoeidheid is hij met [slachtoffer] nog een rondje gaan rijden, waarbij binnen de bebouwde kom met zeer hoge snelheid is gereden. Daar komt bij dat verdachte slechts tweeënhalve week in het bezit was van zijn rijbewijs en dat zijn rijervaring in een auto niet meer omvatte dan het rijden in deze periode en de gevolgde rijlessen.
Door met zijn zeer beperkte rijervaring, terwijl hij bovendien vermoeid was, met zeer hoge snelheid binnen de bebouwde kom te rijden, eenvoudigweg voor de kick die dit opleverde, heeft verdachte welbewust onaanvaardbare risico's genomen en daarmee een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid tentoongespreid.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat het gedrag van verdachte als verkeersdeelnemer als roekeloos aangemerkt dient te worden.
4.2 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 12 december 2010 te Purmerend als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, daarmee rijdende over de weg, de Verzetslaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te rijden, immers heeft verdachte terwijl hij de kruising van die weg met de Persijnlaan/Wethouderslaan naderde alwaar een maximum snelheid van 50 km/uur was toegestaan, gereden met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord hoge snelheid, en is verdachte niet behoorlijk de rijbaan van die weg blijven volgen, maar is hij met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een - gezien zijn rijrichting - links, tussen de rijbanen, gelegen betonnen/verharde verhoging/middenberm opgereden en vervolgens met dat motorrijtuig tegen een in die middenberm staande (verkeerslicht-)mast tot stilstand gekomen, waardoor [slachtoffer] werd gedood.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van het feit wordt uitgesloten. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de hoofdstraf en de bijkomende straf
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de hoofdstraf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege Reclassering Nederland, Adviesunit Haarlem, uitgebrachte rapport van 20 mei 2011 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 12 december 2010 in de nachtelijke uren binnen de bebouwde kom met een door hem bestuurde personenauto, waarin als passagier een vriend van hem, de 17 jarige [slachtoffer], zat, zeer veel sneller gereden dan de toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, en is daarbij de macht over het stuur verloren. Verdachte is een verhoogde middenberm opgereden, heeft een op die middenberm staande paal met verkeerslichten omver gereden en is uiteindelijk tegen de staander van een ander verkeerslicht tot stilstand gekomen, waarbij die staander de door verdachte bestuurde auto tot ongeveer halverwege die auto is binnengedrongen. [slachtoffer] is tengevolge van deze aanrijding om het leven gekomen. Verdachte was ten tijde van het ongeval pas tweeënhalve week in het bezit van zijn rijbewijs en heeft - naar hij heeft verklaard - behoudens tijdens de rijlessen die hij had gehad, nooit een auto bestuurd alvorens hij zijn rijbewijs behaalde. Aldus heeft verdachte die zeer onervaren was in het besturen van auto's en ten tijde van het ongeval vermoeid was, zich als automobilist roekeloos gedragen. Door zijn roekeloos handelen heeft hij de dood van een vriend van hem veroorzaakt en groot leed aan de nabestaanden toegebracht, hetgeen mede is gebleken uit de slachtofferverklaring die door de moeder van het slachtoffer ter terechtzitting is voorgedragen.
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij, terwijl hij nauwelijks rijervaring had met zo'n hoge snelheid heeft gereden dat hij niet in staat was de controle over zijn auto te houden. Daarbij komt dat verdachte ook al eerder die nacht op verschillende plaatsen de aldaar geldende snelheidslimiet zeer fors heeft overschreden en roekeloos rijgedrag heeft vertoond.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte ook zelf bij het ongeval gewond is geraakt en dat het slachtoffer van het door verdachte veroorzaakte ongeval iemand uit zijn eigen vriendenkring is.
Gebleken is dat tijdens eerdere autoritten in die fatale nacht een sfeer heeft bestaan waarin de inzittenden, onder wie het latere slachtoffer, er genoegen in leken te scheppen dat verdachte veel te snel reed. De rechtbank neemt bij de strafoplegging in aanmerking dat die sfeer kennelijk mede ten grondslag heeft gelegen aan het ontstaan van het ongeval. Dit neemt echter niet weg dat verdachte, als bestuurder van de auto, de volledige verantwoordelijkheid droeg voor de snelheid waarmee hij heeft gereden.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn jeugdige leeftijd en met het feit dat hij blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister niet eerder met de politie en de justitie in aanraking is geweest.
Op grond van al het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte geen andere straf dan één die vrijheidsbeneming van na te noemen duur meebrengt, moet worden opgelegd, zij het dat de rechtbank in de persoon van de verdachte en de omstandigheden, waaronder het feit is begaan, aanleiding vindt een deel daarvan in voorwaardelijke vorm op te leggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden andermaal strafbare feiten te begaan.
De door de rechtbank opgelegde hoofdstraf is nu de rechtbank - anders dan de officier van justitie - niet bewezen acht dat verdachte met een snelheid van ten minste 132 kilometer per uur heeft gereden en in aanmerking genomen naast hetgeen hiervoor is overwogen de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting bij dit soort strafbare feiten, aanmerkelijk lager dan door de officier van justitie is geëist.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en met name in aanmerking genomen de ernst en de gevolgen van het roekeloze rijgedrag van verdachte en voorts in aanmerking genomen dat verdachte, terwijl hij nog maar net in het bezit was van zijn rijbewijs, kennelijk niet alleen ten tijde van het ongeval, maar ook kort voordien bij herhaling roekeloos heeft gereden - de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de door de officier van justitie gevorderde tijd moet worden ontzegd.
8. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen Renault Clio met kenteken [kenteken] dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp is begaan. Het ongecontroleerde bezit van die in beslag genomen auto, zo heeft verdachte ter terechtzitting verklaard ten tijde van de aanrijding niet was verzekerd, is in strijd met de wet en het algemeen belang.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c van het Wetboek van Strafrecht;
6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
10. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vijf (5) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf (5) jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
onttrekt aan het verkeer:
1 1.00 STK Personenauto [kenteken] Renault Clio 2008 kl: blauw
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.E.A. Toeter, voorzitter,
mr. J.C.M. Swinkels en mr. C.M. Cichowski-van der Kleijn, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Dolfing,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2011.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De voor het bewijs gebezigde schriftelijke stukken worden slechts gebezigd tot het bewijs in samenhang met de overige bewijsmiddelen.
2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2010, dossierpagina's 42 en 43.
3 Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 20 april 2011 nr. Z 2010079840, los ingevoegd.
4 Proces-verbaal van onnatuurlijke dood d.d. 12 december 2010 en Verslag betreffende een niet natuurlijke dood, dossierpagina's 52-55.
5 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 augustus 2011 en waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting d.d. 29 augustus 2011.
6 Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 20 april 2011 nr. Z 2010079840 met als bijlage het rapport van P. Bognár en R. Cellier van de firma Bosch d.d. 7 april 2011, los ingevoegd.
7 Rapport NFI d.d. 23 augustus 2011, Onderzoek naar de snelheidsregistratie in de auto naar aanleiding van een verkeersongeval in Purmerend op 12 december 2010, los ingevoegd.