ECLI:NL:RBHAA:2011:BV1766

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800930-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en valsheid in geschrift met betrekking tot reisdocumenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 11 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in Kenia en woonachtig in België, heeft in de periode van 1 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 drie personen geholpen bij hun doorreis door Nederland naar België. Dit deed zij door gebruik te maken van niet op hun naam gestelde paspoorten. De rechtbank overweegt dat mensensmokkel niet alleen het overheidsbeleid inzake illegaal verblijf en toegang tot Nederland ondermijnt, maar ook bijdraagt aan een illegaal circuit dat het maatschappelijk verkeer kan frustreren en de positie van legitieme asielzoekers schaadt. Tijdens een controle op de luchthaven Schiphol heeft de verdachte zelf ook gebruik gemaakt van een paspoort dat niet op haar naam stond, wat haar poging om de grensbewaking te omzeilen en het vertrouwen in identiteitspapieren ondermijnde. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelt dat deze niet voldoende zijn om van de geëiste straf af te wijken. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verklaart de verdachte strafbaar voor de feiten die haar zijn ten laste gelegd en spreekt haar vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800930-11
Uitspraakdatum: 11 november 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Kenia,
wonende te [adres buitenland],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, en/of in Kenia, en/of in Belgie, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer ander(en), te weten
- een persoon genaamd [gesmokkelde 1], althans zich noemende [alias 1] en/of
- een persoon genaamd [gesmokkelde 2], althans zich noemende [alias 2] en/of [alias 3] en/of
- een persoon genaamd [gesmokkelde 3], althans zich noemende [alias 4]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde
misdaad, of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s),
- voor/aan voornoemde perso(o)n(en) (een) vliegticket(s) geboekt en/of verstrekt en/of gegeven en/of gekocht en/of
- voor/aan voornoemde perso(o)n(en) (een) (look-a-like) paspoort(en) verstrekt en/of gegeven en/of gekocht en/of
- aan voornoemde perso(o)n(en) instructies gegeven en/of
- (vervolgens) voor en/of tezamen met voornoemde perso(o)n(en) ingecheckt op het vliegveld van Nairobi (Kenia) en/of
- (vervolgens) voornoemde perso(o)n(en) begeleid op de vlucht van Nairobi naar
Amsterdam en/of
- (vervolgens) op de luchthaven Schiphol ter controle reisdocumenten van haarzelf en voornoemde perso(o)n(en) aangeboden aan een beambte van de koninklijke marechaussee belast met de grensbewaking,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
feit 2:
zij op of omstreeks 11 juli 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op haar naam gesteld reisdocument, te weten een (nationaal) paspoort van Belgie (voorzien van nummer [paspoortnummer], op naam van [alias 4], geboren op [geboortedatum] te Nakuru), welk gebruik hierin bestond dat zij, verdachte, voornoemd reisdocument op de luchthaven Schiphol ter controle heeft aangeboden aan een beambte van de koninklijke marechaussee belast met de grensbewaking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
* het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 11 juli 2011 (dossierpagina 0.5);
* het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten (dossierpagina 0.6);
* het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van (zich noemende) [alias 4], d.d. 12 juli 2011 (dossierpagina 1.3.4).
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
feit 1:
zij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 11 juli 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in Kenia, en in België, anderen, te weten
- een persoon zich noemende [alias 1] en
- een persoon zich noemende [alias 3] en
- een persoon genaamd [gesmokkelde 3],
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte,
- voor voornoemde personen vliegtickets geboekt en gekocht en
- aan voornoemde personen look-a-like paspoorten verstrekt en gegeven en
- aan voornoemde personen instructies gegeven en
- vervolgens tezamen met voornoemde personen ingecheckt op het vliegveld van Nairobi (Kenia) en
- vervolgens voornoemde personen begeleid op de vlucht van Nairobi naar Amsterdam en
- vervolgens op de luchthaven Schiphol ter controle reisdocumenten van haarzelf en voornoemde personen aangeboden aan een beambte van de Koninklijke Marechaussee belast met de grensbewaking,
terwijl verdachte wist dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
feit 2:
zij op 11 juli 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op haar naam gesteld reisdocument, te weten een nationaal paspoort van België voorzien van nummer [paspoortnummer], op naam van [alias 4], geboren op [geboortedatum] te Nakuru, welk gebruik hierin bestond dat zij, verdachte, voornoemd reisdocument op de luchthaven Schiphol ter controle heeft aangeboden aan een beambte van de Koninklijke Marechaussee belast met de grensbewaking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
mensensmokkel, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk gebruik maken van een niet op haar naam gesteld reisdocument.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Ter zitting heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De man van verdachte is in 2007 vermoord in Kenia. Verdachte is toen gevlucht naar België, met achterlating van haar kinderen. Zij is lang bezig geweest om haar kinderen op legale wijze naar België te krijgen. Haar kinderen waren in Kenia dakloos en van derden afhankelijk. Het ging slecht met hen. Zij werden bedreigd door familieleden. Er was derhalve sprake van een noodtoestand. Verdachte had geen andere keuze dan op deze wijze haar kinderen in veiligheid te brengen zodat haar handelen was gerechtvaardigd, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan het volgende.
De verklaringen van de gesmokkelde personen, drie kinderen van verdachte, ondersteunen op geen enkele wijze de verklaring van verdachte dat voor haar kinderen sprake was van een noodtoestand in Kenia. Eén van de gesmokkelden, haar dochter [voornaam], heeft tegenover de marechaussee (dossierparagraaf 1.3.4, blz. 2) verklaard dat zij in Kenia met haar broer en zus in een eigen woning woont. Weliswaar zou er onenigheid zijn binnen de familie over een stuk grond en zou verdachte daarom hebben besloten haar kinderen bij zich in België te laten wonen, maar over een acute noodtoestand wordt verder niets opgemerkt. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat twee van de gesmokkelde personen meerderjarig zijn en derhalve geacht kunnen worden zelfstandig een bestaan in Kenia op te bouwen, dit te meer nu Kenia niet bekend staat als een land waar een noodtoestand heerst. Voorts acht de rechtbank het opmerkelijk dat verdachte eerder heeft geprobeerd om haar kinderen via een legale weg naar België te laten inreizen, maar de Belgische autoriteiten dit hebben afgewezen. Dit laat de rechtbank in haar oordeel meewegen omdat de rechtbank hieruit mag afleiden dat niet zozeer sprake is van een noodtoestand (anders was dit door de Belgische autoriteiten wel erkend), maar eerder van een situatie waarbij verdachte zich niet bij het oordeel van de Belgische autoriteiten heeft willen neerleggen, waarna verdachte kennelijk heeft besloten om op illegale wijze haar kinderen via Nederland met haar naar België te laten reizen.
Het voorgaande brengt met zich mee dat naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een noodtoestand welke het handelen van verdachte rechtvaardigde. Ook verder is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Verdachte is drie personen, met gebruikmaking van niet op hun naam gestelde paspoorten, behulpzaam geweest bij de doorreis door Nederland naar - naar de rechtbank aanneemt - haar woonplaats te België.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere lidstaten van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan het in standhouden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd, terwijl het beeld en de positie van de 'echte' asielzoeker daardoor kan worden geschaad.
Tevens heeft verdachte, toen zij op de luchthaven Schiphol een controle onderging, zelf gebruik gemaakt van een paspoort, waarvan zij wist dat het een niet op haar naam gesteld reisdocument betrof. Hierdoor heeft verdachte een deugdelijke grensbewaking en een behoorlijke identiteitscontrole proberen te ontgaan en het vertrouwen dat in het internationaal personenverkeer pleegt te kunnen worden gesteld in identiteitspapieren misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat in de persoonlijke omstandigheden van verdachte grond is gelegen om ten voordele van verdachte enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd en vindt aanleiding om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de ernst van de feiten, acht de rechtbank voor de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen plaats.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 57, 197a en 231 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot ZES (6) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mr. S.C.A. van Kuijeren en mr. A.C. Bordes, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers M. Duin en W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2011.