ECLI:NL:RBHAA:2011:BS8697

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/3347
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.J. van Brussel
  • A.C. Terwiel-Kuneman
  • L. Beijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen handhaving permanente bewoning recreatiewoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 september 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende op chaletpark ‘[naam]’, en het college van burgemeester en wethouders van Wormerland. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een brief van 9 maart 2009, waarin verweerder zijn voornemen tot handhaving van de permanente bewoning van de recreatiewoning aankondigde. De rechtbank oordeelde dat deze brief niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt, omdat het niet gericht was op enig rechtsgevolg. Hierdoor was het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard door verweerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 9 maart 2009 eiser de mogelijkheid bood om zijn zienswijze binnen twee weken in te dienen, maar dat dit niet betekende dat er al een besluit was genomen. Eiser had aangevoerd dat zijn bezwaarschrift door de commissie bezwaarschriften uiteindelijk ontvankelijk was verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat deze stelling berustte op een verkeerde lezing van de feiten. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk had verklaard.

De uitspraak van de rechtbank was dat het beroep ongegrond werd verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij het beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak ingediend moet worden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 3347
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 september 2011
in de zaak van:
[eiser],
wonende op chaletpark ‘[naam]’, te [plaatsnaam],
eiser,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Wormerland,
verweerder,
derde partij:
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
gemachtigde: mr. M. Jue, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer.
1. Procesverloop
Op 9 maart 2009 heeft verweerder eiser een brief gezonden met daarin de mededeling voornemens te zijn om handhavend op te treden tegen de permanente bewoning van de recreatiewoning op chaletpark ‘[naam]’ aan de [adres], te [plaatsnaam], op nummer [nummer].
Tegen deze brief heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 1 juni 2010 heeft verweerder met overneming van
het advies van de commissie bezwaarschriften het bestreden besluit in stand gelaten.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Het beroep is - gelijktijdig met een aantal andere beroepen inzake de permanente bewoning van recreatiewoningen - behandeld ter zitting van 12 juli 2011, alwaar eiser niet is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door K. Meyer en E. Kluijskens, beiden werkzaam bij de gemeente Wormerland.
De derde partij en haar gemachtigde zijn, met bericht, niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de brief van 9 maart 2009 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), nu er nog geen beslissing is genomen door een bestuursorgaan. Het indienen van bezwaar is dan ook nog niet mogelijk.
2.2 Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat zijn bezwaarschrift door de commissie bezwaarschriften tezamen met vierentwintig andere bezwaarschriften is behandeld en uiteindelijk ontvankelijk is verklaard.
2.3 Ter beantwoording staat de vraag of verweerder op goede gronden het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4 Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.5 Eiser heeft op 9 maart 2009 een brief ontvangen met daarin het voornemen van verweerder om tot handhaving over te gaan. In de brief wordt eiser de mogelijkheid gegeven om zijn zienswijze binnen twee weken in te dienen. De rechtbank is van oordeel dat de brief van verweerder van 9 maart 2009 niet gericht is op enig rechtsgevolg zodat geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit brengt ingevolge artikel 7:1, eerste lid, en 8:1, eerste lid, Awb met zich dat tegen voornoemde brief geen bezwaar open stond. Verweerder heeft het bezwaar van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Overigens berust eisers stelling dat zijn bezwaarschrift door de commissie bezwaarschriften uiteindelijk ontvankelijk is verklaard, op een verkeerde lezing.
2.6 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Brussel, voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. drs. L. Beijen, leden, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2011.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.