ECLI:NL:RBHAA:2011:BV1131

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/4680
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G. Guinau
  • J.M. Janse van Mantgem
  • L. Beijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom in verband met het Sturgeon-arrest en prejudiciële vragen

In deze tussenbeslissing van de Rechtbank Haarlem, gedateerd 5 december 2011, wordt ingegaan op de gevolgen van het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat op 19 november 2009 werd uitgesproken. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor luchtvaartmaatschappijen, met name de verplichting om compensatie te betalen aan passagiers bij langdurige vertragingen van drie uur of meer. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen die door andere rechterlijke instanties zijn gesteld over de rechtsgeldigheid van het Sturgeon-arrest. Dit besluit is genomen omdat de rechtbank van mening is dat het voor eiseres, Transavia Airlines Holland B.V., bijzonder lastig zal zijn om compensatiebedragen terug te vorderen als later blijkt dat het Sturgeon-arrest niet standhoudt.

De rechtbank overweegt dat, hoewel het Sturgeon-arrest zelf duidelijk is, er discussie bestaat over de rechtsgeldigheid ervan in relatie tot andere jurisprudentie, zoals het IATA-arrest en het Verdrag van Montreal. De rechtbank heeft het recht om prejudiciële vragen te stellen, maar is niet verplicht dit te doen. Gezien de huidige situatie en de vragen die zijn gerezen, acht de rechtbank het opportuun om de uitkomst van de prejudiciële vragen af te wachten voordat verdere stappen worden ondernomen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. G. Guinau en de leden mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. drs. L. Beijen, in tegenwoordigheid van griffier M.J.E. de Jong. De zaak betreft een beroep van Transavia Airlines Holland B.V. tegen de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren tijdens de zitting op 1 december 2011. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen, wat betekent dat de zaak opnieuw zal worden behandeld zodra er meer duidelijkheid is over de juridische status van het Sturgeon-arrest.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 4680
tussenbeslissing van de meervoudige kamer tot heropening van het onderzoek ter zitting als bedoeld in artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht
in de zaak van:
de Besloten Vennootschap Transavia Airlines Holland B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
eiseres,
gemachtigden: mr. P.V. Eijsvoogel en mr. P.J.F. Huizing,
tegen:
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.P.H. Rozenbrand en mr. C.J. Kuiper.
1. Overwegingen
Het beroep is op 1 december 2011 behandeld ter zitting van de meervoudige kamer. Gebleken is dat het onderzoek in deze procedure niet volledig is geweest.
Motivering
Eiseres heeft de rechtbank verzocht om naar aanleiding van het zogeheten Sturgeon-arrest, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ) 19 november 2009, (aanvullende) prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ. Voor het geval de rechtbank hier niet toe zou willen overgaan, heeft eiseres de rechtbank verzocht te wachten op beantwoording van de prejudiciële vragen die naar aanleiding van hetzelfde arrest zijn gesteld in de context van vergelijkbare procedures in andere lidstaten en de aanhangige procedures zo lang aan te houden.
De rechtbank heeft op grond van de hierna volgende overwegingen termen aanwezig geacht het tweede verzoek te honoreren.
In het Sturgeon-arrest heeft het HvJ de Verordening (EG) nr. 261/2004 aldus uitgelegd dat deze voorziet in de verplichting voor de betrokken luchtvaartmaatschappij om ook in het geval van langdurige vertraging - 3 uur of meer - aan passagiers compensatie te betalen. Tussen partijen is niet in geschil dat het Sturgeon-arrest zelf duidelijk is en niet om nadere uitleg of duiding vraagt. Wel in geschil is de rechtsgeldigheid van het arrest. Zakelijk weergegeven heeft eiseres in beroep aangevoerd dat het arrest in strijd is met het IATA-arrest van het HvJ, het Verdrag van Montreal, de tekst van de Verordening en de bedoelingen van de Europese wetgever.
Uit artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vloeit voort dat de rechtbank niet verplicht is prejudiciële vragen te stellen, maar daartoe wel het recht heeft. Nu er door andere rechterlijke instanties prejudiciële vragen zijn gesteld over de rechtsgeldigheid van het Sturgeon-arrest, acht de rechtbank het in de onderhavige procedure opportuun om de beantwoording door het HvJ van deze vragen af te wachten.
Nadat het HvJ heeft gesproken zal er duidelijkheid zijn over de vraag of het Sturgeon-arrest leidend zal blijven of niet. In het eerste geval zullen de luchtvaartmaatschappijen zich moeten neerleggen bij de verruimde verplichtingen en is niet te verwachten dat verweerder - op structurele basis - het instrument van de bestuursdwang zal moeten inzetten om de luchtvaartmaatschappijen te dwingen tot het verstrekken van compensatie aan de passagiers. In het geval dat de lijn van het Sturgeon-arrest wordt verlaten, zal naar verwachting het toepassen van bestuursdwang niet langer aan de orde zijn.
Bij de keuze om de behandeling van deze zaak thans aan te houden neemt de rechtbank mede in overweging dat het voor eiseres bijzonder lastig zal zijn om eenmaal uitbetaalde compensatiebedragen terug te vorderen wanneer later zou blijken dat het Sturgeon-arrest geen stand houdt.
2. Beslissing
De rechtbank bepaalt dat het onderzoek wordt heropend.
Aldus gegeven op 5 december 2011 door mr. G. Guinau, voorzitter van de meervoudige kamer mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. drs. L. Beijen, leden, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier.
afschrift verzonden op: