ECLI:NL:RBHAA:2011:BU7593

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/740982-10 en 15/761079-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkorte strafvonnis inzake handel in cocaïne

Op 6 december 2011 heeft de Rechtbank Haarlem een verkort strafvonnis uitgesproken in de zaken met parketnummers 15/740982-10 en 15/761079-10, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door cocaïne te verkopen en te vervoeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de openbare terechtzitting op 22 november 2011 is het bewijs besproken, waarbij getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zelf zijn meegenomen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk verkopen en vervoeren van cocaïne in de periodes van 8 juli 2010 tot en met 13 september 2010 en van 1 maart 2010 tot en met 8 juli 2010. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 50 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De rechtbank heeft ook een telefoon verbeurd verklaard en andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte teruggegeven. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met de noodzaak van begeleiding door de GGZ.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/740982-10 en 15/761079-10 (gevoegd ter terechtzitting)
Uitspraakdatum: 6 december 2011
Tegenspraak
verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 november 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Purmerend,
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit met het parketnummer 15/740982-10:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 8 juli 2010 tot en met 13 september 2010 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
feit met het parketnummer 15/761079-10:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 8 juli 2010 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 15/740982-10 en 15/761079-10 en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderd dagen, waarvan twee en zestig dagen voorwaardelijk, waaraan verbonden een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringscontact (GGZ Palier Haarlem), alsmede een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van honderd uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door vijftig dagen hechtenis. Voorts vordert de officier van justitie verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoon en teruggave aan verdachte van de overige bij hem in beslag genomen voorwerpen.
4. Bewijs
4.1. Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft namens verdachte aangevoerd dat er ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten onvoldoende bewijs is voor het medeplegen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier (onder andere de verklaring van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [medeverdachte 2]) en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat er tussen verdachte enerzijds en zijn mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] anderzijds een nauwe en bewuste samenwerking bestond. Zo heeft verdachte meerdere malen potentiële afnemers van cocaïne naar zijn medeverdachte [medeverdachte 1] verwezen en heeft [medeverdachte 2] hand- en spandiensten voor verdachte verricht. Ook heeft verdachte zelf ter terechtzitting verklaard dat hij ongeveer tien keren mensen die cocaïne nodig hadden, heeft doorverwezen.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de de ten laste gelegde feiten met de parketnummers 15/740982-10 en 15/761079-10 heeft begaan, in dier voege dat
feit met het parketnummer 15/740982-10:
hij in de periode van 8 juli 2010 tot en met 13 september 2010 in Nederland telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde telkens cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
feit met het parketnummer 15/761079-10:
hij in de periode van 1 maart 2010 tot 8 juli 2010 in Nederland telkens tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde telkens cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder de feiten met de parketnummers 15/740982-10 en 15/761079-10 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
feit onder parketnummer 15/740982-10: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit onder parketnummer 15761079-10: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege GGZ Palier Haarlem uitgebrachte rapport van 21 maart 2011 en de toelichting door dhr. D. Schoenmaker is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van een half jaar samen met anderen schuldig gemaakt aan het handelen in cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank is van oordeel dat in beide zaken (met de parketnummers 15/740982-10 en 15/761079-10), in overeenstemming met het bepaalde in artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht, het sanctierecht voor volwassenen dient te worden toegepast. De rechtbank vindt hiertoe grond in de ernst en aard van de gepleegde strafbare feiten, te weten het dealen in cocaïne, en in de persoon van verdachte, zoals naar voren is gekomen in voornoemd rapport van de GGZ Palier Haarlem en tijdens de verhoren bij de politie en ter terechtzitting. Verdachte gaf daarbij geen volledige openheid van zaken en nam een confronterende en berekenende houding aan waarbij hij de ernst van het strafbare feit leek te bagatelliseren. Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de afzonderlijk ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten hetzelfde handelen van verdachte betreffen, deels vóór en deels ná het bereiken van de leeftijd van 18 jaar begaan.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur aan verdachte moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Voorts acht de rechtbank verplichte begeleiding door de GGZ Palier Haarlem noodzakelijk met daarbij een meldingsgebod, een behandelverplichting bij de Forensische polikliniek De Waag en/of de Brijder Verslavingszorg of soortgelijke instelling. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijk op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij tot een lager aantal uren dan de officier van justitie heeft gevorderd gelet op de straffen welke aan medeverdachten zijn opgelegd en de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
8.1. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van die telefoon die aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
8.2. Teruggave in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen aan de verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de overige bij verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c,57, 77b van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten met de parketnummers 15/740982-10 en 15/761079-10 heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van HONDERD (100) DAGEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot TWEE EN ZESTIG (62) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de GGZ Palier Haarlem, zolang die instelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt dat verdachte zich dient te melden en dat verdachte een behandeling dient te volgen bij de Brijder verslavingszorg dan wel bij de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van VIJFTIG (50) UREN, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door vijf en twintig (25) dagen hechtenis.
Heft op het reeds op 21 oktober 2010 geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart verbeurd een telefoon, merk Nokia, registratienummer [registratienummer].
Gelast de teruggave aan verdachte van 1 zakje druivensuiker, 1 stuks verpakkingsmateriaal (seals), 1 weegschaal doos, 4 bonnen van een juwelier, 2 armbanden van het merk Armani en diesel en 4 hangers, waarvan 3 van het merk Armani en 1 van het merk diesel.
11. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzitter,
mr. J.M. Sassenburg en J.C.M. Swinkels, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr.drs. F.A. Rive,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2011.