ECLI:NL:RBHAA:2011:BU4519

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
530833 VV EXPL 11-260
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.J. Dubois
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en loondoorbetaling in kort geding

In deze zaak heeft de werknemer, hierna te noemen [eiser], een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NEBUR B.V., hierna te noemen Nebur, met als doel de doorbetaling van zijn salaris te vorderen. [eiser] stelt dat Nebur de arbeidsovereenkomst eenzijdig heeft beëindigd zonder zijn instemming, terwijl Nebur aanvoert dat [eiser] zelf de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 november 2011, waarbij Nebur vrijwillig ter zitting verscheen. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen.

De feiten zijn als volgt: [eiser] was sinds 1 januari 2006 in dienst bij Nebur als export medewerker. Op 11 augustus 2011 vond er een gesprek plaats tussen [eiser] en de directeur van Nebur, [XXX], waarin [eiser] zijn kantoorsleutels en creditcard op zijn bureau legde en naar huis ging. Bij aangetekend schrijven op dezelfde dag heeft [XXX] aan [eiser] medegedeeld dat de samenwerking in onderling overleg werd ontbonden. [eiser] heeft echter nooit ingestemd met deze beëindiging en heeft zijn gemachtigde opdracht gegeven om Nebur te verzoeken om een vergoeding voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Nebur betwist de vordering van [eiser] en stelt dat [eiser] zelf heeft aangegeven niet meer voor Nebur te willen werken. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de arbeidsovereenkomst niet met wederzijds goedvinden of op initiatief van [eiser] is beëindigd. Nebur is daarom verplicht om de loondoorbetalingsverplichtingen jegens [eiser] na te komen tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] tot betaling van salaris en wettelijke verhoging afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de arbeidsovereenkomst na 11 augustus 2011 is voortgezet. De proceskosten zijn voor rekening van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 530833 / VV EXPL 11-260
datum uitspraak: 8 november 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. L.M. Seriese
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NEBUR B.V.
te Hoofddorp
gedaagde
hierna te noemen Nebur
gemachtigde mr. H. de Graaf-de Waard
De procedure
[eiser] heeft Nebur bij niet betekende dagvaarding opgeroepen voor de kantonrechter te Haarlem. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2011, tezamen met een door Nebur ingediend verzoekschrift tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] (zaaknummer 529327/AO VERZ 11-519). Nebur is vrijwillig ter zitting verschenen. De gemachtigde van Nebur heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
1. [eiser] is op 1 januari 2006 bij Nebur in dienst getreden als export medewerker tegen een salaris van (laatstelijk) € 3.368,60 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
2. Gedurende enige tijd hebben tussen de directeur van Nebur, [XXX] (hierna: [XXX]) en [eiser] onderhandelingen plaatsgevonden over een door [eiser] te verkrijgen minderheidsbelang in Nebur.
3. Op 11 augustus 2011 heeft [XXX] in het geheugen van de door [eiser] gebruikte computer een vacaturesite aangetroffen met diverse vacatures. [XXX] heeft een print van een van die vacatures op het bureau van [eiser] neergelegd, voorzien van een vraagteken.
4. Diezelfde dag heeft tussen [eiser] en [XXX] een gesprek plaatsgevonden. [eiser] heeft tijdens dit gesprek de aan hem ter beschikking gestelde kantoorsleutels en creditcard op zijn bureau gelegd, waarna hij met de bedrijfsauto naar huis is gereden. [eiser] is na enige tijd op het werk teruggekeerd om de bedrijfsauto in te leveren en is vervolgens weer weggegaan.
5. Bij aangetekend schrijven van 11 augustus 2011 heeft [XXX] onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld:
“Middels dit schrijven […] laat ik u weten dat we per heden […] in onderling overleg en met beider instemming de samenwerking ontbinden. […] Doch zullen wij aan onze loondoorbetalingsverplichting tot en met de maand augustus 2011 blijven voldoen.”
6. Op 12 augustus 2011 heeft [eiser] zijn telefoon en laptop bij Nebur ingeleverd. Hij heeft deze overhandigd aan magazijnmedewerker [YYY] (hierna: [YYY]).
7. Op 15 augustus 2011 heeft [XXX] telefonisch contact opgenomen met [eiser], waarbij hij heeft aangegeven met [eiser] te willen spreken.
8. Bij e-mailbericht van 16 augustus 2011 heeft [XXX] onder meer het volgende aan [eiser] geschreven:
“Ik ben nog steeds een beetje overdonderd door je plotselinge vertrek […] Als ik het verkeerd zie laat het me aub weten dan kunnen we er altijd over praten.”
9. Bij brief van 23 augustus 2011 heeft de gemachtigde van [eiser] aan Nebur meegedeeld dat [eiser] niet heeft ingestemd met een beëindiging per direct “zonder enige vergoeding”, maar dat hij bereid is “mee te werken aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst” op basis van in de brief opgenomen beëindigingsvoorstel, onder andere inhoudende een door Nebur te betalen vergoeding van € 16.371,40 bruto.
10. Bij brief van 8 september 2011 heeft de gemachtigde van Nebur betwist dat “het initiatief tot beëindiging van het dienstverband bij cliënte ligt” en het beëindigingsvoorstel van de hand gewezen.
11. Op 19 september 2011 heeft [YYY] onder meer het volgende schriftelijk verklaard:
“[…] op 11 augustus 2011 […] heb [ik] gezien en gehoord dat de heer [eiser] zelf zijn kantoorsleutels en creditcard op zijn bureau legde met de tekst “ik ben er klaar mee”. […] De volgende dag heeft de heer [eiser] bij mij zijn laptop en telefoon ingeleverd. Hij kwam heel rustig en weloverwogen over en zei tegen mij “dat je soms een beslissing moet maken”.”
12. Op 22 september 2011 hebben [AAA], de moeder van [XXX], en [BBB], zijn vriendin, onder meer de volgende schriftelijke verklaring opgesteld:
“Hierbij verklaren ondergetekenden […] dat zij beiden 15-8-2011 op kantoor aanwezig waren en via de telefoonspeaker het gesprek dat de heer [XXX] met de heer [eiser] voerde, mee luisterden. De heer [XXX] belde de heer [eiser] met de vraag of hij bij zijn besluit om niet meer voor Nebur werkzaam te willen zijn, bleef. Hij heeft hem hierbij gewezen […] dat hij, doordat hij zelf ontslag heeft genomen, niet in aanmerking zou komen voor een uitkering. […]
De heer [eiser] heeft hierop geantwoord dat hij […] bij zijn besluit om te vertrekken bleef.”
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Nebur tot betaling aan [eiser] van € 3.368,60 bruto per maand vanaf 1 september 2011 tot aan het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, verhoogd met 50% wettelijke verhoging, alsmede de wettelijke rente over het achterstallig salaris en de wettelijke verhoging en tot verstrekking aan [eiser] van deugdelijke loonspecificaties, binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 350,00 per dag.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag.
[eiser] heeft geen sollicitatieactiviteiten ontplooid tijdens werktijd. De door [XXX] geprinte vacaturetekst betreft een e-mail die [eiser] aan zichzelf had gestuurd ten behoeve van een vriend van hem, die op zoek was naar een baan. Bij het gesprek op 11 augustus 2001 heeft Nebur [eiser] te verstaan gegeven dat hij kon vertrekken. Alleen om eventuele problemen te voorkomen heeft [eiser] de auto, de creditcard en de kantoorsleutels ingeleverd, en de volgende dag ook de telefoon en de laptop.
Indien Nebur ervan uitgaat dat [eiser] de arbeidsovereenkomst zelf heeft beëindigd, dan had zij zich ervan dienen te vergewissen dat [eiser] werkelijk de bedoeling had om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Die onderzoeksplicht heeft Nebur geschonden. Zij heeft [eiser] ook niet gewezen op de mogelijke consequenties van zijn (beweerdelijke) opzegging.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is noch met wederzijds goedvinden noch op initiatief van [eiser] zelf beëindigd. Nebur dient daarom haar betalingsverplichtingen jegens [eiser] ook na 1 september 2011 na te komen tot het rechtsgeldig einde van de arbeidovereenkomst. Over het achterstallig salaris is Nebur de wettelijke verhoging en de wettelijke rente verschuldigd.
Het verweer
Nebur betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.
[XXX] en [eiser] hebben gedurende 12 jaar een vriendschappelijk relatie onderhouden. [XXX] beschouwde [eiser] als familie en er was hem dus veel aan gelegen [eiser] in zijn onderneming, een familiebedrijf, te laten participeren. In juni 2011 lagen de stukken ter ondertekening bij de notaris klaar, maar partijen waren het nog niet eens geworden over de waardering van de aandelen.
Op 11 augustus 2011 trof [XXX] bij toeval in de internethistorie een groot aantal vacaturesites aan die door [eiser] waren bezocht. [XXX] heeft daaruit geconcludeerd dat [eiser] bezig was met het zoeken van een andere werkkring. [XXX] heeft dat als “een dolksteek in de rug ervaren”. Hij had al veel geld uitgegeven in verband met de toekomstige participatie van [eiser] en ging nog steeds uit van een verregaande samenwerking met [eiser].
Na door [XXX] met diens vondst op zijn computer te zijn geconfronteerd, heeft [eiser] aangegeven dat hij op die manier geen zin meer had in de participatie in Nebur, heeft gezegd dat hij “er klaar mee was” en heeft zijn sleutels en creditcard op zijn bureau gegooid. [XXX] heeft [eiser] niet gezegd dat hij kon vertrekken.
Op 15 en 16 augustus 2011 heeft [XXX] telefonisch respectievelijk per e-mail aan [eiser] gevraagd of hij bij zijn besluit om de arbeidsovereenkomst met Nebur te beëindigen bleef. Hij heeft hem bij het telefoongesprek op 15 augustus 2011 ook gewezen op de mogelijke ongunstige gevolgen van zijn besluit.
[eiser] heeft zich nimmer beschikbaar gehouden voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden bij Nebur.
De beoordeling
1. De gevorderde voorlopige voorzieningen zijn slechts toewijsbaar als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure soortgelijke vorderingen zullen worden toegewezen. Daarvoor is doorslaggevend of thans met voldoende mate van zekerheid kan worden aangenomen dat in die bodemprocedure komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 11 augustus 2011 is blijven voortbestaan.
2. Partijen geven elk een andere lezing van hetgeen op 11 augustus 2011 is voorgevallen. Volgens [eiser] heeft Van Buren de arbeidsovereenkomst eenzijdig opgezegd door [eiser] te verstaan te geven dat hij kon vertrekken. [XXX] betwist gemotiveerd de door [eiser] geschetste gang van zaken. Volgens [XXX] heeft [eiser] in woord en daad aangegeven de arbeidsrelatie met Nebur zelf te willen beëindigen.
3. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] vooralsnog onvoldoende aannemelijk gemaakt dat niet hij, maar [XXX] het dienstverband heeft beëindigd en dat hij nimmer met die eenzijdige beëindiging heeft ingestemd. In de eerste plaats lijkt dit door [eiser] ingenomen standpunt te worden gelogenstraft door de omstandigheid dat [eiser] niet alleen op de dag van het gesprek, maar ook de volgende dag, alle aan hem ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen onvoorwaardelijk aan Nebur heeft geretourneerd. Uitgaande van het door [eiser] ingenomen standpunt - hij stelt dit alleen te hebben gedaan om verdere problemen te voorkomen -, had het minst genomen op zijn weg gelegen dat hij aan Nebur kenbaar had gemaakt dat hij het niet met de beëindiging van het dienstverband eens was en zich beschikbaar hield voor de bedongen arbeid. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] dit heeft gedaan. Ook in haar brief van 23 augustus 2011 heeft de gemachtigde van [eiser] niets opgemerkt ter zake van de bereidheid van [eiser] om de werkzaamheden op eerste oproep te hervatten.
4. Daartegenover kan in de door [XXX] overgelegde schriftelijke verklaringen van zijn magazijnmedewerker [YYY], zijn moeder en zijn vriendin, steun worden gevonden voor diens verweer dat [eiser] zelf de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. Uit die verklaringen blijkt, dat [eiser] ook in de dagen na 11 augustus 2011 uitdrukkelijk bij zijn beslissing is gebleven.
5. Het voorgaande in overweging nemende is de kantonrechter van oordeel dat bij de huidige stand van zaken vooralsnog niet aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen na 1 september 2011 is blijven voortbestaan. Daarom zullen de door [eiser] gevorderde voorlopige voorzieningen worden geweigerd.
6. De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- weigert de voorlopige voorzieningen;
- veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Nebur tot en met vandaag worden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dubois en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.