zaaknummer / rolnummer: 186607 / KG ZA 11-501
Vonnis in kort geding van 22 november 2011
[EISER],
wonende te Velsen,
[eiser],
advocaat mr. S.J.M. Jaasma,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE VELSEN,
zetelend te IJmuiden,
gedaagde,
advocaat mr. M.F.A. Vreeswijk .
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 8 november 2011 uitgebrachte dagvaarding alsmede de gewijzigde eis met producties
- de bij brief van 15 november 2011 van mr. Vreeswijk van de zijde van de Gemeente overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van de Gemeente.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 12 oktober 2006 heeft de Gemeente een huurovereenkomst gesloten met [eiser] en zijn toenmalige partner [naam partner] (hierna: [partner]) met betrekking tot de woonwagenstandplaats inclusief woonwagen, plaatselijk bekend [adres] (hierna: “de standplaats” respectievelijk “de woonwagen” en die tezamen “het gehuurde”).
2.2. [partner] heeft tot juni 2011 in het gehuurde gewoond en gedurende die periode de huurpenningen aan de Gemeente voldaan. Wegens relatieproblemen heeft [eiser] slechts korte tijd in het gehuurde gewoond. In de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA) heeft hij in die periode niet op het adres [adres] ingeschreven gestaan.
2.3. Bij brief van 30 mei 2011 heeft de Gemeente [eiser] bericht dat zij de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang als geëindigd beschouwt, omdat – kort gezegd – [eiser] al vele jaren niet meer in het gehuurde woont.
2.4. Bij brief van 31 mei 2011 heeft [partner] de Gemeente naar aanleiding van een telefoongesprek laten weten dat zij graag per 1 juli 2011 de huur van de [straatnaam] opzegt. In juni 2011 heeft zij het gehuurde verlaten.
2.5. Op 1 juni 2011 heeft de Gemeente een koopovereenkomst gesloten met [naam koper] (hierna: [koper]) met betrekking tot de standplaats en de woonwagen op het adres [adres]. De koopprijs voor de standplaats en de woonwagen – vrij van huur – bedroeg tezamen EUR 76.000,-.
2.6. [eiser] heeft op 6 juni 2011 persoonlijk bij de Gemeente gemeld dat hij het niet eens was met de beëindiging van de huurovereenkomst. [eiser] is in de woonwagen getrokken en heeft zich op 15 juni 2011 in de GBA laten inschrijven op het adres [adres].
2.7. Nadat was gebleken dat [eiser] aanspraak maakte op zijn huurrechten, is de onder 2.5 vermelde koopovereenkomst ontbonden.
2.8. De advocaat van [eiser] heeft de Gemeente bij brief van 5 september 2011 laten weten dat [eiser] de standplaats en de woonwagen zelf wenst te kopen.
2.9. Op 29 september 2011 hebben de Gemeente en [koper] een nieuwe koopovereenkomst met betrekking tot de standplaats en de woonwagen, ditmaal in verhuurde staat, ondertekend. De koopprijs van de standplaats en de woonwagen bedroeg tezamen EUR 65.000,- (EUR 41.719,20 voor de grond en EUR 23.280,80 voor de woonwagen).
2.10. De considerans van de onder 2.8 vermelde koopovereenkomst houdt – voor zover van belang – het volgende in:
Overwegende dat:
[…]
- Koper de ingerichte standplaats [adres], alsmede de daarop door Verkoper geplaatste woonwagen in eigendom wenst te verkrijgen middels het sluiten van een koopovereenkomst;
- Partijen reeds op 1 juni 2011 een koopovereenkomst hebben gesloten;
- De koopovereenkomst van 1 juni 2011 is ontbonden waarbij gelijktijdig een recht van eerste koop is verstrekt aan Koper;
- Partijen op 11 augustus 2011 opnieuw overeenstemming hebben bereikt over de koop van het bovengenoemd onroerend goed, thans in verhuurde staat;
- Partijen hebben besproken dat een derde aanspraak maakt op huurrechten betreffende het bovengenoemd onroerend goed;
- Partijen daaromtrent met elkaar hebben overlegd;
[…]”.
2.11. In artikel 9 lid 1 van de koopovereenkomst is opgenomen dat de akte van levering gepasseerd zal worden op 15 december 2011 of zoveel eerder als partijen nader overeenkomen. De levering van de standplaats en de woonwagen aan [koper] heeft op 14 november 2011 plaatsgevonden.
3.1. [eiser] vordert – na wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
1. de Gemeente verbiedt de standplaats aan een derde te leveren zonder eerst [eiser] de gelegenheid te bieden de standplaats te kopen;
2. voor zover de Gemeente de standplaats heeft geleverd, de Gemeente gelast de levering terug te draaien op verbeurte van een dwangsom van EUR 50.000,--;
3. de Gemeente gelast de standplaats aan [eiser] te koop dan wel in erfpacht aan te bieden tegen de gebruikelijk prijs van EUR 41.719,--;
4. de Gemeente veroordeelt tot het betalen van een voorschot van EUR 50.000,--, dan wel een in goede justitie vast te stellen bedrag, op de schade die [eiser] heeft geleden dan wel nog zal lijden nu de standplaats aan een derde is verkocht;
5. de Gemeente veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2. De Gemeente voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijnde vorderingen – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Volgens de Toewijzingsverordening Woonwagenstandplaatsen en het tot nu toe gevoerde beleid moet de Gemeente standplaatsen eerst aan de zittende huurder aanbieden. Hoewel de Gemeente op 5 september 2011 op de hoogte was gesteld van het feit dat [eiser] de door hem gehuurde standplaats met woonwagen wilde kopen, heeft de Gemeente deze op 29 september 2011 aan een derde verkocht. Nu hij niet eerst in de gelegenheid is gesteld de door hem gehuurde standplaats met woonwagen te kopen, heeft de Gemeente onrechtmatig jegens hem gehandeld, aldus [eiser].
4.2. De Gemeente heeft – kort samengevat – het volgende tegen de vorderingen van [eiser] aangevoerd.
Op 1 juni 2011 is de standplaats met woonwagen vrij van huur verkocht aan [koper]. Toen duidelijk werd dat [eiser] aanspraak maakte op zijn huurrechten, is de koopovereenkomst weer ontbonden onder het gelijktijdig verlenen recht van eerste koop aan [koper]. Vervolgens hebben de Gemeente en [koper] verder onderhandeld en op 11 augustus 2011 – dus vóór de aanspraak van [eiser] op koop – is overeenstemming bereikt over de verkoop van de standplaats met woonwagen in verhuurde staat. Omdat de Gemeente nog de nodige administratieve handelingen moest verrichten, is de schriftelijke koopovereenkomst pas op 29 september 2011 door partijen ondertekend. Dat een en ander op deze wijze is gegaan, blijkt – zo stelt de Gemeente – uit de considerans van deze tweede koopovereenkomst. De Toewijzingsverordening Woonwagenstandplaatsen waarop [eiser] zich beroept, is niet meer van kracht en er bestaat geen beleid op grond waarvan woonwagenstandplaatsen eerst aan de zittende huurder moeten worden aangeboden. De Gemeente was dan ook niet de verplicht [eiser] de gelegenheid te bieden de woonwagenstandplaats zelf te kopen. De verkoop aan [koper] is derhalve niet onrechtmatig jegens [eiser], aldus de Gemeente.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
4.4. Gebleken is dat [eiser] eerst bij brief van zijn advocaat van 5 september 2011 aan de Gemeente kenbaar heeft gemaakt dat hij interesse had in de koop van de door hem gehuurde standplaats met woonwagen aan de [adres]. Op dat moment had – zo blijkt uit de considerans van de koopovereenkomst van 29 september 2011 – de Gemeente echter al overeenstemming bereikt met [koper] over de verkoop. Dat de gang van zaken in de considerans onjuist is weergegeven, is door [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt, zodat er vanuit moet worden gegaan dat de Gemeente reeds op 29 augustus 2011 gebonden was aan verkoop van de standplaats met woonwagen aan [koper]. Gelet op de betwisting van de Gemeente heeft [eiser] voorts onvoldoende aannemelijk gemaakt de Gemeente op basis van een verordening of beleid de standplaats met woonwagen eerst aan hem te koop had moeten aanbieden. Reeds om die reden zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.5. Het vorenstaande neemt overigens niet weg dat [eiser] terecht onaangenaam is getroffen door het feit dat de gemeente de uitkomst van dit kort geding niet heeft willen afwachten en na het uitbrengen van de kort gedingdagvaarding de levering van de standplaats met de woonwagen aan [koper] heeft laten plaatsvinden, terwijl de koopovereenkomst daartoe geen verplichting gaf. Echter, ook als de Gemeente alvorens tot die levering over te gaan, eerst de uitkomst van dit kort geding had afgewacht, zou de uitkomst daarvan, gelet op het hiervoor onder 4.4 overwogene, niet anders kunnen zijn geweest.
4.6. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 1.744,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 2.560,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 2.560,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.C.C. Kaal op 22 november 2011.?