ECLI:NL:RBHAA:2011:BU3872

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
480445 / CV EXPL 10-11529
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van bepalingen van een CAO inzake verplichte bijdragen door een groothandel in textielafval

In deze zaak vorderde de Stichting Fonds Kollektieve Belangen voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen betaling van verplichte bijdragen van Euro Afretex B.V. krachtens de CAO voor de jaren 2008 en 2009. Euro Afretex betwistte de vordering en stelde dat zij niet onder de werkingssfeer van de CAO viel, omdat zij zich richtte op de groothandel in textielafval en niet op kleding. De kantonrechter oordeelde dat de definitie van textielgoederen en aanverwante artikelen in de CAO breed was en ook textielafval omvatte. De rechter benadrukte dat de bewoordingen van de CAO, gelezen in het licht van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis zijn voor de uitleg van de bepalingen. De kantonrechter concludeerde dat Euro Afretex als groothandel in textielgoederen en aanverwante artikelen valt onder de werkingssfeer van de CAO, en dat de Stichting recht had op de gevorderde bijdragen. De rechter wees de vordering van de Stichting toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden eveneens aan Euro Afretex opgelegd, omdat deze in het ongelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 12 mei 2011 door de kantonrechter in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 480445 / CV EXPL 10-11529
datum uitspraak: 12 mei 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
Stichting Fonds Kollektieve Belangen voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
te Amsterdam
eiseres
hierna te noemen de Stichting
gemachtigde: mr. S. Sanou
tegen
Euro Afretex B.V.
te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen Euro Afretex
gemachtigden: mr. B.W.G. van der Velden en mr. drs. J.J. van Dorp
De procedure
De Stichting heeft Euro Afretex gedagvaard op 19 augustus 2010. Euro Afretex heeft schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 21 oktober 2010 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 16 november 2010. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht en de Stichting heeft een pleitnotitie met producties overgelegd. Na de comparitie heeft Euro Afretex een akte uitlating ingediend en de Stichting heeft daarop weer schriftelijk gereageerd.
De feiten
a. De Stichting is opgericht ter uitvoering van de CAO inzake het Fonds Kollektieve Belangen voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen.
b. Ingevolge deze CAO is een onder de werkingssfeer van de CAO vallende werkgever verplicht over 2008 en 2009 een bijdrage aan de Stichting te betalen.
c. Euro Afretex heeft de aan haar door de Stichting in rekening gebrachte voorschotbedragen over 2008 en 2009 ter hoogte van elk € 644,00, ondanks diverse sommaties, niet betaald.
d. De van 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2009 geldende CAO voor werkgevers en werknemers in de Groothandel in Textielgoederen en aanverwante artikelen, hierna te noemen de CAO, bepaalt in artikel 6.4 onder meer:
“ De CAO is van toepassing op alle Groothandels in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen. Dat is iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming voert waarbij uitsluitend of in hoofdzaak de groothandelsfunctie wordt uitgeoefend en/of de verwervingsfunctie met betrekking tot textielgoederen en aanverwante artikelen, al of niet voor eigen rekening en risico, met het doel deze goederen aan wederverkopers en/of bedrijfsmatige gebruikers c.q. institutionele afnemers (in binnen- en buitenland) door te leveren.
(…)
Textielgoederen en aanverwante artikelen zijn:
(…)
*Katoen
Katoen in enigerlei vorm, garens en weefsels van katoen en bad- of frotteerstof (lussendoek) van katoen.
(…)
*Textiel van synthetische of kunstmatige stapelvezels
Synthetische of kunstmatige stapelvezels in enigerlei vorm, garens en weefsels van synthetische of van kunstmatige stapelvezels.
(…)
*Kleding en kledingtoebehoren van textiel
Heren- en jongenskleding.
Dames-, meisjes- en kinderbovenkleding.
Heren-, jongens-, dames-, meisjes- en kinderonderkleding
(…)
Andere geconfectioneerde kledingtoebehoren, sous-bras, schoudervullingen, en dergelijke opvulstukken voor kleding, gordels en koppels, moffen, overmouwen, enzovoort.
(…)
* Aanverwante artikelen
Artikelen die met bovengenoemde goederen gebruikt of toegepast worden, of een onderdeel vormen, of als hulpmiddel of gereedschap erbij nodig zijn.
De vordering
De Stichting vordert (samengevat) veroordeling van Euro Afretex tot betaling van
€ 1.288,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2010 en de buitengerechtelijke kosten van € 229,91 inclusief BTW en de proceskosten. De Stichting legt aan de vordering ten grondslag dat Euro Afretex een werkgever is in de zin van de CAO inzake het Fonds Kollektieve Belangen voor de Groothandel in Textielgoederen en aanverwante artikelen. Alle werkgevers die onder deze CAO vallen zijn verplicht een jaarlijkse bijdrage te betalen aan de Stichting. Euro Afretex heeft ondanks aanmaningen, waaronder die van de incassoafdeling van de administrateur van de Stichting, de bijdragen over 2008 en 2009 niet voldaan. Op de overige stellingen van de Stichting wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan
Het verweer
Euro Afretex betwist de vordering. Zij voert (samengevat) aan dat zij geen werkgever is die onder de werkingssfeer van de CAO valt. Zij richt zich op de groothandel in textielafval en niet op de groothandel in kleding en zij kwalificeert zich dan ook niet als werkgever in de zin van de CAO. Verder wordt de verschuldigdheid en de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten betwist. Op de overige stellingen van Euro Afretex wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
1. Het gaat in de onderhavige zaak om de uitleg van de bepalingen van een CAO. De kantonrechter stelt daarbij het volgende voorop.
Voor de uitleg van bepalingen van een CAO zijn de bewoordingen van de desbetreffende bepalingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de CAO in beginsel van doorslaggevende betekenis (de CAO-norm). De CAO-norm leidt niet tot een louter taalkundige uitleg; er is sprake van een uitleg naar objectieve maatstaven, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de CAO behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de CAO naar objectieve maatstaven volgt uit de CAO-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan betekenis worden toegekend (vergelijk Hoge Raad 20 februari 2004, NJ 2005, 493).
2. In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of Euro Afretex al dan niet onder de werkingssfeer van de door partijen genoemde CAO’s valt. De kantonrechter merkt daarbij op dat partijen in hun stukken niet naar dezelfde CAO verwijzen, maar dat deze CAO’s blijkbaar, gelet op de stellingen van partijen over en weer, wel dezelfde definitie voor de werkingssfeer van de desbetreffende CAO hanteren. De kantonrechter neemt dit dan ook als uitgangspunt bij de verdere beoordeling.
Artikel 6.4 van de CAO bepaalt over de werkingssfeer: “De CAO is van toepassing op alle Groothandels in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen.”
In deze definitie kunnen twee elementen van elkaar worden onderscheiden:
a. Wat verstaat de CAO onder textielgoederen en aanverwante artikelen?;
en
b. Wat verstaat de CAO onder groothandels?
3. De Stichting heeft ter onderbouwing van haar stelling dat Euro Afretex onder de werkingssfeer van de door haar genoemde CAO valt onder meer gewezen op een uitspraak van het Hof Amsterdam van 29 januari 2004 (rolnummer 1341/2002), waarbij het hof zich heeft uitgesproken over de uitleg van dezelfde teksten.
4. Het Hof heeft in deze uitspraak onder meer beslist:
- “De tekst maakt geen onderscheid tussen nieuwe en gedragen kleding en in de CAO is (overigens) geen aanwijzing te vinden dat zij slechts ziet op nieuwe kleding. Gelet op het – gezien de definitie kennelijk beoogde – ruime toepassingsbereik van de CAO moet worden aangenomen dat gedragen kleding onder de werkingssfeer van de CAO valt.” (rechtsoverweging 5.10);
- “Het tot balen persen van gedragen kleding is niet een zodanige be- of verwerking van de textielgoederen dat dit dient te worden aangemerkt als recycling of verwerking tot grondstof voor nieuwe textiele materialen, op grond waarvan de activiteiten (…) buiten de definitie (…) zouden vallen. Hetzelfde geldt voor de “uitgebreide en verfijnde sortering” als bedoeld onder 5 in de conclusie van antwoord in eerste aanleg. Het betreft nog steeds kleding, die als zodanig – veelal naar het buitenland – wordt doorverkocht zij het dat geen sprake is van verkoop in aantallen doch van verkoop in gewicht.” (rechtsoverweging 5.11);
- “Het hof is voorts van oordeel dat het feit dat gedragen kleding in andere regelingen als (textiel)afval wordt aangemerkt omdat het naar de in Nederland geldende normen als kleding ongeschikte goederen zijn, niet meebrengt gedragen kleding ook voor de toepasselijkheid van de CAO als afval aan te merken.” (rechtsoverweging 5.12).
5. Euro Afretex heeft gesteld dat haar activiteiten niet zijn te vergelijken met de activiteiten van de ondernemer in het door het Hof Amsterdam berechte zaak. Dit omdat het hof in die zaak als uitgangspunt heeft genomen dat het ging om de handel in gedragen kleding. In de onderhavige zaak gaat het niet in handel in gedragen kleding, maar om handel in textielafval.
Euro Afretex heeft gesteld dat zij textielafval per kilo inkoopt bij organisaties die de goederen zelf niet meer als kleding kunnen gebruiken. De goederen worden in containers en plastic zakken bij haar aangeleverd; ze worden voor zover nodig gesorteerd en verpakt in balen. Het merendeel wordt vervolgens per kilogram verkocht aan buitenlandse afnemers. Een zeer beperkt gedeelte van de goederen wordt aan marktkooplieden in Nederland aangeboden.
6. De vraag is of dit door Euro Afretex gehanteerde onderscheid van belang is gelet op de bewoordingen van de CAO.
Om die vraag te kunnen beantwoorden zal de kantonrechter achtereenvolgens ingaan op de twee hierboven aangeven elementen, die van belang zijn voor het bepalen van de werkingssfeer van de CAO (zie rechtsoverweging 2).
7. Allereerst de definitie van textielgoederen en aanverwante artikelen.
De kantonrechter constateert dat in artikel 6.4 van de CAO textielafval niet als een bijzondere categorie wordt genoemd en ook niet (expliciet) van de werking van de CAO wordt uitgesloten. Onder textielgoederen worden begrepen kleding en kledingtoebehoren van textiel, maar ook bijvoorbeeld katoen en textiel van synthetische of kunstmatige stapelvezels, alles in enigerlei vorm, in garens en/of weefsels. In feite komt dit er op neer dat ook basismaterialen waarvan kleding is gemaakt onder de definitie van textielgoederen vallen. Bij de definitie van aanverwante artikelen wordt dat nog eens verder uitgebreid, door daar onder te laten vallen artikelen die met de genoemde goederen worden gebruikt of toegepast, of een onderdeel daarvan vormen, of als hulpmiddel of gereedschap erbij nodig zijn.
Het Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat deze definitie kennelijk een ruim toepassingsbereik beoogt. Het enkele feit dat de leveranciers van Euro Afretex de gedragen kleding, want daar gaat het om, als textielafval aanmerken, omdat zij de goederen niet meer als kleding geschikt achten, brengt op zichzelf niet mee dat de textielgoederen niet meer onder de toepasselijkheid van de CAO zouden vallen.
Voorts is de kantonrechter met het hof van oordeel dat de mogelijkheid dat in andere regelingen gedragen kleding als afval wordt bestemd – al dan niet omdat een leverancier het oogmerk heeft om zich hiervan te ontdoen – niet betekent dat het volgens de CAO geen textielgoederen of aanverwante artikelen (meer) zijn. De definitie van textielgoederen en aanverwante artikelen geeft immers op geen enkele wijze aan dat de bestemming of het doel van belang is voor de vraag of kleding nog onder de definitie valt.
8. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van groothandel is wel van belang het doel van de activiteiten van de ondernemer. Immers in artikel 6.4 worden als groothandels in textielgoederen en aanverwante artikelen aangemerkt iedere natuurlijke en rechtspersoon die een onderneming voert waarbij uitsluitend of in hoofdzaak de groothandelsfunctie wordt uitgeoefend en/of de verwervingsfunctie met betrekking tot textielgoederen en aanverwante artikelen, al of niet voor rekening en risico, met het doel deze goederen aan wederverkopers en/of bedrijfsmatige gebruikers c.q. institutionele afnemers (in binnen- en buitenland) door te leveren.
Dit betekent, naar het oordeel van de kantonrechter (en zoals ook het hof heeft overwogen), dat indien de ingekochte textielgoederen niet of slechts beperkt worden be- of verwerkt, de groothandelsfunctie in beginsel in stand blijft. Euro Afretex heeft gesteld dat zij de goederen sorteert en verpakt in balen. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt hieruit niet dat daardoor haar activiteiten buiten de definitie van groothandel zou vallen, omdat gesteld noch gebleken is dat dat de hoofdzaak van haar activiteiten zou zijn.
Er zou echter evenmin sprake zijn van een groothandel in textielgoederen, indien Euro Afretex niet het doel zou hebben om deze goederen aan een wederverkoper en/of bedrijfsmatige gebruiker dan wel institutionele gebruiker door te leveren. Artikel 6.4 geeft ook aan wat onder wederverkopers of bedrijfsmatige verbruikers dan wel. institutionele afnemers wordt begrepen. Euro Afretex heeft op dat punt uitsluitend aangegeven dat zij de zaken doorverkoopt aan marktkooplieden en afnemers in het buitenland. Wederverkopers in het buitenland vallen echter expliciet ook onder de definitie. Gesteld noch gebleken is dat Euro Afretex zich (in hoofdzaak) ontdoet (als afval) van de door haar ingekochte goederen. Het feit dat Euro Afretex een aanzienlijke omzet weet te generen met de verkoop van deze goederen lijkt daar ook niet op te wijzen.
9. De conclusie van het vorenstaande is dat Euro Afretex als groothandel textielgoederen en/of aanverwante artikelen inkoopt en deze vervolgens, na sortering en/of verpakking in balen, verkoopt aan wederverkopers. Euro Afretex valt daarmee onder de werkingssfeer van de door partijen genoemde CAO’s. Dat de Stichting Vervroegde uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen, die net als de Stichting belast is met de uitvoering van hetgeen in de, althans een vergelijkbare CAO is opgenomen een ander standpunt heeft ingenomen over de groothandel in lompen en gebruikte kleding, zoals Euro Afretex naar voren heeft gebracht, kan aan het voorgaande niet afdoen. Dat standpunt dateert immers van vóór eerdergenoemde uitspraak van het hof Amsterdam en het staat de Stichting vrij een ander standpunt in te nemen. Bovendien is van belang dat, zoals hiervoor al is aangegeven, de bepalingen van een CAO naar objectieve maatstaven moeten worden uitgelegd en de (subjectieve) mening van de Stichting niet doorslaggevend is bij de uitleg van de CAO.
Een en ander betekent dat de gevorderde hoofdsom vermeerderd met de wettelijke rente, als verder niet betwist, dient te worden toegewezen.
10. Euro Afretex heeft betwist dat de Stichting buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en heeft gesteld dat de hoogte van de gemaakte kosten niet redelijk is. Euro Afretex heeft deze betwisting verder niet onderbouwd.
De Stichting heeft in de dagvaarding gesteld dat zij op grond van algemeen verbindend verklaard bepalingen van de CAO bij betalingsverzuim aanspraak kan maken op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van 15% van de hoofdsom. Voorts heeft zij gesteld dat door de incassoafdeling “credit management”van haar administrateur diverse betalingsverzoeken, rappels en sommaties zijn verstuurd en dat het hier gaat om een combinatie van incassohandelingen als bedoeld en omschreven in het rapport Voorwerk II. Tegen deze achtergrond acht de kantonrechter de betwisting van Euro Afretex onvoldoende gemotiveerd. De hoogte van de gevorderde kosten acht de kantonrechter bovendien niet onredelijk. Deze kosten zullen derhalve ook worden toegewezen.
11. De proceskosten komen voor rekening van Euro Afretex omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Euro Afretex tot betaling aan de Stichting van € 1.288,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 januari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt Euro Afretex tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 226,91 inclusief BTW;
- veroordeelt Euro Afretex tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de Stichting tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 87,93
griffierecht € 208,00
salaris gemachtigde € 450,00
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P Frinking en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Bij afwezigheid van mr Frinking is dit vonnis getekend door mr. J.J. Dijk