De feiten
a. SHDH is een stichting die zich bezighoudt met dienstverlening op het gebied van wonen, verblijf, zorg, behandeling en begeleiding van ouderen.
b. [verweerder], 59 jaar oud, is op 1 juni 1997 bij SHDH in dienst getreden. Hij was werkzaam als bedrijfseconomisch adviseur tegen een salaris van € 4.014,48 bruto per maand inclusief vakantiegeld (exclusief overige emolumenten).
c. Begin 2011 heeft SHDH met [verweerder] gesproken over de begroting 2012 voor de locatie Molenburg. Naar aanleiding van dat gesprek heeft SHDH [verweerder] mondeling te kennen gegeven dat zij niet tevreden is over het functioneren van [verweerder].
d. Op 31 maart 2011 heeft SHDH wederom met [verweerder] gesproken over zijn functioneren.
e. Bij brief van 3 mei 2011 heeft [XXX] (leidinggevende van [verweerder], hierna: [XXX]) namens SHDH aan [verweerder] geschreven:
“(…) In de afgelopen periode heb ik diverse malen getracht je duidelijk te maken dat ik niet tevreden ben over jouw functioneren. Helaas mocht ik geen luisterend oor bij je vinden en gaf je telkenmale aan je niet te herkennen in de door mij aangegeven verbeterpunten. Zo ook heb je geen ruimte geboden voor het aannemen van adviezen mijnerzijds om tot verbetering te komen. Dit heeft geleid tot een ongewenste en onwerkbare situatie. (…) Ik ben nog steeds bereid jou de gelegenheid te bieden je op een zodanige wijze de komende periode te ontwikkelen dat invulling wordt gegeven aan de wijze waarop SHDH van zijn medewerkers verwacht dat zij invulling geven aan hun functie. Deze inspanning mijnerzijds heeft slechts kans van slagen indien ook jij je serieus inspant om tot overeenstemming te komen.
(…)
Om dit te kunnen bereiken, ben ik van mening dat hiervoor professionele ondersteuning nodig is door de bedrijfsarts danwel een psycholoog of andersoortige specialist. Ik maak zeer binnenkort met jou een afspraak om te bespreken wie we daarvoor in gedachten hebben.(…)”
f. [XXX] heeft op 4 mei 2011 [verweerder] per mail laten weten een gesprek te plannen voor 24 mei 2011.
g. Bij e-mailbericht van 24 mei 2011 heeft [verweerder] aan [XXX] geschreven:
“(…) Je zult (waarschijnlijk niet) begrijpen dat ik door mijn (verschoven krokus)vakantie niet in de gelegenheid ben geweest om op je brief van 3 mei te kunnen reageren. In jouw brief van 3 mei 2011 worden zaken (bewust) door je weggelaten, (totaal) verdraaid en onjuist weergegeven waardoor een totaal foutief beeld van mij en de gang van zaken ontstaat maar ook veel zegt over jouw integriteit! Graag wil ik mij rustig bezinnen of ik wel of niet zal reageren op je brief van 3 mei 2011 en daarnaast zal een e.v.t. beantwoording enige tijd kosten. Door de naderende zomervakanties zal ik niet instaat zijn om voor de vakantieperiode op jouw brief inhoudelijk te reageren. (…)”
h. Op 24 mei 2011 heeft [verweerder] een gesprek gevoerd met (onder andere) [XXX]. [verweerder] is na afloop van het gesprek door SHDH per direct op non-actief gesteld met behoud van salaris.
i. SHDH heeft de inhoud van het bovenvermelde gesprek bij brief d.d. 26 mei 2011 bevestigd. Daarbij heeft zij geschreven:
“(…) [YYY] heeft de vraag gesteld (…) of je in dialoog wilt gaan met je leidinggevende over veranderingen die nodig zijn binnen SHDH bij het invullen van je functie. Hierop heb je aangegeven dat je het in de hedendaagse tijd geen taak van de leidinggevende vindt hierin iets te bepalen. (…) Op basis van dit gesprek heb ik helaas moeten concluderen dat, indien jouw houding, instelling, insteek en gedrag zich op deze wijze continueert, er voor jou binnen SHDH geen basis is om je werkzaamheden voort te zetten. (…) Op basis van het gesprek en jouw mail van vandaag heb ik geconcludeerd dat het vertrouwen tussen jou en SHDH ernstig door jou onder druk wordt gezet. (…) Ik nodig je hierbij uit voor een gesprek op maandag 6 juni 2011 om (…) met je in gesprek te gaan over dit onderwerp, waarbij ik wil benadrukken dat ik dit zie als een laatste mogelijkheid om tot een oplossing te komen en dat ik mij bij gebreke van een bevredigende oplossing genoodzaakt zie de samenwerking te beëindigen. (…)”
j. Bij brief van 3 juni 2011 heeft [verweerder] aan [XXX] geschreven dat in de brief van 26 mei 2011 ‘zaken (bewust) door je worden weggelaten, (totaal) verdraaid en onjuist weergegeven worden waardoor opnieuw een totaal foutief beeld van mij en de gang van zaken ontstaat en opnieuw veel zegt over jouw integriteit’, dat hij door de handelwijze van [XXX] wordt ‘gemanipuleerd en geïntimideerd’ en dat hij zich ‘rustig (wil) bezinnen of ik wel of niet zal reageren op je brief van 26 mei 2011 en zal een e.v.t. beantwoording enige tijd kosten’.
k. Op 6 juni 2011 is [verweerder] niet verschenen voor het gesprek waarvoor hij door SHDH was uitgenodigd.
l. Bij brief van 7 juni 2011 heeft SHDH aan [verweerder] uitgenodigd voor een gesprek op 10 juni 2011. Daarbij heeft zij geschreven dat deze uitnodiging ‘een formeel karakter’ heeft en dat [verweerder] de uitnodiging niet kan weigeren. Verder heeft SHDH geschreven dat [verweerder] ieder gesprek over een ontwikkeltraject afkapt, dat hij weigert in te gaan op een uitnodiging van zijn leidinggevende ‘iets wat formeel niet kan’, dat zijn toon en houding geen blijk geven van een coöperatieve houding, dat hij door zijn houding in de ‘gevarenzone’ terecht is gekomen en ‘dat het nu echt vijf voor twaalf is’.
m. Bij brief van 9 juni 2011 heeft [verweerder] aan [XXX] laten weten dat hij niet zal ingaan ‘op het opnieuw afgedwongen gesprek voor vrijdag 10 juni 2011’ en dat hij zich zal bezinnen of hij zal reageren op de brief van SHDH van 7 juni 2011.
n. SHDH heeft [verweerder] door middel van een ongedateerde brief op staande voet ontslagen. Daarbij heeft zij geschreven:
“(…) U heeft er welbewust voor gekozen om u volledig te onttrekken aan het werkgeversgezag (…)”
o. Bij brief van 21 juni 2011 heeft [verweerder] de nietigheid van het ontslag ingeroepen, zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van werkzaamheden en aanspraak gemaakt op loondoorbetaling.