ECLI:NL:RBHAA:2011:BT1968

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800536-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.E. Patijn
  • A.C.M. Rutten
  • B.A.A. Daino-Postma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in cocaïne-invoeraanklacht na onvoldoende bewijs van opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk invoeren van cocaïne op 14 april 2011 te Schiphol. De verdachte, geboren op Curaçao, werd beschuldigd van het samen met een ander, de koerier, invoeren van een hoeveelheid cocaïne. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij op Schiphol was om zijn neefje, de koerier, op te halen en niet op de hoogte was van de cocaïne die deze vervoerde. De koerier heeft ook verklaard dat hij niet de afhaler van de drugs was en dat hij enkel wilde meewerken aan het onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de cocaïne of dat hij bewust de kans had aanvaard dat hij naar Schiphol kwam om de drugs op te halen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachte en de koerier niet in lijn waren met de beschuldigingen en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. Tevens werd besloten dat de in beslag genomen telefoons aan de verdachte moesten worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800536-11
Uitspraakdatum: 29 juli 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat het op de beslaglijst vermelde telefoontoestellen aan verdachte dient te worden geretourneerd.
4. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat als volgt.
Op 14 april 2011 werd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, door een persoon [de koerier] na een vlucht vanuit Curaçao een hoeveelheid van ongeveer 366 gram van een stof bevattende cocaïne Nederland ingevoerd. [De koerier] gaf bij zijn aanhouding aan mee te willen werken aan een observatie teneinde een mogelijke afhaler te onderkennen. De tas waarin de cocaïne zich bevond werd ontdaan van de cocaïne en verbalisanten zijn met [de koerier] meegelopen naar de uitgang van Terminal 4 Aankomst airside van de luchthaven Schiphol. [De koerier] verliet deze uitgang naar landside. Na het passeren van de schuifdeuren welke toegang verschaffen naar de voor het publiek toegankelijke aankomsthal sloeg [de koerier] direct links af in de richting van Aankomsthal 3 waarbij hij vrijwel onmiddellijk werd aangesproken en begroet door een toen nog onbekende man, die later verdachte bleek te zijn. [Verdachte] voerde kennelijk een gesprek met [de koerier], waarna ze samen in de richting van de Burger King liepen, waar [verdachte] een bestelling deed. [De koerier] en [verdachte] zijn vervolgens via deur D naar buiten gelopen alwaar ze een sigaretje rookten en zich enige tijd ophielden. [De koerier] verwijderde zich van [verdachte] en liep in de richting van de vijver op het Jan Dellaertplein waar hij plaats nam op een bankje. Na 10 minuten stond hij weer op en liep weer in de richting van [verdachte]. Samen liepen ze via deur D weer naar binnen en [verdachte] liep naar de ticketbalie van de NS waar hij 2 treintickets had gekocht naar Almere. Vervolgens zijn [de koerier] en [verdachte] richting treinperron 1 gelopen, alwaar een trein gereed stond. Nadat [verdachte] aanstalten maakte om in die trein te stappen is hij aangehouden.
Verdachte heeft ter terechtzitting zijn eerdere bij de Koninklijke Marechaussee afgelegde verklaring herhaald en aangegeven - kort gezegd - dat zijn neefje [de koerier] hem een dag voor vertrek had gebeld, hem toen vertelde van zijn komst naar Nederland en dat zij hadden afgesproken dat hij [de koerier] zou ophalen van Schiphol. Verdachte ontkent dat hij wist dat [de koerier] een hoeveelheid cocaïne bij zich droeg. Pas bij de ontmoeting op Schiphol hoorde hij van [de koerier] dat hij in de problemen zat vanwege het vervoer van de tas met cocaïne.
[De koerier] heeft zowel als verdachte bij de Koninklijke Marechaussee als bij de rechter-commissaris als getuige verklaard - kort gezegd - dat hij wilde meewerken met het onderkennen van de mogelijke afhaler, dat hij een signalement van die afhaler had zodat hij hem zou herkennen en dat hij enkel had gepraat met een verbalisant die naar zijn zeggen niet goed Spaans sprak. [De koerier] zou tijdens de observatie of in ieder geval bij [verdachte]' aanhouding hebben aangegeven dat [verdachte] zijn neef is en dat hij niet de afhaler van de drugs zou zijn.
Uit de zich in het dossier bevindende foto's en de door [de koerier] en [verdachte] (uiteindelijk) afgelegde verklaringen volgt genoegzaam dat zij samen enkele maanden eerder op Curaçao met elkaar zijn opgetrokken. Zij kenden elkaar dus al voordat zij elkaar op 14 april 2011 op Schiphol troffen. Ongeacht welk signalement precies door [de koerier] aan de Koninklijke Marechaussee is gegeven en in hoeverre dat al dan niet rijmt met het signalement van [verdachte] ter plaatse, valt niet in te zien waarom [de koerier] tevoren over specifieke kledingkenmerken van [verdachte] zou hebben moeten beschikken en verklaren; zij kenden elkaar immers al. Dat zou anders zijn als zou komen vast te staan dat [verdachte] altijd aan hetzelfde petje te herkennen is, maar daarvan is uit het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken.
Onderling zijn kort voor het transport sms-jes over hoeveelheden en/of bedragen en een adres en dergelijke uitgewisseld, zo volgt uit het onderzoek aan de mobiele telefoons, maar namens verdachte is onder overlegging van een schriftelijke bevestiging van een overboeking via Western Union genoegzaam aangetoond dat het om een aan [de koerier] geleend geldbedrag van 75 euro voor de reis ging. Deze gang van zaken hoeft dan ook geen direct verband te houden met voorbereidingen voor een drugssmokkel.
Al met al valt dan ook niet uit te sluiten dat [verdachte]' versie van de gebeurtenissen op Schiphol de juiste is en dat hij alleen op Schiphol was om de hem bekende [de koerier] op te halen en niet (ook) om de door [de koerier] vervoerde cocaïne op te vangen. Een en ander betekent dat de met een eventuele bewezenverklaring onverenigbare mogelijkheid open blijft dat verdachte zich niet aan dit tenlastegelegde feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank concludeert dan ook dat op grond van de inhoud van het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer van een hoeveelheid cocaïne. Niet is vast te stellen dat [verdachte] wist dan wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij naar Schiphol moest komen om (iemand met) een tas met cocaïne op te halen. De rechtbank weegt in dit verband nog mee dat [verdachte] blijkbaar geen interesse heeft getoond in de tas van [de koerier] en dat evenmin is komen vast te staan wat [verdachte] en medeverdachte [de koerier] hebben besproken vanaf op het moment dat ze in de aankomsthal elkaar hadden ontmoet en begroet.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is en verdachte [naam] hier dan ook van dient te worden vrijgesproken.
5. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit, de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 3 telefoontoestellen, aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
6. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem ten laste gelegde feit.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 STK Telefoontoestel, kl: zwart, Samsung;
- 1.00 STK Telefoontoestel, Sony Ericsson;
- 1.00 STK Telefoontoestel, kl: rood, Blackberry.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Patijn, voorzitter,
mrs. A.C.M. Rutten en B.A.A. Daino-Postma, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juli 2011.
Mr. B.A.A. Daino-Postma en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.