In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot benoeming van een man in het eenhoofdig gezag over zijn minderjarige kind. De man is de biologische vader van de minderjarige, die sinds zijn geboorte door hem en zijn partner is verzorgd en opgevoed. De draagmoeder, die de minderjarige heeft gebaard, heeft in een eerder ondertekende en gelegaliseerde verklaring afstand gedaan van al haar rechten en verplichtingen ten opzichte van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagmoeder feitelijk geen invulling heeft gegeven aan het ouderlijk gezag en dat zij niet de intentie heeft om betrokken te zijn bij de opvoeding of besluitvorming over de minderjarige.
De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat de man beslissingen kan nemen zonder dat hij afhankelijk is van de draagmoeder, die in India woont en moeilijk bereikbaar is. De rechtbank wijst erop dat gezamenlijk gezag in dit geval niet mogelijk is, omdat de man anders klem of verloren kan raken bij belangrijke beslissingen, vooral in acute situaties. De rechtbank concludeert dat de man alleen belast moet worden met het gezag over de minderjarige, en wijst het verzoek van de man toe. De voogdij van de man over de minderjarige wordt beëindigd en hij wordt belast met het eenhoofdig gezag.
De beschikking is openbaar uitgesproken en kan, voor zover definitief, worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.