ECLI:NL:RBHAA:2011:BV0037

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/6516
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
  • P.M. van der Pol
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning voorlopige WWB-uitkering aan verzoeker na afwijzing aanvraag

Op 21 december 2011 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die recentelijk een nieuwe baan was begonnen, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Deze aanvraag was door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, afgewezen op 3 november 2011, omdat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker voldoende spoedeisend belang had bij zijn verzoek, gezien de lange tijd die verweerder had genomen om de aanvraag te behandelen. De voorzieningenrechter achtte het aannemelijk dat verzoeker op het moment van de aanvraag daadwerkelijk op het opgegeven adres woonde, ondersteund door verklaringen van zijn verhuurder en buurtbewoners. Verzoeker had tijdelijk bij zijn moeder gewoond vanwege financiële problemen, maar had zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres niet willen prijsgeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het besluit van verweerder geschorst en verweerder opgedragen om verzoeker voor de duur van een maand een WWB-uitkering toe te kennen, gebaseerd op de norm voor alleenstaanden. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker en het terugbetalen van het griffierecht. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 6516 WWB
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
21 december 2011
in de zaak van:
[verzoeker],
thans verblijvende te [plaatsnaam],
verzoeker,
gemachtigde: mr. A.J.M. Knoef, advocaat te Bussum,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
Tegenwoordig: mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, en P.M. van der Pol, griffier.
Zitting: 21 december 2011
Verschenen: Verzoeker in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder, vertegenwoordigd door E.J.P. Smal-Huijbregts, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer.
Bij besluit van 3 november 2011 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen, omdat verzoeker niet in voldoende mate heeft kunnen aantonen dat hij zijn hoofdverblijf heeft op het adres [adres]. Ook vordert verweerder een aan verzoeker verstrekt voorschot van € 1.190,-- van hem terug.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 11 november 2011 bezwaar gemaakt. Bij brief van 9 december 2011 heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 21 december 2011 heeft de voorzieningenrechter:
- het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen;
- het besluit van 3 november 2011 geschorst;
- verweerder opgedragen om aan verzoeker voor de duur van een maand een WWB-uitkering te verstrekken gebaseerd op de voor verzoeker geldende norm van alleenstaande;
- verweerder veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,-- , te betalen aan de griffier van de rechtbank;
- verweerder gelast het door verzoeker betaalde griffierecht van € 41,-- aan hem te vergoeden.
De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende overwogen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker is immers pas net begonnen in een nieuwe baan, terwijl verweerder er bijna een halfjaar over heeft gedaan om te beslissen op verzoekers WWB-aanvraag per 11 mei 2011.
Voorts acht de voorzieningenrechter het naar voorlopig oordeel niet onaannemelijk dat verzoeker ten tijde van de WWB-aanvraag daadwerkelijk woonde op het adres [adres]. Hij stond op dat adres immers ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Voorts bevindt zich bij de stukken een verklaring van verzoekers verhuurder, [naam], van 13 december 2011, die verzoekers standpunt ondersteunt. Daarnaast wijst de voorzieningenrechter op de verklaring die buurtbewoners op 18 augustus 2011 tegenover medewerkers van verweerder hebben afgelegd.
Verzoeker heeft ter zitting bevestigd dat hij met ingang van 2 juli 2011 tijdelijk noodgedwongen naar zijn moeder in [plaatsnaam] is verhuisd, omdat hij niet langer in staat was zijn huur te betalen, terwijl verzoeker voorts zijn schulden niet nodeloos wilde laten oplopen. Hieruit leidt de voorzieningenrechter af dat verzoeker zijn hoofdverblijf in [plaatsnaam] niet heeft willen prijsgeven.
Op 9 december 2011 heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij niet eerder dan eind januari 2012 voor het eerst salaris zal ontvangen.
Op grond van het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het bestreden besluit te schorsen en verweerder op te dragen om aan verzoeker ter overbrugging voor de duur van een maand een WWB-uitkering te verstrekken, gebaseerd op de voor verzoeker geldende norm van alleenstaande.
Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten laste van verweerder. Ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de voorzieningenrechter in deze zaak twee punten toe: een punt voor het verzoek om voorlopige voorziening en een punt voor het verschijnen ter zitting. Een punt komt overeen met een bedrag van € 437,--. De zwaarte van de zaak is gemiddeld. Omdat ten behoeve van verzoeker een toevoeging is afgegeven op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.
Tot slot zal de voorzieningenrechter verweerder gelasten het door verzoeker betaalde griffierecht van € 41,-- aan hem te vergoeden.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
(griffier) (voorzieningenrechter)
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.