ECLI:NL:RBHAA:2011:BV7701

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
186499 / KG ZA 11-498
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot intrekken opdracht tot executieverkoop van woning door hypotheekverstrekker afgewezen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 14 december 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en Hypinvest B.V. Eiseres vorderde de intrekking van de opdracht tot executieverkoop van haar woning, die door Hypinvest was gegeven. De aanleiding voor de opzegging van de hypotheekovereenkomst was een onjuiste opgave van het inkomen in de inkomensverklaring, die door eiseres was verstrekt bij de aanvraag van de hypotheek. Eiseres betoogde dat deze onjuiste opgave, bijna zes jaar na de aanvraag, niet meer relevant was. De rechter oordeelde echter dat de hypotheekverstrekker, Hypinvest, terecht de overeenkomst had opgezegd op basis van de onjuiste inkomensopgave, aangezien deze een valide reden voor opzegging opleverde volgens de toepasselijke voorwaarden. De rechter nam daarbij in overweging dat de adviseur van eiseres, die ook haar echtgenoot was, de inkomensverklaring niet had gecontroleerd, wat leidde tot de ontdekking van de onjuiste opgave door Hypinvest. Eiseres had bovendien geweigerd om mee te werken aan het ontzenuwen van de vermoedens over de onjuiste opgave. De rechter oordeelde dat Hypinvest niet verplicht was om de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten, omdat de zaak voldoende duidelijk was. Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Hypinvest werden begroot op € 1.376,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 186499 / KG ZA 11-498
Vonnis in kort geding van 14 december 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. A.P.W. Tonen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYPINVEST B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. P. van der Mersch te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Hypinvest genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 8 producties
- de bij brief van 25 november 2011 van mr. Van der Mersch toegezonden producties 1 tot en met 6
- de bij brief van 29 november 2011 van mr. Tonen toegezonden producties 9 en 10
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van Hypinvest.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Hypinvest is een hypothecair financier. Zij werkt uitsluitend via hypothecair intermediairs.
2.2. In 2006 heeft [eiseres] met Hypinvest een overeenkomst van geldlening gesloten onder hypothecair verband voor de aankoop/financiering (hierna: de overeenkomst) van haar woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). De overeenkomst betrof een zogenoemd Quaree Basis Hypotheekplan. De uitstaande lening bedraagt € 337.500,00.
2.3. [eiseres] heeft op 14 december 2005 de acceptatieverklaring behorende bij de offerte voor de overeenkomst ondertekend. Daarin is onder meer vermeld:
De ondergetekende [eiseres]
- verklaart (verklaren) de in deze offerte genoemde leningsvoorwaarden te hebben ontvangen en daarvan kennis te hebben kunnen nemen en accepteert (accepteren) de bij deze offerte aangeboden lening onder de gestelde voorwaarden.
- (…)
2.4. Artikel 16.2 van de Voorwaarden voor een [naam] (basis) hypotheek van een NIB-dochter, versie Maart 2003 luidt:
De schuld is opeisbaar:
(…)
B. Indien de schuldenaar
(…)
e. bij de aanvraag van de lening onvoldoende of onjuiste gegevens heeft verstrekt, zodanig dat de NIB-Dochter bij kennis daarvan de lening niet of niet op de overeengekomen voorwaarden zou hebben verstrekt.
C. Indien het onderpand (of een gedeelte daarvan):
c. (…) in conservatoir, revindicatoir of executoriaal beslag wordt genomen, (…)
2.5. In de bij de overeenkomst behorende inkomensverklaring is onder meer het volgende vermeld:
(…)
Hierbij verklaren wij, de leningnemer(s) en de adviseur, na de gezamenlijke bestudering van de inkomensbescheiden dat het (gezamenlijke) jaarinkomen van de leningnemer(s) EUR 82.000,- bedraagt en wel met de volgende verdeling:
Naam leningnemer 1: [eiseres] inkomen: EUR 82.000,-
Naam leningnemer 2: ……………. Inkomen: EUR ………..
Op basis van dit door ons opgegeven jaarinkomen is in het offertesysteem getoetst dat met het inkomen de gewenste lening mogelijk is en dat de maandlasten 3) (rente en eventuele aflossing), zijnde EUR 1.012,50, die voortkomen uit de lening gedragen kunnen worden.
3) de maandlasten (rente en eventuele aflossing) dienen uit het offertesysteem overgenomen te worden.
(…)
De inkomensverklaring is ondertekend door leningnemer 1: [eiseres], en de adviseur van Hypotheekpad B.V., [A].
2.6. [A] was adviseur bij Hypotheekpad B.V., hypothecair intermediair, en is de echtgenoot van [eiseres].
2.7. Bij brief van 27 december 2010 heeft Hypinvest [eiseres] als volgt bericht:
Wij hadden met u een afspraak bij u thuis op woensdag 22 december 2010 om 11.00 uur. Namens u heeft echter de heer [A] gebeld op 21 december om aan te geven dat de afspraak niet door zou gaan. De heer [A] heeft tevens gemeld dat u zich inmiddels laat bijstaan door een advocaat in dezen.
Zoals eerder aangegeven in onze brief van 9 december 2010 wilden wij graag met u praten over het door opgegeven inkomen van EUR 82.000,- ten tijde van de hypotheekaanvraag. Ons is ter ore gekomen dat het door u opgegeven inkomen van EUR 82.000,- in 2005 niet klopt. Wij hadden graag van u vernomen of u dit anders ziet.
Op grond van de van toepassing zijnde hypotheekvoorwaarden, delen wij u hierbij het volgende mede.
Op grond van het bepaalde in artikel 16.2 onder B sub e van deze voorwaarden eisen wij met directe ingang uw gehele hypothecaire schuld op, wij zien uw betaling binnen 10 werkdagen na dagtekening van dit schrijven tegemoet (…), bij gebreke waarvan wij over zullen gaan tot het leggen van executoriaal beslag op het onderpand en/of uw inkomen en overige vermogensbestanddelen.
(…)
2.8. Blijkens een hypothecair bericht van de dienst voor het kadaster en de openbare registers in Nederland is op 4 januari 2011 een conservatoir beslag op de woning gelegd door de Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam.
Het beslag is gelegd ten laste van [A].
2.9. [Eiseres] heeft tot op heden aan haar betalingsverplichtingen jegens Hypinvest voldaan.
2.10. De geplande veiling van de woning op 19 december 2011 is uitgesteld tot februari 2012.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
– samengevat –
1. Hypinvest zal gebieden om binnen 24 uur na dit vonnis de opdracht aan de notaris tot executoriale verkoop van de woning in te trekken c.q. in te doen trekken, onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat Hypinvest daarmee in gebreke blijft
2. Hypinvest zal verbieden opnieuw een opdracht tot executoriale verkoop aan derden te verstrekken, op dezelfde gronden als die aan de opzegging die aanleiding voor de onderhavige procedure heeft gegeven, onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat deze overtreding voortduurt
3. Hypinvest in de kosten van de procedure zal veroordelen
3.2. [Eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat een deugdelijke grond voor opzegging door Hypinvest ontbreekt aangezien de opzegging is gebaseerd op een niet nader omschreven vermoeden van Hypinvest dat het destijds bij het aangaan van de overeenkomst opgegeven inkomen niet juist is. Hypinvest heeft destijds op geen enkele wijze de inkomensopgave geverifieerd, aldus [eiseres]. Derhalve komt Hypinvest geen aanspraak toe op veiling van de woning.
3.3. Hypinvest voert verweer en stelt dat zij bevoegd is de lening op te eisen en het onderpand te executeren.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [Eiseres] heeft allereerst bestreden dat de algemene voorwaarden waarop Hypinvest zich beroept toepasselijk zijn aangezien deze haar niet voor of bij het aangaan van de overeenkomst ter hand zijn gesteld.
4.2. Zoals door Hypinvest aangevoerd, en door [eiseres] niet weersproken, heeft [eiseres] blijkens de onder 2.3 vermelde acceptatieverklaring getekend voor ontvangst van de algemene voorwaarden. Dit levert op grond van artikel 157 Rv dwingend bewijs op.
Voorts kan geen twijfel bestaan welke algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst, aangezien in de offerte is vermeld dat van toepassing zijn de voorwaarden voor een Quarre-Hypotheek van maart 2003 en Hypinvest ter zitting heeft toegelicht dat zij slechts één set voorwaarden hanteert. Bovendien is de opzeggingsclausule waar Hypinvest zich op beroept een gebruikelijke bepaling bij kredietverleningsovereenkomsten. Het beroep op niet-toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Hypinvest gaat derhalve niet op.
4.3. Vervolgens stelt [eiseres] dat een mogelijke discussie over de juistheid van de inkomensopgave vijf jaar na het aangaan van de overeenkomst geen doorslaggevend argument kan zijn voor de opzegging daarvan. In dat verband voert [eiseres] aan dat gelet op de vorm van financiering de hoogte van het inkomen bij de beoordeling van de aanvraag feitelijk geen rol van betekenis speelt. Aan de inkomensverklaring kan, aldus [eiseres], geen verdere betekenis worden toegekend dan een aanname van de aanvrager en zijn adviseur dat aan de verplichtingen die aan de financiering zijn verbonden, nu en in de toekomst kan worden voldaan.
4.4. Ten aanzien van de opzegging heeft als volgt te gelden.
Vast staat dat, zoals vermeld onder 2.8, thans de woning in conservatoir beslag is genomen. Gelet op de bepalingen in de algemene voorwaarden is dat gegeven op zich een geldige reden om de overeenkomst op te zeggen, nu daarin duidelijk is vermeld dat conservatoir beslag op het onderpand een opzeggingsgrond oplevert.
4.5. De voor Hypinvest voornaamste reden voor de opzegging, te weten de onjuiste opgave van het inkomen in de inkomensverklaring, levert daarnaast eveneens een valide argument voor opzegging op grond van het bepaalde in artikel 16 lid 2 onder B sub e van de toepasselijke voorwaarden. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Blijkens haar stellingen heeft [eiseres] niet weersproken dat de opgave van het inkomen op de inkomensverklaring onjuist is, maar betoogt zij dat die opgave thans, nagenoeg 6 jaar na indiening van de aanvraag, niet meer relevant is. De omstandigheid dat Hypinvest ten tijde van het aangaan van de overeenkomst de juistheid van de inkomensverklaring niet heeft gecontroleerd, kan haar echter niet worden tegengeworpen. Blijkens de tekst van de inkomensverklaring is die verklaring immers eveneens een verklaring van de adviseur. Nu kennelijk het inkomen door de adviseur niet is gecontroleerd, hetgeen wellicht is ingegeven door het feit dat de adviseur de echtgenoot van de aanvrager is, en Hypinvest daar achter is gekomen, levert dat een reden om de overeenkomst op te zeggen. Hypinvest werkt immers uitsluitend via intermediairs en mocht daarom destijds uitgaan van de juiste opgave van [eiseres] en haar hypotheekadviseur. Dat [eiseres] feitelijk tot nu toe aan haar betalingsverplichtingen jegens Hypinvest heeft voldaan, brengt daarin geen verandering.
Evenmin kan daaraan afdoen de stelling van [eiseres] dat het spoedeisend belang aan de zijde van Hypinvest ontbreekt en derhalve niet valt in te zien waarom een uitspraak in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Nu de zaak voldoende duidelijk is behoeft Hypinvest de uitkomst van een bodemprocedure, die nog niet aanhangig is gemaakt, niet af te wachten.
Bij de beoordeling is betrokken dat Hypinvest niet eerder tot opzegging is overgegaan dan nadat zij [eiseres] in de gelegenheid heeft gesteld haar sterke vermoedens over de onjuiste opgave te ontzenuwen. [eiseres] heeft echter geweigerd haar medewerking daaraan te geven. Bovendien is de veiling, zoals vermeld onder 2.10, inmiddels uitgesteld tot februari 2012 en is [eiseres] tot die tijd in de gelegenheid om vervangende woonruimte te zoeken, dan wel – door mee te werken aan onderhandse verkoop – te voorkomen dat een mogelijke schuld resteert na veiling.
4.6. [eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Hypinvest worden begroot op:
- griffierecht € 560,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.376,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de voorziening,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Hypinvest tot op heden begroot op € 1.376,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.R. ten Berge op 14 december 2011.?