ECLI:NL:RBHAA:2011:BT2938

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
517970 VV EXPL 11-170
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.J. Udo de Haes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en wedertewerkstelling in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 7 september 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Trigion Beveiliging B.V. De werknemer vorderde wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn loon na een geschil over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. De werknemer was in dienst bij Trigion en had meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De werkgever stelde dat de laatste arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd, omdat de werknemer niet tijdig het vereiste diploma Beveiliger 2 had behaald. De werknemer betwistte dit en stelde dat zijn arbeidsovereenkomst niet was geëindigd, omdat hij het diploma wel had behaald binnen de geldigheidsduur van zijn legitimatiebewijs.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer voldoende aannemelijk had gemaakt dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd. De rechter wees erop dat de werknemer het diploma Beveiliger 2 had behaald voordat de geldigheidsduur van zijn legitimatiebewijs was verstreken. Hierdoor was er sprake van een ononderbroken reeks van arbeidsovereenkomsten, waarvan de laatste als een overeenkomst voor onbepaalde tijd moest worden beschouwd. De rechter concludeerde dat de werkgever niet beschikte over de vereiste toestemming voor ontslag, waardoor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was.

De vordering van de werknemer tot wedertewerkstelling werd toegewezen, met de voorwaarde dat hij een geldig legitimatiebewijs zou hebben. Daarnaast werd Trigion veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris en de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt het belang van het correct naleven van de regels omtrent arbeidsovereenkomsten en de vereisten voor beëindiging daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 517970 / VV EXPL 11-170
datum uitspraak: 7 september 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. J. van Londen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIGION BEVEILIGING B.V.
te Schiedam
gedaagde
hierna te noemen Trigion
gemachtigde mr. R.J. Bor
De procedure
[eiser] heeft Trigion gedagvaard op 4 juli 2011. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2011. De gemachtigde van Trigion heeft pleitnotities overgelegd. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Trigion nog stukken in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
1. Trigion houdt zich bezig met het verzorgen van beveiligingstaken op Schiphol. Zij mag op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (hierna: de Wpbr) slechts personen die beschikken over een door de politie verstrekt legitimatiebewijs, met beveiligingswerkzaamheden belasten.
2. [eiser] is op 28 juli 2008 bij Trigion in dienst getreden in de functie van Aspirant Beveiliger. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, vanaf 28 juli 2008 tot 28 juli 2009.
3. Ingevolge artikel 2 lid 1 van de door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst eindigt deze arbeidsovereenkomst van rechtswege na het verstrijken van de laatste werkdag, 27 juli 2009, tenzij de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt verlengd. Dit laatste is het geval indien werkgever uiterlijk 1 maand vóór 28 juli 2009 “schriftelijk bevestigt dat de arbeidsovereenkomst wordt verlengd voor bepaalde tijd”. In dat geval “eindigt de arbeidsovereenkomst op de einddatum van de eerste verlenging”, tenzij “werkgever personeelslid vóór de datum waarop de eerste verlenging van rechtswege eindigt, schriftelijk bevestigt dat de arbeidsovereenkomst voor een tweede maal wordt verlengd voor bepaalde tijd”. In dat geval eindigt de arbeidsovereenkomst van rechtswege “op de einddatum van deze tweede verlenging”.
4. Aan [eiser] is voor de duur van de hiervoor onder 2. genoemde arbeidsovereenkomst een legitimatiebewijs als bedoeld in de Wbpr ter beschikking gesteld.
5. Ingevolge artikel 8 van de arbeidsovereenkomst diende [eiser] het diploma Beveiliger 2 te behalen binnen de geldigheidsduur van het aan hem verstrekte (voorlopige) legitimatiebewijs, bij gebreke waarvan op grond van lid 2 van artikel 8 “de arbeidsovereenkomst eindigt […] van rechtswege”.
6. Bij brief van 25 mei 2009 heeft Trigion aan [eiser] medegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst zal worden verlengd “voor bepaalde tijd, te weten vanaf 28 juli 2009 tot en met 27 januari 2010 […] onder voorbehoud dat u het diploma Beveiliger 2 voor 27 juli 2009 hebt behaald”.
7. Op 1 juli 2009 heeft Trigion onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“U heeft […] toestemming gekregen om gedurende een jaar ervaring in de beveiligingsbranche op te doen en in dat jaar uw diploma Beveiliger 2 te behalen. Deze termijn is op 27 juli 2009 verstreken. U heeft op deze datum uw diploma niet behaald en kunt het vereiste diploma ook niet meer behalen voor dat tijdstip. […] Nu uw legitimatiebewijs per 27 juli 2009 niet meer geldig is, kunnen wij u niet meer inzetten als luchthavenbeveiliger en zij wij genoodzaakt de met u afgesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met ingang van 28 juli 2009 van rechtswege te eindigen.”
8. Op 14 juli 2009 heeft [eiser] het afsluitende examen voor de opleiding Beveiliger 2 met goed gevolg afgelegd.
9. Op 4 augustus 2009 heeft het opleidingsinstituut SVPB de cijferlijst en het diploma Beveiliger 2 aan [eiser] toegezonden.
10. Op 19 augustus 2009 hebben partijen een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden gesloten, ingaande op 19 augustus 2009 en eindigende op 19 februari 2010.
11. Bij brief van 24 december 2009 heeft Trigion onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld:
“Per 18 februari 2010 zal uw arbeidsovereenkomst worden verlengd voor bepaalde tijd. Te weten van 18 februari 2010 tot en met 18 februari 2011.”
12. Op 10 januari 2011 heeft [eiser], voorafgaande aan de aanvang van zijn dienst bij Trigion, te horen gekregen dat hij een spoedoperatie diende te ondergaan in verband met bij hem geconstateerde teelbalkanker.
13. Eveneens op 10 januari 2011 heeft Trigion mondeling aan [eiser] medegedeeld dat zijn laatste arbeidscontract niet zou worden verlengd. Zij heeft dit bij brief van 12 januari 2011 aan [eiser] bevestigd.
14. Bij brief van 18 april 2011 heeft de gemachtigde van [eiser] de nietigheid van het ontslag ingeroepen, alsmede wedertewerkstelling van [eiser] en betaling van achterstallig salaris gevorderd.
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat):
I. te bepalen dat het gegeven ontslag nietig is en dat hij dient te worden toegelaten tot de overeengekomen arbeid;
alsmede veroordeling van Trigion
II. tot betaling aan [eiser] van het achterstallige salaris vanaf 17 februari 2011 tot 4 juli 2011, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
III. tot betaling aan [eiser] van het salaris vanaf 4 juli 2011 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst;
IV. tot het verstrekken aan [eiser] van deugdelijke bruto/netto-specificaties, op straffe van een dwangsom voor iedere dag dat Trigion daarmee in gebreke blijft;
V. tot betaling aan [eiser] van € 952,00 (inclusief btw) ter zake van incassokosten;
met veroordeling van Trigion in de kosten van de procedure.
[eiser] stelt, kort samengevat, het volgende.
De eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is niet van rechtswege geëindigd, omdat [eiser] het diploma Beveiliger heeft behaald binnen de geldigheidsduur van het aan hem verstrekte voorlopige legitimatiebewijs. De ingangsdatum van de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is dus ten onrechte op 19 augustus 2009 gesteld, ten gevolge waarvan ook de derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een verkeerde begindatum heeft gekregen. Volgens Trigion ging het om een administratieve fout, waarover [eiser] zich geen zorgen behoefde te maken. Uitgaande van de begindatum van de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, is dus sprake van een ononderbroken reeks van drie arbeidsovereenkomsten, waarvan de derde afliep op 28 januari 2011. Die laatste arbeidsovereenkomst is echter niet van rechtswege geëindigd, omdat [eiser], hoewel hij ziek was, op 28 januari 2011 nog bij Trigion in dienst was. De opzegging van de na 28 januari 2009 voortgezette arbeidsovereenkomst tegen 18 februari 2011 is nietig, omdat Trigion niet beschikte over een ontslagvergunning zoals bepaald in artikel 6 BBA. De tussen partijen bestaande arbeidsrelatie is dus ook na 18 februari 2011 blijven voortbestaan, zodat Trigion [eiser], die na het ondergaan van een operatie sinds 11 mei 2011 weer arbeidsgeschikt is, tot zijn werkzaamheden behoort toe te laten en hem het salaris dient door te betalen.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, omdat hij thans moet leven van een lage sociale uitkering.
Het verweer
Trigion heeft tegen de vordering verweer gevoerd, waarop bij de beoordeling, voor zover noodzakelijk voor de uitkomst van de procedure, zal worden ingegaan.
De beoordeling
1. Vooropgesteld wordt dat de vordering om te bepalen dat het ontslag nietig is dient te worden afgewezen, nu een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevraagd, geen plaats biedt voor een declaratoire uitspraak. De overige gevorderde voorlopige voorzieningen zijn slechts toewijsbaar als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure soortgelijke vorderingen zullen worden toegewezen.
2. Over de aanvang en het einde van de eerste arbeidsovereenkomst zijn partijen het eens. Over de aanvang van de tweede arbeidsovereenkomst en daarmee ook van de derde verschillen zij echter van mening. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk geworden dat de tweede op schrift gestelde arbeidsovereenkomst geacht moet worden te zijn ingegaan op 19 augustus 2009. Daarbij is van belang dat [eiser] deze arbeidsovereenkomst heeft ondertekend voor akkoord, zonder voorbehoud te maken ten aanzien van de daarin genoemde begin- en einddatum. Dat hij daarover bij de administratie wel melding zou hebben gemaakt, zoals hij stelt, maakt dat niet anders. Dit betekent dat voor de vaststelling van de begin- en einddatum van de volgende arbeidsovereenkomsten moet worden uitgegaan van de in de brief van 24 december 2009 genoemde data.
3. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag hoe de periode tussen de eerste en de tweede op schrift gestelde arbeidsovereenkomst dient te worden gekwalificeerd. Volgens [eiser] is de arbeidsrelatie tussen partijen in die periode doorgelopen. Hij wijst daartoe op twee door hem overgelegde salarisspecificaties over periode 8 (13 juli 2009 tot en met 9 augustus 2009) en periode 9 (10 augustus 2009 tot en met 6 september 2009). Daarin zijn de heffingsdagen en sociale verzekeringsdagen cumulatief opgeteld, zoals gebruikelijk bij een aaneengesloten dienstverband, aldus [eiser].
Trigion daarentegen betoogt dat sprake is van een onderbreking van de arbeidsrelatie. Dit blijkt volgens Trigion uit het feit dat op de salarisspecificatie over de eerste periode 28 juli 2009 als ‘datum uit dienst’ wordt vermeld en op de salarisspecificatie over de tweede periode 18 augustus 2009 als ‘datum in dienst’. Bovendien, zo voert Trigion aan, heeft [eiser] het diploma Beveiliger 2 pas op 4 augustus 2009 in zijn bezit gekregen. Daardoor was het voor Trigion niet mogelijk om met een kopie van dit diploma een verlenging van het voorlopige legitimatiebewijs van [eiser] aan te vragen bij de politie. Omdat [eiser] zonder geldig legitimatiebewijs geen beveiligingswerkzaamheden mag verrichten, was Trigion genoodzaakt de arbeidsovereenkomst met [eiser] van rechtswege te beëindigen, aldus Trigion.
4. Voor de beantwoording van de hiervoor genoemde vraag dient allereerst de tekst van artikel 8 lid 2 van de arbeidsovereenkomst als uitgangpunt te worden genomen. Daarin wordt bepaald dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt, indien het diploma Beveiliger 2 niet wordt behaald binnen de geldigheidsduur van het legitimatiebewijs. Vast staat dat [eiser] het diploma op 14 juli 2009 heeft behaald, derhalve twee weken voor afloop van de geldigheidsduur van het aan hem verstrekte legitimatiebewijs. [eiser] kan derhalve rechten ontlenen aan de brief van 25 mei 2009, waarin Trigion bevestigt dat verlenging van de arbeidsovereenkomst plaatsvindt, indien [eiser] het diploma Beveiliger 2 voor 27 juli 2009 heeft behaald. De brief van 1 juli 2009 brengt daarin geen verandering. Deze brief gaat immers uit van de onjuiste constatering dat [eiser] op 27 juli 2009 het vereiste diploma niet heeft behaald - die datum was op dat moment nog niet bereikt - en ook niet meer zou kunnen behalen - het tegendeel daarvan is gebleken. Het feit dat [eiser] het diploma pas op 4 augustus 2009 in zijn bezit heeft gekregen, werpt geen ander licht op deze kwestie. Nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] wist of had kunnen weten, dat het behalen van het diploma twee weken vóór afloop van de geldigheidsduur van zijn legitimatiebewijs niet voldoende was om zich te verzekeren van de voortzetting van zijn arbeidsovereenkomst, maar dat hij er ook voor diende te zorgen dat het diploma voor die datum daadwerkelijk in zijn bezit was, kan de late afgifte door het opleidingsinstituut van zijn diploma niet voor zijn risico komen. Bovendien had hij in die periode met toestemming van Trigion vakantie opgenomen, zodat het later beschikbaar komen van het legitimatiebewijs geen probleem vormde.
5. Het voorgaande rechtvaardigt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de conclusie dat het dienstverband tussen partijen in de periode gelegen tussen 28 juli 2009 en 19 augustus 2009 is doorgelopen. Deze voorlopige conclusie vindt steun in het feit dat de loonspecificatie over periode 8 geen eindafrekening bevat. Daarnaast is van belang dat blijkens de gegevens op deze specificatie [eiser] in die periode 10 dagen heeft gewerkt en 5 dagen vakantie heeft genoten. Uitgaande van de stelling van Trigion dat [eiser] op 27 juli 2009 uit dienst is getreden, zou dit betekenen dat [eiser] in de helft van (de vierwekelijkse) periode 8 bij elkaar meer dagen heeft gewerkt en verlof heeft opgenomen dan de 10 werkdagen die daar volgens Trigion in vallen.
6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en beslist moet vooralsnog worden uitgegaan van een reeks van vier aaneengesloten arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Nu gesteld noch gebleken is dat bij cao is afgeweken van de wettelijke regeling, geldt de laatste arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 7:668a lid 1 sub b BW als aangegaan voor onbepaalde tijd. Het gesloten systeem van het ontslagrecht brengt mee dat voor opzegging van deze arbeidsovereenkomst toestemming als bedoeld in artikel 6 lid 1 BBA is vereist. Nu deze toestemming ontbreekt, is de verwachting gewettigd dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure zal komen vast te staan, dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet op 18 februari 2011 is geëindigd.
7. Het voorgaande brengt mee dat de vordering van [eiser] tot wedertewerkstelling toewijsbaar is, met dien verstande dat Trigion [eiser] slechts dan te werk zal behoeven te stellen, nadat aan hem een legitimatiebewijs als bedoeld in de Wpbr is verstrekt. Ook de vordering tot betaling aan [eiser] van het salaris, voor zover reeds opeisbaar vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 februari 2011 tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst is toewijsbaar. Nu [eiser] vanaf 17 februari 2011 een uitkering in het kader van de ziektewet heeft genoten, is er aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%. Trigion zal tevens worden veroordeeld tot verstrekking aan [eiser] van deugdelijke bruto/netto specificaties over de door haar aan [eiser] te betalen loonbedragen. Voor toewijzing van een dwangsom is geen grond, nu gesteld noch gebleken is dat Trigion niet aan de veroordeling tot vertrekking van loonspecificaties zal voldoen.
8. De kosten verbonden aan de door [eiser] gestelde - en door Trigion niet betwiste - buitengerechtelijke werkzaamheden zijn aan te merken als redelijke kosten die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen, en wel voor het gevorderde bedrag, dat overeenkomt met het in rapport Voorwerk II vastgelegde geldende tarief.
9. De proceskosten komen voor rekening van Trigion omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Trigion bij wijze van voorlopige voorziening:
a. om [eiser] toe te laten tot de overeengekomen arbeid vanaf het moment dat [eiser] beschikt over een geldig legitimatiebewijs als bepaald in de Wpbr;
b. om aan [eiser] te betalen het verschuldigde salaris vanaf 17 februari 2011, inclusief vakantietoeslag en overige emolumenten, voor zover reeds opeisbaar vermeerderd met de wettelijke verhoging ad 10% en de wettelijke rente vanaf 17 februari 2011 tot de dag der algehele voldoening;
c. om aan [eiser] te verstrekken deugdelijke bruto/netto specificaties over de aan hem te verrichten loonbetalingen;
d. tot betaling aan [eiser] van € 952,00 (inclusief btw) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt Trigion tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 90,81
griffierecht € 142,00
salaris gemachtigde € 400,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Udo de Haes en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.