ECLI:NL:RBHAA:2012:5958
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na vrijspraak en overlijden van de gewezen verdachte
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 27 september 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door de erfgename van een gewezen verdachte. De gewezen verdachte was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, maar had zich tijdens de procedure op zijn zwijgrecht beroepen. Dit leidde tot de conclusie dat hij zelf bijgedragen had aan het voortduren van zijn voorlopige hechtenis en de daaruit voortvloeiende schade. De rechtbank overwoog dat, ondanks de vrijspraak, er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van een schadevergoeding. De rechtbank stelde vast dat de gewezen verdachte van 4 september 2009 tot 15 oktober 2009 in Denemarken was gedetineerd en daarna in Nederland in verzekering was gesteld. Het verzoek om schadevergoeding was ingediend op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om schadevergoeding te vragen na een vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat de gewezen verdachte door zijn proceshouding en het inroepen van zijn zwijgrecht, de schade zelf had veroorzaakt. De officier van justitie had ook betoogd dat de vrijspraak mogelijk aanvechtbaar was, wat de rechtbank in haar overwegingen meenam. Uiteindelijk werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en de beschikking werd openbaar uitgesproken.