ECLI:NL:RBHAA:2011:BU3787
Rechtbank Haarlem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Huur bedrijfsruimte: juridische versus economische eigendom en de gevolgen voor verhuurderschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 oktober 2011 uitspraak gedaan in een kort geding over de huur van een bedrijfsruimte. Eiser, die zich als belangenbehartiger van de nieuwe eigenaar van de bedrijfsruimte presenteert, vordert ontruiming van de bedrijfsruimte door gedaagde 1, die de ruimte zonder toestemming aan gedaagde 2 in gebruik heeft gegeven. Eiser stelt dat het verhuurderschap in 1994 op hem is overgegaan, maar de rechtbank oordeelt dat de enkele economische overdracht van de eigendom niet voldoende is om het verhuurderschap over te dragen. De rechtbank wijst erop dat volgens artikel 7:226 BW de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst alleen overgaan bij levering of vestiging van een recht. De rechtbank concludeert dat eiser niet als verhuurder kan worden aangemerkt, omdat er geen bewijs is dat de huurovereenkomst op hem is overgegaan. De vordering tot ontruiming wordt afgewezen, omdat niet aannemelijk is dat eiser in een eventuele bodemprocedure enige vordering als verhuurder kan maken. De rechtbank wijst ook op het verstekvonnis van 28 april 2011, waarin de indeplaatsstelling van gedaagde 2 is toegewezen, wat betekent dat gedaagde 2 als nieuwe huurder wordt beschouwd. De proceskosten worden aan eiser opgelegd, omdat hij in het ongelijk is gesteld.