ECLI:NL:RBHAA:2011:BU3704

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
525255 \ VV EXPL 11-230
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering voorlopige voorziening ontruiming woonruimte wegens onduidelijkheid hennepplantage

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 september 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Ymere en een gedaagde huurder. Ymere vorderde een voorlopige voorziening tot ontruiming van de woonruimte van de gedaagde, omdat er een hennepplantage zou zijn aangetroffen. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, aangezien de hennepplantage niet in gebruik was en de planten te klein waren om afzonderlijk te worden gepoot. De gedaagde had bovendien nooit eerder een hennepkwekerij in haar woning toegestaan en verkeerde in een financieel lastige situatie.

De rechtbank oordeelde dat het niet duidelijk was of de hennepplantage daadwerkelijk in gebruik was en of er gevaarzetting was. De rechter wees erop dat de stroomvoorziening niet illegaal was afgetapt en dat de betrokken personen medewerkers van Liander waren. De kantonrechter vond het van belang dat de gedaagde een groot belang had bij het behouden van haar woonruimte, gezien haar leeftijd en financiële situatie.

Uiteindelijk besloot de kantonrechter de vordering van Ymere tot ontruiming te weigeren, omdat de omstandigheden niet voldoende spoedeisend waren. De rechter compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij het toewijzen van voorlopige voorzieningen, vooral in gevallen waar de woonbelangen van de gedaagde in het geding zijn.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 525255 \ VV EXPL 11-230
datum uitspraak: 27 september 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
de stichting Stichting Ymere
te Amsterdam
eiseres
hierna te noemen Ymere
gemachtigde mr. F.L.J. van Dijk
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. E. Swart.
De procedure
Ymere heeft [gedaagde] gedagvaard op 2 september 2011. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2011. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
a. Ymere verhuurt met ingang van 1 juli 1987 aan [gedaagde] woonruimte aan de [adres], te [woonplaats] (hierna: de woonruimte).
b. Ymere is contractspartij bij het Haarlemmermeers Hennepconvenant.
c. Bij brief van 17 augustus 2011 aan Ymere schrijft de Politie Kennemerland onder meer het volgende:
“Naar aanleiding van een melding van een hennplantage in de [adres] te [woonplaats] is door ons een onderzoek ingesteld. Tijdens dat onderzoek is door ons in de boven(zolder) verdieping (...) een in werking zijnde hennepplantage met 154 stekken aangetroffen. (…) Op deze verdieping van provisorisch een deur gemaakt die de plantage afscheidde van de rest van de zolderverdieping. Achter de deur was de plantage aanwezig. De grootte van de hennepplantage wordt geschat op 30 a 35Meter. De stroomvoorziening van de kwekerij is onderzocht door een medewerker van energiebedrijf Liander. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening van de kwekerij NIET illegaal werd afgenomen. (…) Gezien de beperkte ruimte op die zolderverdieping was er sprake van een grote gevaarzetting met betrekking tot oververhitting van de electrische installatie. (…)”
d. J.T. Bouma, brigadier van Politie Zaanstreek-Waterland rapporteert op
14 september 2011 onder meer het volgende:
“In de periode van 13 januari 2011 tot en met 11 mei 2011 werd in de politieregio Zaanstreek-Waterland een onderzoek gedaan onder de onderzoeksnaam 11MANET. Dit onderzoek richtte zich op twee personen die zich schuldig maakten aan het opzetten van hennepkwekerijen en het aanleggen van de stroomvoorziening. Deze personen waren tijdens genoemd onderzoek werkzaam bij energiebedrijf Liander BV. Tijdens dit onderzoek is (…) gebleken dat er een hennepkwekerij werd gebouwd in de woning [adres] te [woonplaats]. Deze hennepkwekerij werd vier dagen nadat door deze personen de hennepstekken waren gebracht (…) ontruimd. Uit onderzoek is gebleken dat de hennepstekken klein werden gebracht en nog niet afzonderlijk konden worden uitgezet in de hennepruimte. De hennepkwekerij (…) is dus niet volledig in bedrijf geweest. Door de fraudespecialist van Liander is een rapport opgemaakt met betrekking tot de gevaarzetting, dit rapport is opgenomen in het onderzoek 11Manet. (…) Tevens werd verklaard door beiden dat dit de eerste maal was dat er hennepstekken waren neergezet in hun woning. Uit gegevens van het onderzoek 11Manet is dit ook gebleken. De onderzoek gegevens van 11Manet zullen worden vrijgegeven als deze zaak op zitting is geweest. (…)”
De vordering
Ymere vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van [gedaagde]:
I. om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte te ontruimen;
II. tot betaling van de door Ymere geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de hennepkwekerij;
III. om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de achtergebleven elementen van de hennepplantage, waaronder de aangebrachte deur, te hebben verwijderd en verwijderd te houden.
In de woonruimte is een bedrijfsmatige hennepkwekerij aangetroffen, hetgeen een ongeoorloofde bestemmingswijziging is en in strijd is met de toepasselijke algemene bepalingen. Voorts levert de aangetroffen hennepkwekerij een verhoogd risico op voor onder meer brand, doordat wijzigingen in de elektrische installatie zijn aangebracht. Gezien de omvang van de hennepkwekerij was sprake van een strafbare activiteit, hetgeen Ymere niet behoeft te dulden in haar woonruimte. In de schuur bij de woonruimte zijn oude koolstoffilters gevonden, zodat niet kan worden uitgesloten dat er al eerder een hennepkwekerij in de woonruimte is geweest. [gedaagde] is aldus ernstig tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, deze tekortkoming is zo ernstig dat dit in een nog te starten ontbindingsprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woonruimte rechtvaardigt. [gedaagde] heeft daarnaast zonder toestemming van Ymere een deur op de zolderetage geplaatst. Ook heeft [gedaagde] in de periode van maart 1988 tot april 2007 diverse malen een achterstand in de huurbetalingsverplichting laten ontstaan.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat geen sprake is van een spoedeisend belang. Niet valt in te zien waarom Ymere de afloop van een bodemprocedure niet kan afwachten. Gezien het definitieve karakter van de ontruiming moeten aan het spoedeisend belang zware eisen worden gesteld.
[gedaagde] is door twee mannen benaderd die in haar woonruimte een hennepkwekerij wilden exploiteren. [gedaagde] zou daarbij een deel van de winst krijgen. [gedaagde] verkeert in een financieel lastige situatie en is daarom op dat voorstel ingegaan. [gedaagde] heeft nooit eerder een hennepkwekerij in haar woning toegestaan. De kwekerij is echter niet in gebruik genomen. Uit het rapport van Bouma blijkt immers dat de planten te klein waren om afzonderlijk te worden gepoot. Van gevaarzetting is geen sprake geweest, aangezien de twee mannen medewerkers waren van Liander. Zij hebben zorg gedragen voor extra stoppen in de stoppenkast, zodat van oververhitting geen sprake zou zijn. Ook is de bestemming van het gehuurde niet gewijzigd, [gedaagde] heeft immers gedurende die vier dagen dat de planten in huis waren de woning bewoond, terwijl de hennepplantage slechts een deel van de zolder betrof.
Indien de huurovereenkomst uiteindelijk wordt ontbonden zal [gedaagde] de deur op zolder demonteren. Voor toewijzing van een schadevergoeding is geen plaats nu die vordering door Ymere niet is onderbouwd.
De beoordeling
Een onverwijlde ontruiming bij voorlopige voorziening op grond van een geconstateerde hennepkwekerij is niet altijd de aangewezen rechtsgang. Het definitieve karakter van de ontruiming en de ernstige daaruit voortvloeiende gevolgen voor de huurder, maakt dat in sommige situaties, zoals de onderhavige, de rechter in de bodemprocedure beter in staat wordt geacht om de juiste toedracht rond de hennepplantage en het woonbelang van de huurder te beoordelen.
Onvoldoende duidelijk is of de plantage in gebruik is geweest – gezien de grootte van de stekken -, en of de stroomvoorziening gevaar heeft opgeleverd. In het rapport van de Politie Kennemerland staat immers dat de stroom niet illegaal is afgetapt en in het rapport van
J.T. Bouma staat dat de twee mannen die [gedaagde] hebben benaderd medewerkers waren van Liander BV. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij pas na de strafzitting in de zaak met betrekking tot onder meer onderhavige hennepplantage over vorenbedoelde gegevens kan beschikken. De kantonrechter acht die gegevens gezien het vorenstaande mede van belang voor zijn oordeel. De onderhavige procedure leent zich niet voor nadere bewijslevering. In de onderhavige situatie is daarentegen duidelijk dat [gedaagde] een groot belang heeft bij het behouden van haar woonruimte. Zij is 66 jaar en woont al lange tijd in de gehuurde woonruimte, gezien haar financiële situatie kan zij geen woonruimte op de particuliere markt huren.
Dat [gedaagde] in het verleden een (beperkte) huurachterstand heeft laten ontstaan, is voor de onderhavige beoordeling niet relevant. Niet gesteld of gebleken is immers dat op dit moment of in het recente verleden sprake is geweest van een huurachterstand, zodat dit onvoldoende spoedeisend is om thans als voorlopige voorziening de gevorderde ontruiming van de woonruimte toe te wijzen. Ook de zonder toestemming geplaatste deur op de zolderetage is onvoldoende spoedeisend om thans als voorlopige voorziening de gevorderde ontruiming van de woonruimte toe te wijzen.
Op grond van het vorenstaande zullen de voorlopige voorzieningen worden geweigerd.
De kantonrechter acht in de gegeven omstandigheden een compensatie van de proceskosten passend. Immers, gebleken is dat [gedaagde] onjuist heeft gehandeld, doch op dit moment is onvoldoende duidelijk of dat onjuiste handelen voldoende spoedeisend en ernstig is om op dit moment de gevorderde ontruiming van de woonruimte toe te wijzen.
De beslissing
De kantonrechter:
- weigert de voorlopige voorzieningen;
- compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.