ECLI:NL:RBHAA:2011:BU9403

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
47834
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van onderbewindstelling afgewezen wegens aanhoudende redenen voor bewind

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 8 december 2011 een verzoek tot opheffing van de onderbewindstelling afgewezen. De verzoekster, die onder bewind was gesteld op 3 februari 2011, verzocht om opheffing van het bewind, stellende dat de bewindvoerder, BBIB, tekortschiet in de communicatie en haar verantwoordelijkheden. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, de standpunten van de bewindvoerder en de verzoekster, en de relevante documenten. De verzoekster had een schuldenlast van circa €14.000,00 en was aangemeld voor een schuldenregeling. Ondanks dat de schuldenlast was afgenomen, was deze nog steeds grotendeels aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de redenen voor de onderbewindstelling nog steeds aanwezig waren, en dat de verzoekster niet in staat was om haar eigen financiële belangen te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de verzoekster zonder toestemming van de bewindvoerder een nieuwe woning had geaccepteerd met een hogere huur, wat de situatie verder compliceerde. De kantonrechter heeft de verzoekster de mogelijkheid geboden om in de toekomst opnieuw een verzoek tot opheffing in te dienen, mits de schuldenlast substantieel is afgenomen en zij kan aantonen dat zij financieel zelfstandig kan functioneren. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken door mr. T.S. Pieters, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie HaarlemZaandam
zaaknummer : 47834
datum: 8 december 2011
Beschikking tot opheffing van onderbewindstelling
op verzoek van: [verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres] ,
hierna te noemen: verzoekster.
Het verzoek strekt tot opheffing van het bewind dat bij beschikking van 3 februari 2011 van de kantonrechter te Haarlem is ingesteld over haar goederen. Als bewindvoerder is benoemd [XXX] h.o.d.n. BBIB.
procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie ingekomen op 29 september 2011 ;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder van 20 oktober 2011, waarin zij haar standpunt heeft kenbaar gemaakt;
- de reactie van verzoekster daarop van 16 november met bijlagen.
Een mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft op 29 november 2011 plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
beoordeling
Rechthebbende wil dat het bewind wordt opgeheven. Zij stelt zich op het standpunt dat BBIB tekort schiet in de communicatie naar haar toe over de wijze waarop zij haar taken uitvoert. Pas in de aanloop naar de zitting kreeg rechthebbende een actueel overzicht van schulden en betalingsregelingen en er wordt slecht gereageerd op mails en telefoontjes.
BBIB voert aan dat rechthebbende haar werkgever rechtstreeks geld heeft laten storten op haar leefgeld rekening, dat zij rood stond op haar rekening en dat zij zonder toestemming geld in New York heeft uitgegeven.
Uit de stukken en de afgelegde verklaringen is gebleken dat de redenen waarom destijds bewind is ingesteld, nog immer aanwezig zijn. De verzoekster wordt nog niet in staat geacht weer de eigen vermogensrechtelijke belangen te behartigen.
Hoewel de indruk bestaat dat de wijze van communicatie vanuit BBIB verbeterd dient te worden, zijn er sterke aanwijzingen dat rechthebbende de volledige verantwoordelijkheid voor haar eigen financiële beheer nog niet aankan. Ten tijde van instelling van het bewind had rechthebbende een schuldenlast van circa €14.000,00 en was zij aangemeld voor een schuldenregeling bij de Gemeentelijke Kredietbank te Zaandam. Rechthebbende, die toen een woning in onderhuur had, kon door verhuizing van de hoofdhuurder niet langer in Zaandam blijven wonen en is verhuisd naar haar moeder in Amsterdam.
Intussen is met de schuldeisers een regeling getroffen en lopen er diverse afbetalingsregelingen. De schuld is weliswaar afgenomen maar is nog steeds grotendeels aanwezig.
Daarnaast speelt een rol dat verzoekster zonder toestemming van de bewindvoerder een woning heeft geaccepteerd met een huur van ruim € 600,00 (tov de oude huur van € 435,00 per maand). De kantonrechter heeft ter zitting alsnog toestemming verleend voor deze huur, echter met de kanttekening dat rechthebbende dan volledig dient mee te werken aan het striktere leefgeld beleid dat BBIB dan mogelijk moet gaan inzetten om alsnog de getroffen schuldenregelingen na te komen. De kantonrechter begrijpt de wens van rechthebbende om niet langer bij haar moeder te wonen.
Tijdens de mondelinge behandeling is door verzoekster aangevoerd dat de bewindvoerder ten onrechte een nota ad €700,00 heeft betaald aan Interim Justitia die niet voor haar bestemd was omdat de voorletter een andere was, hetgeen BBIB heeft erkend. Voorts dat een rekening van UPC door de bewindvoerder niet was betaald zodat er nu een boete van €100,00 bovenop is gekomen.
Nu BBIB de ten onrechte betaalde nota heeft erkend zal de kantonrechter het bewindvoerdersloon voor 2011 met dit bedrag verminderen en bepalen dat het verschil dient te worden terug betaald aan Sumter. Indien en voor zover alsnog betaling wordt verkregen van Interim Justitia (de “onterechte ontvanger”) zal het bewindvoerdersloon dienovereenkomstig worden verhoogd.
Het verzoek tot opheffing wordt nu afgewezen, indien de schuldenlast substantieel is afgenomen en rechthebbende laat zien dat ze ondanks de hogere huur uitkomt, bestaat er aanleiding het verzoek te zijner tijd alsnog toe te wijzen.
beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek af;
Deze beschikking is gegeven door mr.T.S. Pieters, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam
a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.