ECLI:NL:RBHAA:2011:BS8878

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740013-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van bewezenverklaring van oplichting en witwassen door verdachte met gebruik van nepsites en katvangers

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 8 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en witwassen. De verdachte heeft samen met anderen rekeninghouders van de ING-bank meerdere malen opgelicht door zich voor te doen als medewerker van de bank via een nepsite. De rekeninghouders werden verleid om hun inloggegevens en tan-codes te verstrekken, waarna de verdachte en zijn mededaders zich als rechtmatige eigenaren van de bankrekeningen voordeden. Hierdoor zijn aanzienlijke bedragen overgeschreven naar rekeningen van zogenaamde katvangers, die hun rekening ter beschikking stelden voor deze frauduleuze activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen niet alleen de ING-bank financieel benadeelde, maar ook het vertrouwen van de rekeninghouders in het betalingsverkeer schade toebracht, wat een negatieve impact heeft op het maatschappelijk vertrouwen in de bancaire sector. De rechtbank heeft de bewijsverweren van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de verdachte zich bij zijn handelen enkel heeft laten leiden door financieel gewin, zonder oog te hebben voor de schadelijke gevolgen voor de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en heeft tevens een verbeurdverklaring uitgesproken van een geldbedrag van € 3.720,15, dat in beslag was genomen. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij ING Nederland N.V. tot schadevergoeding van € 89.874,28 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740013-11
Uitspraakdatum: 8 september 2011
Tegenspraak
Verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam,
wonende te [geboortedatum],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2010 tot en met 21 januari 2011, te Haarlem en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten geld (in totaal ongeveer 103.820,- euro) , heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans (telkens) van een voorwerp, te weten geld, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (te weten onder andere uit oplichting in vereniging);
feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2010 tot en met 21 januari 2011 te Haarlem en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, ING Nederland N.V. en/of een of meer bankrekeninghouder(s) (te weten onder andere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van geld en/of inloggegevens en/of tan-codes van ING bankrekening(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- aan die bankrekeninghouder(s) zich voorgedaan als medewerker van de ING Bank en/of
- in die (valse) hoedanigheid die bankrekeninghouder(s) gevraagd in te loggen op een (fake) site van de ING bank, teneinde de inloggegevens van die bankrekening(en) te verkrijgen en/of - met de (aldus) (valselijk) verkregen inloggevens ingelogd op de betreffende bankrekening(en) en/of
- vervolgens de mobiele telefoonnummers (behorende bij het ontvangen van de
tan-code's) gewijzigd, teneinde de tancodes van die bankrekening(en) af te vangen/te ontvangen (in plaats van de rechtmatige eigenaars van die bankrekeningen) en/of
- via internet (chatsites) een of meermalen een aanbod gedaan aan (een of meer onbekende) perso(o)n(en) om 500 euro of 1000 euro te verdienen en/of
- via internet contact gelegd en/of onderhouden met die/een perso(o)n(en) (zijnde zogenaamde katvangers) die op dat aanbod was/waren ingegaan en/of
-afspraken gemaakt met dat/die perso(o)n(en) (katvangers) over het afgeven van een of meer bankpas(sen) en/of (bijbehorende) pincode(s) en/of
-die/een bankpas(sen) en/of (bijbehorende) pincode(s) (van die katvangers) in ontvangst genomen en/of
- (vervolgens) die bankpassen en/of pincode(s) overgedragen aan een of meer van zijn verdachtes, mededader(s) en/of
- (vervolgens) een saldocheck gedaan van de/een bankrekening(en) van die mededader(s) (katvangers) en/of
- samen met die mededader(s) (katvangers) gewacht tot die bankpas(sen) en/of pincode(s) weer aan die mededader(s) (katvangers) kon(den) worden teruggegeven en/of
- met gebruikmaking van de (valselijk verkregen) inloggevens en/of de (afgevangen) tan-codes, zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar(s)/gemachtigde(n) van die bankrekening(en) en (vervolgens) gelden van die bankrekening(en), overgeschreven naar bankrekening(en) van een of meer mededader(s) (katvangers), teneinde over deze gelden te kunnen beschikken, waardoor een of meer medewerker(s) van die ING Nederland N.V. en/of die bankrekeninghouder(s) (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden met aftrek van het voorarrest.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij ING Nederland N.V. heeft de officier van justitie gevorderd dat deze dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 80.274,28, met toepassing van de hoofdelijkheid clausule. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de in beslaggenomen goederen heeft de officier van justitie gevorderd dat alle goederen vermeld op de lijst van in beslaggenomen goederen dienen te worden verbeurd verklaard.
De officier van justitie heeft tevens aangekondigd dat hij voornemens is een ontnemingsvordering in te stellen.
4. Bewijsoverwegingen
4.1. Bewijsverweren.
4.1.1. Onrechtmatig verkregen bewijs.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het bevel van de officier van justitie, d.d. 10 januari 2010, tot pseudokoop/-dienstverlening, welk opsporingsmiddel in het onderzoek tot aanhouding van verdachte heeft geleid, te onbeperkt is opgesteld. Verdachte wordt als zijnde onbekend aangeduid en de aard van de pseudodienstverlening wordt omschreven als het beschikbaar stellen van rekeningnummer, pinpas en pincode en het opnemen van geld van die rekening. Op geen enkele wijze blijkt op welke verdachte men zich richt en verder blijkt niet welk specifiek handelen of welk specifiek geval men op het oog heeft. Het bevel voldoet daarom niet aan de vereisten opgenomen in artikel 126i lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, meer in het bijzonder onder a. en b.
Ingeval de rechtbank meent dat de aanvraag d.d. 13 december 2010 onderdeel uitmaakt van het bevel, gelet op de in het bevel opgenomen verwijzing, stelt de raadsman dat deze verwijzing alleen oog heeft op de feiten en/of omstandigheden zoals genoemd in artikel 126i lid 3 onder b. Voor het overige wordt in het bevel niet naar die aanvraag verwezen, dus ook niet ten aanzien van het vereiste in lid 3 onder a, zodat het bevel nog immer niet voldoet aan de in artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering opgenomen vereisten.
Voor zover de rechtbank meent dat de aanvraag ook op dit punt onderdeel uitmaakt van het bevel, merkt de raadsman, subsidiair, op dat in de aanvraag een bepaald 06-nummer, eindigend op 198 wordt genoemd en een naam ("[naam]"), een e-mail account ([emailadres]@hotmail.com), een IP-adres, eindigend op 32 en een op een chatforum gestelde vraag: "Wie wil er 500 euro verdienen?".
Op bladzijde 3 van de aanvraag wordt de nadere invulling van de pseudokoop/-dienstverlening voorgesteld: via een nep-profiel optreden op de site www.gaychat.nl en zodra op het chatforum een bericht wordt geplaatst in de vorm van "wie wil er 500 euro verdienen?" zal hiermee contact worden gelegd en zal de pseudokoop/-dienstverlening plaatsvinden.
Onder het kopje "Verdachte(n) en verdenking" wordt verdachte niet alleen als N.N. omschreven in de aanvraag, maar wordt verdachte daarbij tevens "zo nauwkeurig mogelijk" aangeduid als de "tot nu toe onbekende verdachte, die door tussenkomst van www.gaychat.nl personen werft.
De pseudokoop/-dienstverlening heeft echter plaatsgevonden door te reageren op de profielnaam "Wie wil er 1000 euro verdienen?" op de site www.bullchat.nl. Daarmee is buiten de reikwijdte van het bevel getreden, zowel ten aanzien van de profielnaam als ten aanzien van de website waarop contact gezocht mocht worden.
Dit leidt - aldus de verdediging - tot de conclusie dat er geen bevel ex artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering is gegeven dat betrekking kan hebben op de daadwerkelijke plaatsgevonden hebbende pseudokoop/-dienstverlening, hetgeen betekent dat de contacten met "[naam]", waarvan wordt gesteld dat dit verdachte betreft, wettelijke grondslag ontberen en onrechtmatig hebben plaatsgevonden zodat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim van een belangrijk strafvorderlijk voorschrift dat in aanzienlijke mate is geschonden.
De verdediging verzoekt daarom de onderzoeksresultaten van de ingezette pseudokoop/-dienstverlening op grond van artikel 359a lid 1 aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering van het bewijs uit te sluiten, evenals het overige bewijs in het dossier dat voortborduurt op de inzet van de pseudokoper en de daardoor gevolgde aanhouding van verdachte. Bij gebreke van voldoende wettig bewijs zou verdachte dan dienen te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hierbij als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het bevel pseudokoop/-dienstverlening d.d. 10 januari 2011 (ordner 2, pagina 260) te worden gelezen in samenhang met het proces-verbaal van aanvraag d.d. 13 december 2010 (ordner 4, pagina's 1 tot en met 6). Het bevel verwijst immers op verschillende punten ook naar deze aanvraag, zodat de aanvraag ook onderdeel vormt van het bevel. Zo bezien bevat het bevel, zoals vereist in art. 126i, lid 3 onder a, Sv wel degelijk een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de verdachte, namelijk "De tot nu toe onbekende verdachte, die door tussenkomst van www.gaychat.nl personen werft voor het ter beschikking stellen van hun bankrekening, zodat die persoon geld dat op frauduleuze wijze is verkregen met gebruikmaking van de ter beschikking gestelde bankpas contact kan opnemen e.e.a. met het oogmerk de ware identiteit van diegene die het frauduleuze geld opneemt te verhullen". Wat betreft de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in art. 126i, lid 1, Sv zijn vervuld, geldt eveneens dat hiervoor expliciet in het bevel wordt verwezen naar genoemd proces-verbaal van aanvraag.
Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat buiten de reikwijdte van het bevel is getreden, omdat in de aanvraag wordt voorgesteld via een nepprofiel op te treden op de site www.gaychat.nl en contact te leggen met iemand met de profielnaam "wie wil er 500 euro verdienen" overweegt de rechtbank het volgende.
In het bevel heeft de officier van justitie bepaald dat aan het bevel uitvoering dient te worden gegeven op de wijze als omschreven in het proces-verbaal van aanvraag. Het proces-verbaal van aanvraag houdt onder het kopje "Uitvoering" onder andere in "Gebruikmaken van een bestaand profiel of nieuw profiel om zodoende via een chatforum in contact te treden met een ronselaar". Dit is ruimer dan door de raadsman wordt aangegeven en naar het oordeel van de rechtbank afdoende begrensd. Door vervolgens op de site www.bullchat.nl te reageren op het profiel "wie wil er 1000 euro verdienen?" is dan ook niet buiten de reikwijdte van het bevel getreden. Ook dit (subsidiaire) verweer faalt.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat voor bewijsuitsluiting wegens een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv op de door de raadsman genoemde gronden geen plaats is en het daartoe strekkend verweer wordt verworpen.
4.1.2. Bewijswaardering
De raadsman heeft aangevoerd dat de aangifte van de ING en andere stukken die van de ING afkomstig zijn geen ambtsedig opgemaakte processen-verbaal betreffen die zijn opgemaakt door een opsporingsambtenaar. Deze stukken zijn derhalve te beschouwen als andere geschriften in de zin van art. 344 lid 1 onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen - volgens de raadsman - betekent dat het daarin gestelde om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt dubbele bevestiging nodig heeft, welke dubbele bevestiging zou ontbreken in het dossier. Om deze reden dient verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hierbij als volgt.
Op grond van artikel 344 lid 1 onder 5 van het Wetboek van Strafvordering geldt dat de daar bedoelde geschriften slechts voor het bewijs kunnen worden gebruikt in samenhang met de inhoud van andere geschriften. Deze eis gaat echter niet zo ver dat het in een dergelijk geschrift opgenomen relaas volledige bevestiging moet vinden in een ander bewijsmiddel, laat staan dat een dubbele bevestiging is vereist. De door de rechtbank gebezigde geschriften voldoen aan de in de wet gestelde eis. Zo vindt de aangifte van de ING bevestiging in de door de katvangers ([katvanger 1], [katvanger 2] en [katvanger 3]) tegenover de politie afgelegde verklaringen.
Met betrekking tot de in de tenlastelegging (onder 2.) genoemde rekeninghouders heeft de raadsman de volgende opmerkingen gemaakt.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn geen aangiften in het dossier aanwezig. Behalve dat kan worden vastgesteld dat van de rekeningen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] geld is overgeboekt naar andere rekeningen, bestaat het bewijs slechts uit de verklaringen van de vermeende katvangers [katvanger 1] en [katvanger 3] en ontbreekt bewijs van de wederrechtelijkheid daarvan. Dat zij beiden verklaren dat zij zijn benaderd om hun rekening en pinpas met bijbehorende code ter beschikking te stellen, levert nog niet het bewijs op dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn opgelicht, aldus de raadsman.
Ook geldt - volgens de raadsman - dat er onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van verdachte ten aanzien van de oplichting van rekeninghouder [slachtoffer 2]. Het dossier bevat slechts een verklaring van katvanger [katvanger 2], die geen neutrale getuige is, zodat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van de oplichting van [slachtoffer 2].
Tevens stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de oplichting van rekeninghouder [slachtoffer 4] wegens het ontbreken van bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hierbij als volgt.
Naast de verklaringen van de gehoorde katvangers biedt het dossier ook overige bewijsmiddelen welke deze verklaringen bevestigen. Ook vinden de verklaringen van genoemde katvangers bevestiging in elkaars verklaring, gelet op eenzelfde modus operandi (met uitzondering van [katvanger 2]) en in diverse processen-verbaal van telecomgegevens. Voorts kan bij de oplichting van de rekeninghouders [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] de door de ING gedane aangifte worden betrokken.
4.1.3. Witwassen
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 (witwassen) is ten laste gelegd. Het staat niet vast dat verdachte de met de onder 2 ten laste gelegde oplichtingshandelingen door de ING overgemaakte geldbedragen voorhanden heeft gehad. De raadsman merkt verder op dat verdachte alleen strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor die gevallen waarbij zijn daadwerkelijke betrokkenheid kan worden bewezen, hetgeen een relatief beperkt bedrag oplevert. Voor zover de hoogte van het in de tenlastelegging opgenomen bedrag enkel is afgeleid uit de stukken van de ING, en dit derhalve dubbele bevestiging ontbeert, dient verdachte te worden vrijgesproken van dit feit.
Voorts is er geen bewijs in het dossier dat er sprake is van medeplegen. Behalve de personen die worden aangeduid als katvangers figureren er geen relevante andere medeverdachten in het dossier en derhalve kan ook niet worden bewezen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en die onbekende mededaders gericht op het witwassen.
De rechtbank overweegt dat sprake is van witwassen bij de afzonderlijk gepleegde handelingen die bestaan uit het opnemen van gelden van de rekening van de katvanger, nadat het geld (door de oplichting) is overgeboekt van de rekening van een bankrekeninghouder van de ING naar een rekening van een katvanger. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt de betrokkenheid van verdachte zowel bij het regelen van de katvangers als bij de op de oplichting gevolgde bankopnames. Verdachte heeft bovendien zelf in een chatsessie tegen de pseudokoper gezegd "het is een vorm van witwas maar dat was wel duidelijk toch" (ordner 2, pagina 288) en tijdens een ontmoeting tegen de pseudokoper gezegd dat hij dit al jaren doet en een vermogen verdient en waarbij hij ook aan de pseudokoper foto's heeft laten zien van bundels geld van briefjes van 500 euro (ordner 2, pagina 301).
Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht de rechtbank ook ingeval van het witwassen sprake van medeplegen. Immers, uit de inhoud van het strafdossier komt duidelijk naar voren dat er meerdere personen zijn betrokken, zoals de katvangers. Voorts is uit de bevindingen van de pseudokoper en de gedane observaties ook gebleken dat bij de geldopnamen meerdere personen bij betrokken waren (ordner 2, pagina's 294 t/m 298, 299 t/m 302 en 303 t/m 308).
Nu het exacte totaalbedrag van witwassen op grond van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van "geld" in plaats van het in de tenlastelegging genoemde bedrag.
Anders dan de raadsman stelt is in het geval van medeplegen niet vereist, dat elk van de daders, in casu verdachte, daadwerkelijk bij alle handelingen zelf betrokken is
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat
feit 1:
hij in de periode van 1 november 2010 tot en met 21 januari 2011, te Amsterdam en elders in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat dit geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (te weten uit oplichting in vereniging);
feit 2:
hij in de periode van 1 november 2010 tot en met 21 januari 2011 in Nederland meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen,
- meerdere bankrekeninghouders (te weten onder andere [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]) hebben bewogen tot het ter beschikking stellen van inloggegevens en
- de ING heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van tan-codes van ING bankrekeningen en tot afgifte van geld,
hebbende verdachte en zijn mededader(s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- aan die bankrekeninghouders zich voorgedaan als medewerker van de ING Bank en
- in die valse hoedanigheid die bankrekeninghouders gevraagd in te loggen op een fake
site van de ING bank, teneinde de inloggegevens van die bankrekeningen te verkrijgen en
- met de aldus valselijk verkregen inloggevens ingelogd op de betreffende bankrekeningen en
- vervolgens de mobiele telefoonnummers behorende bij het ontvangen van de tan-codes gewijzigd, teneinde de tancodes van die bankrekeningen af te vangen/te ontvangen in plaats van de rechtmatige eigenaars van die bankrekeningen en
- met gebruikmaking van de valselijk verkregen inloggevens en afgevangen tan-codes, zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/gemachtigde van die bankrekeningen en vervolgens gelden van die bankrekeningen, overgeschreven naar bankrekeningen van een of meer mededaders (katvangers), teneinde over deze gelden te kunnen beschikken, waardoor die bankrekeninghouders en medewerkers van die ING Nederland N.V. telkens werd bewogen tot bovenomschreven ter beschikkingstelling en afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De rechtbank heeft in de tenlastelegging genoemde "afgifte van gegevens" gelezen als "het ter beschikking stellen van gegevens" zoals vermeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft rekeninghouders van de ING-bank samen met anderen meerdere malen opgelicht en bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, door zich telkens voor te doen als medewerker van die bank door middel van een opgemaakte nepsite van deze bank, waarbij in die valse hoedanigheid de rekeninghouders werden gevraagd in te loggen op deze site. Met gebruikmaking van de op deze wijze valselijk verkregen inloggegevens en later (telefonisch) afgevangen tan-codes door middel van wijziging van het telefoonnummer van de betreffende rekeninghouder, heeft verdachte en/of zijn mededader(s) zich vervolgens tegenover de ING voorgedaan als de rechtmatige eigenaar/gemachtigde van die bankrekeningen en gelden van die bankrekeningen overgeschreven naar bankrekeningen van zogenaamde katvangers (personen die daarvoor hun rekening ter beschikking hadden gesteld), teneinde over deze gelden te kunnen beschikken, zonder daarbij zelf traceerbaar te zijn. Verdachte heeft hierdoor de ING-bank financieel benadeeld en het vertrouwen van de betrokken rekeninghouders in het betalingsverkeer schade toegebracht, hetgeen ook zijn neerslag heeft op het maatschappelijk vertrouwen in het bancaire betalingsverkeer.
Tevens heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het witwassen van aanzienlijke geldbedragen door nadat op frauduleuze wijze bedragen van de rekeninghouders van de ING waren verkregen, deze gelden op te nemen van de rekeningen van de ingeschakelde katvangers. Door witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving.
De rechtbank overweegt, dat de officier van justitie bij een eis van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden - kennelijk - de ernst van de gepleegde feiten anders waardeert dan de rechtbank.
De rechtbank neemt naast hetgeen hiervoor reeds is overwogen, nog in aanmerking dat verdachte de bewezen verklaarde feiten op zeer professionele wijze heeft uitgevoerd en daarbij gebruikt heeft gemaakt van andere personen, bezoekers van gay-sites, om als katvanger te fungeren, welke - zo blijkt uit het dossier - minder weerbaar zijn.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten en dat derhalve geen andere straf op haar plaats is dan één, die vrijheidsbeneming van langere duur dan door de officier van justitie gevorderd, met zich brengt.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten 6 simkaarten, een stuk papier met notitie, een geheugenkaart, een gsm-toestel en een geldbedrag van € 3.720,15 dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
9. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij ING Nederland N.V. (gemachtigd in de persoon van de heer[gemachtigde]] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 89.874,28 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit schadeposten van rekeninghouders [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 4] en onderzoekskosten.
Anders dan de raadsman heeft betoogd ten aanzien van de late indiening van de vordering, stelt de rechtbank zich op het standpunt dat het bepaalde in artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering de "late indiening" van de vordering ter zitting niet in de weg staat. De benadeelde partij is dan ook ontvankelijk in de vordering. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat de heer [gemachtigde] ook namens de ING gemachtigd is op te treden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 89.874,28 voldoende is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Dit geldt ook wat betreft de opgevoerde onderzoekskosten, welke de rechtbank alleszins redelijk en billijk voorkomen. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2011. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Anders dan de raadsman heeft bepleit, dient de omstandigheid dat sprake is van medeplegen niet te leiden tot slechts een gedeeltelijke toewijzing.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom ziet de rechtbank aanleiding - hoewel dit niet door de officier van justitie is gevorderd - de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 89.874,28.
De rechtbank ziet in de gestelde geringe draagkracht van verdachte - welke overigens niet is onderbouwd - geen aanleiding dit bedrag te matigen. Verdachte is nog jong en moet - mede gezien zijn voornemen daartoe - voldoende in staat worden geacht inkomsten (uit arbeid) te genereren.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 47, 57, 63, 420bis, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEE (2) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij ING Nederland N.V. geleden schade van € 89.874,28, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2011, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan ING Nederland N.V., voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer ING de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 89.874,28, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart verbeurd:
4 1.00 STK SIM-kaart
KPN A1010-04
209799
10 1.00 STK Papier
A1040-2
209826, notitie gegeven frens smit op agendapapier
13 2.00 STK SIM-kaart
TELFORT/T.MOBIL A1050-3
22 1.00 STK SIM-kaart
B004
209848
23 1.00 STK SIM-kaart
HI B005
209853
25 1.00 STK Geheugenkaart
SANDISK B007
26 1.00 STK SIM-kaart
VODAFONE B007
209858
28 1.00 STK GSM-toestel
BLACKBERRY 9800 178295
29 Geld Euro 3720,15
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mr. J.G. Tielenius Kruythoff en mr. V.M.A. Sinnige, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 september 2011.
Mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.