ECLI:NL:RBHAA:2011:BT1549

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800711-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen bij cocaïne-invoer op Schiphol

Op 22 mei 2011 werd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, door een persoon na een vlucht vanuit Punta Cana (Dominicaanse Republiek) een hoeveelheid van ongeveer 9.877,8 gram cocaïne Nederland ingevoerd. De verdachte, die bij zijn aanhouding een Schipholpas en een tas met het boek 'De Celestijnse Belofte' bij zich had, werd in de nabijheid van de koerier aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde invoer van cocaïne, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. De verdachte had samen met anderen opzettelijk de ontvangst en overdracht van cocaïne bevorderd, wat leidde tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank benadrukte dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie op Schiphol, wat de internationale drugshandel bevorderde. De uitspraak werd gedaan op 9 september 2011.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800711-11
Uitspraakdatum: 9 september 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
volgens het GBA zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
doch blijkens zijn verklaring ter terechtzitting verblijvende aan [adres] te [woonplaats] en hebbende als postadres [adres 2] te [plaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Wolvenplein, te Utrecht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 22 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 9.877,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op of omstreeks 22 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden of te bevorderen;
zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers is/heeft hij, verdachte en of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- (meermalen) met elkaar telefonisch contact gehad en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van invoer van en/of de overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd om afspraken te maken en/of
- (daarbij) een foto van met de afbeelding van [de koerier] en/of een boek (de celestijnse belofte) in ontvangst genomen en/of onder zich gehouden en/of
- met dat boek naar Schiphol gegaan en/of vervolgens airside betreden en/of
- die [de koerier] op airside ontmoet en/of met die [de koerier] daar in de douchecabine is gegaan.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank komt tot deze conclusie, omdat blijkens de inhoud van het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is waaruit al enige betrokkenheid van verdachte blijkt bij de feitelijke invoer van een hoeveelheid cocaïne. Uit verklaringen van verdachte kan volgen dat hij mogelijk pas voor het eerst tezamen en in vereniging met een of meer anderen eventuele op de invoer van cocaïne gerichte handelingen heeft verricht nádat deze cocaïne al was ingevoerd en in beslag genomen. Deze handelingen kunnen dan niet meer betrekking hebben op het primair ten laste gelegde feit, wel op het subsidiair ten laste gelegde feit, waarop hierna verder wordt ingegaan.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen is en verdachte hier dan ook van dient te worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden (noot 1)
Op 22 mei 2011 werd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, door een persoon genaamd [de koerier] (hierna: [de koerier]) na een vlucht vanuit Punta Cana (Dominicaanse Republiek) een hoeveelheid van ongeveer 9.877,8 gram van een stof bevattende cocaïne Nederland ingevoerd.(noot 2, 3) [de koerier] gaf bij zijn aanhouding aan mee te willen werken aan een observatie teneinde een mogelijke afhaler van de cocaïne te onderkennen. De tas waarin de cocaïne zich bevond werd ontdaan van de pakketten met de cocaïne en vervangen door zogenaamde dummy pakketten. Verbalisanten zijn om 13.50 uur met [de koerier] meegelopen richting Top Level Lounge 3 op airside, waar zich de Mac Donalds bevindt en waar [de koerier] had afgesproken de tas met cocaïne over te dragen aan een voor hem onbekende persoon. Teneinde deze persoon te ontmoeten had [de koerier] een kopie van een omslag van het boek getiteld 'De Celestijnse Belofte' bij zich en volgens [de koerier] zou de afhaler het boek bij zich hebben, aan de hand waarvan de [de koerier] en de afhaler elkaar zouden moeten herkennen.(noot 4) Omstreeks 16.14 uur wordt [de koerier] in de gelegenheid gesteld het telefoonnummer te bellen dat hij op een bij hem inbeslaggenomen visitekaartje geschreven had staan. Na het telefoongesprek deelde [de koerier] mede dat hem in het gesprek duidelijk is gemaakt dat het nog wel een uur zou duren voordat de man zou komen aan wie hij de tas moest overdragen. Omstreeks 17.00 uur werd geconstateerd dat een man, die later [verdachte] bleek te zijn, de personeelsdoorgang gelegen onder de Mac Donalds uitkwam en richting het Mercure Hotel liep. Omstreeks 17.27 uur wordt geconstateerd dat [verdachte] in de richting van de Mac Donalds liep en in de rij is gaan staan om een bestelling te doen, waarna hij met zijn bestelling op het terras van de Mac Donalds plaatsnam. [de koerier] liep hierna een rondje langs de tafels van de Mac Donalds en geconstateerd wordt dat [verdachte] zeer veel aandacht heeft voor [de koerier] en hem constant nakijkt. Omstreeks 17.40 uur staat [verdachte] op en verlaat hij het terras, waarop [de koerier] ook opstaat en [verdachte] op korte afstand volgt. Beiden gingen om 17.44 uur de toiletruimte nabij de gebedsruimte in Aankomst 2 binnen. Om 17.47 uur werd geconstateerd dat [de koerier] in de deuropening stond van een douchecabine waarvan de douche aan stond en dat [verdachte] achter hem stond. De deur van de douchecabine werd vervolgens dichtgetrokken, waarna een verbalisant besloot de deur open te trekken en gezien werd dat zowel [verdachte] als [de koerier] in de douchecabine stonden. Hierop is te 17.50 uur [verdachte] ook aangehouden.(noot 5)
Bij zijn aanhouding was [verdachte] in het bezit van een op zijn naam staande Schipholpas en een zwart grijze Adidas sporttas, waarin zich onder andere het boek bevond 'De Celestijnse Belofte'.(noot 6, 7) In de woning waar [verdachte] toentertijd veelal verbleef ([adres]). (noot 8) is een kopie van een foto aangetroffen, waarover verdachte [de koerier] heeft verklaard dat hij de persoon is op die foto en dat die foto een maand eerder (in de Dominicaanse Republiek) was gemaakt door "Dany" (fon.), volgens [de koerier] een hem bekende Dominicaan, gespecialiseerd in het ronselen van drugskoeriers.(noot 9, 10)
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] zich op 22 mei 2011 om 15.06 uur heeft afgemeld op zijn werk op Schiphol (noot 11), dat hij om 15:11:00 zijn Schipholpas heeft aangeboden in Terminal 3 X-passage, personeelssluis 2 uitgaand en dat hij zijn Schipholpas om 16:50:00 uur heeft aangeboden in vertrek/lounge 3 linkersluis ingaand (gezien vanuit de vertrekhal) in de richting van airside en dat hij vervolgens de pas heeft aangeboden in vertrek/lounge 3 personeelsdoorgang vouwdeur en daarmee airside in Terminal 3 is opgegaan.(noot 12)
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij tot 15.00 uur heeft gewerkt en dat hij daarna naar huis is gegaan. Thuis is hij omstreeks 15.30 uur gebeld door een bekende van hem, die aangaf dat hij hem wilde zien. Om 15.40 uur was die vriend bij hem thuis en vroeg [verdachte] om op Schiphol van een persoon een geldbedrag van € 20.000,- in ontvangst te nemen en om dit vervolgens, buiten de Douane om, mee te nemen om het op Schiphol Plaza aan die vriend te geven. Hij kreeg thuis van deze vriend een foto waarop de persoon afgebeeld stond die hem het geld zou overhandigen, welke persoon naar later bleek [de koerier] betrof. Ook had hij het boek 'De Celestijnse Belofte' van die vriend ontvangen, waarmee hij [de koerier] op Schiphol zou moeten herkennen. [Verdachte] is met zijn auto naar Schiphol gereden, maar heeft de foto van [de koerier] thuis laten liggen. Op Schiphol moest hij naar de Mac Donalds gaan om [de koerier] te treffen. Bij de Mac Donalds zag hij [de koerier] naar hem kijken en [verdachte] wenkte naar hem met de bedoeling dat [de koerier] hem achterna zou lopen in de richting van de toiletten nabij de aldaar gelegen gebedsruimte. In de toiletten heeft [verdachte] aan [de koerier] om het geld gevraagd, die volgens verdachte verbaasd zou hebben gekeken, en hij zag dat [de koerier] hem zijn tas gaf. [Verdachte] gaf aan dat hij het bij het zien van de tas niet meer vertrouwde en dat hij toen eerst buiten wilde kijken of alles veilig was; hij wilde namelijk weg. Op het moment dat hij weg wilde merkte hij dat hij de sleutel van zijn auto niet bij zich had en is hij weer naar binnen gegaan om in de tas te kijken. Hij is toen in een douchecabine gegaan om even na te denken en tot zijn verbazing liep [de koerier] hem achterna de douchecabine in.
Ter terechtzitting heeft verdachte voorts verklaard dat hij niet de naam van die vriend wil noemen en wilde hij ook niet zeggen op welke telefoon hij is gebeld door die vriend. [Verdachte] geeft geen antwoord op vragen over de oproepgegevens in de telefoon die bij hem is aangetroffen. Wel heeft verdachte verklaard dat hij op Schiphol niet is gebeld.
Uit onderzoek is gebleken dat in de onder verdachte bij zijn aanhouding in beslag genomen telefoon alleen oproepgegevens aangetroffen zijn van 22 mei 2011 tussen 16.24 uur en 18.42 uur, te weten 4 uitgaande oproepen naar telefoonnummer [nummer] en 11 ontvangen oproepen van datzelfde telefoonnummer.(noot 13)
Vrijspraak bepleit
De raadsman van verdachte heeft gesteld, samengevat, dat verdachte niets wist van [de koerier]. Hij zou op de bewuste 22 mei 2011 door iemand verzocht zijn naar Schiphol te gaan om iemand op te vangen. Hij dacht aan het smokkelen van geld. Volgens de raadsman is er geen bewijs dat verdachte wist dat het om harddrugs zou gaan. Er worden op Schiphol zoveel zaken gesmokkeld, dat zijn komst naar Schiphol net zo goed andere waren zou kunnen betreffen dan harddrugs. Daarmee is gegeven dat het opzet van verdachte, ook in voorwaardelijke zin, om cocaïne binnen Nederland te brengen in deze zaak helemaal niet vaststaat. Verdachte zou, toen hij merkte dat het kennelijk niet om geld ging, hebben willen stoppen en weggaan. De Koninklijke Marechaussee zou wat dat betreft echter te vroeg hebben ingegrepen. Bijgevolg is verdachte niet aangehouden met de pakketten die [de koerier] bij zich had. Voor zover er toch sprake zou zijn van drugssmokkel zouden dit ook softdrugs geweest kunnen zijn. Opzet met betrekking tot behulpzaamheid bij de invoer van harddrugs, zoals subsidiair ten laste gelegd, is dan ook niet te bewijzen.
De raadsman van verdachte heeft voorts aangevoerd dat de verboden invoer van de cocaïne al had plaatsgevonden toen verdachte werd gevraagd naar Schiphol te komen om iemand op te halen. Verdachte kan dan ook in het geheel niet de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen hebben gepleegd of zelfs kunnen plegen.
De rechtbank verwerpt het verweer van verdachte op grond van de volgende overwegingen. Verdachte heeft ten aanzien van hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden een alternatief scenario geschetst. Hij stelt weliswaar dat hij op Schiphol iemand moest opvangen die iets Nederland binnen wilde binnensmokkelen, maar daarbij niet gedacht te hebben aan harddrugs, in dit geval cocaïne. Mede gelet op de voorhanden bewijsmiddelen moet dit scenario als onwaarschijnlijk worden aangemerkt. Zo moet verdachte hebben geweten dat [de koerier] per vliegtuig uit de Dominicaanse Republiek kwam. Verdachte beschikte thuis over een foto van [de koerier]. Deze heeft hij naar zijn zeggen gekregen van een derde. Middels de verklaringen van [de koerier] is voldoende aannemelijk geworden dat deze foto in de Dominicaanse Republiek is gemaakt en via die derde bij verdachte is beland. Via deze weg moet verdachte begrepen hebben waar de foto vandaan kwam. Het is een feit van algemene bekendheid dat vanuit Zuid- en Midden-Amerika veel drugs naar Europa worden gesmokkeld, ook via Schiphol waar verdachte werkzaam was, en dat de Dominicaanse Republiek bekend staat als een belangrijk bronland. Los hiervan is het onwaarschijnlijk dat een drugsorganisatie voor de (verlengde) invoer van een - zeer kostbare - hoeveelheid van bijna 10 kilogram cocaïne een buitenstaander zou inschakelen die deze cocaïne zou ontvangen zonder te weten wat die persoon daarmee zou doen. Dergelijke risico's zullen dit soort organisaties nooit willen nemen.
Het is aan de verdachte om ter ontzenuwing van het vorenstaande zodanige feiten en omstandigheden te stellen dat zijn voorshands onwaarschijnlijke scenario voldoende wordt onderbouwd. Dit houdt in dat, waar van verdachte naar aanleiding van voorgehouden vaststaande feiten redelijke, verifieerbare verklaringen mochten worden verwacht en deze verklaringen niet zijn gegeven, aan de uitleg van verdachte geen gewicht kan worden toegekend. Voor zover verdachte iéts heeft verklaard wordt deze verklaring zelfs nog geheel of gedeeltelijk weersproken door [de koerier], met name ten aanzien van het merkwaardige gedrag van verdachte in de toilet- en doucheruimte. De verklaringen van verdachte moeten dan ook zo onwaarschijnlijk worden geacht, dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk bekend moet zijn geweest met het feit dat [de koerier] harddrugs c.q. cocaïne binnen het grondgebied van Nederland had gebracht.
Ook voor het - onwaarschijnlijke - geval dat aangenomen zou moeten worden dat verdachte géén wetenschap had van bedoelde invoer van harddrugs is de rechtbank van oordeel dat verdachte, op het moment dat hij, naar zijn zeggen, gehoor gaf aan de opdracht van "een vriend" om (terug) naar Schiphol airside te gaan om bij de Mac Donalds de (voor verdachte onbekende) man, zijnde [de koerier], te ontmoeten, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door die onbekend gebleven vriend werd betrokken bij de (verlengde) invoer van cocaïne. Voor deze ontmoeting had verdachte een foto met de afbeelding van [de koerier] en het boek "De Celestijnse Belofte' ontvangen om deze voor hem onbekende persoon, zijnde [de koerier], te herkennen en heeft verdachte vervolgens contact gehad met [de koerier] door middel van wenken, met de bedoeling om deze persoon hem te laten volgen tot in een toiletruimte en zelfs tot in een afgesloten douchecabine (onbetwist een ruimte zonder cameratoezicht) waar hij de douche liet lopen. De verklaring van verdachte dat hij [de koerier] moest benaderen omdat hem gezegd zou zijn dat hij een geldbedrag van € 20.000,- van hem moest overnemen om illegaal door de douane te krijgen, acht de rechtbank, gelet op deze gang van zaken volstrekt ongeloofwaardig en niet gestaafd door enig te controleren feit.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte zich samen met een (of meer) ander(en) opzettelijk heeft belast met de ontvangst en/of de overdracht van cocaïne. Daarmee is voldaan aan de delictsomschrijving van artikel 10a van de Opiumwet. Daaraan doet niet af dat inmiddels ingetreden omstandigheden (de inbeslagneming van de cocaïne) de verwezenlijking van dit misdrijf achteraf in de weg stonden, omdat (ook) de door verdachte ná de inbeslagneming aangevangen voorbereidingshandelingen op zich zelf al strafbaar zijn gesteld (vgl. HR 13 maart 2001, LJN AB0494, NJ 2001/338).
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
subsidiair
hij op 22 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te bevorderen;
zich gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
een ander getracht te bewegen om dat feit te mede te plegen en/of daarbij behulpzaam te zijn en daartoe inlichtingen te verschaffen en voorwerpen, waarvan hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit voorhanden heeft gehad, immers is/heeft hij, verdachte en/of zijn mededader, tezamen en in vereniging met een ander,
- met elkaar telefonisch contact gehad en
- informatie verstrekt en instructies ontvangen ten behoeve van de invoer van en/of overdracht van een of meer hoeveelheden verdovende middelen en
- ontmoetingen gehad en gearrangeerd om afspraken te maken en
- daarbij een foto met de afbeelding van [de koerier] en een boek 'De Celestijnse Belofte' in ontvangst genomen en onder zich gehouden en
- met dat boek naar Schiphol gegaan en vervolgens airside betreden en
- die [de koerier] op airside ontmoet en met die [de koerier] daar in een douchecabine is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van het bevorderen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door:
- een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe inlichtingen te verschaffen,
- voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat dit bestemd is tot het plegen van dat feit.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk bevorderen van de (verlengde) invoer en vervoer van bijna 10 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Voorts heeft de rechtbank ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte het vertrouwen van zijn werkgever heeft geschaad door buiten zijn werktijd met gebruikmaking van een vanwege zijn werk verkregen Schipholpas toegang heeft verkregen tot het airside gedeelte op de luchthaven Schiphol. Door dit handelen heeft verdachte de internationale drugshandel bevorderd door voor een drugsorganisatie het verdere vervoer en de overdracht van verdovende middelen na invoer in Nederland mogelijk te maken. De rechtbank ziet verdachte als een schakel die een onmisbare bijdrage levert aan de invoer van harddrugs. Het wordt verdachte zwaar aangerekend dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie als werknemer op Schiphol.
De rechtbank komt evenwel tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank tot vrijspraak komt van het primair ten laste gelegde feit waarop de officier van justitie zijn eis had gebaseerd en tot een veroordeling komt voor een subsidiair ten laste gelegd feit met een lager strafmaximum.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet terug gegeven Schipholpas aan de uitgevende instantie dient te worden teruggegeven.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 van het Wetboek van Strafrecht.
10a van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem primair ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het subsidiair bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van:
- 1.00 STK Pas, Kl: oranje, Schiphol 4001251 op naam van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Patijn, voorzitter,
mrs. S.M. Christiaan en B.A.A. Daino-Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2011.
Mr. B.A.A. Daino-Postma, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 24 mei 2011 (dossierparagraaf 1.9).
3 Het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 27 mei 2011, kenmerk 4626 X 11.
4 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [de koerier] d.d. 23 mei 2011 (dossierparagraaf 1.4, bladzijde 6).
5 Het proces-verbaal van observatie d.d. 23 mei 2011 (dossierparagraaf 0.4).
6 Het proces-verbaal van onderzoek bagage onder [verdachte] d.d. 24 mei 2011 (dossierparagraaf 2.6).
7 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2011 (dossierparagraaf 2.7).
8 Het proces-verbaal van verhoor voor inverzekeringstelling d.d. 22 mei 2011 (dossierparagraaf 2.2).
9 Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, adres [adres] (dossierparagraaf 4.2).
10 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [de koerier] d.d. 23 mei 2011 (dossierparagraaf 1.4, bladzijden 3 en 8).
11 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2011 (dossierparagraaf 4.6).
12 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2011 (dossierparagraaf 4.5).
13 Het proces-verbaal van bevindingen en analyse telecommunicatie d.d. 27 juni 2011 (dossierparagraaf 4.8).