ECLI:NL:RBHAA:2012:5961

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 januari 2012
Publicatiedatum
5 augustus 2014
Zaaknummer
479830
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde passagiers op basis van het Sturgeon-arrest

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem, hebben drie passagiers (hierna: eisers) een vordering ingesteld tegen de commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V. (hierna: gedaagde) wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De zaak is behandeld in het kader van de Europese Verordening nr. 261/2004, die passagiersrechten regelt bij vluchtvertragingen en annuleringen. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 25 januari 2012 geoordeeld dat het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van toepassing is, wat betekent dat ook passagiers van vertraagde vluchten recht hebben op compensatie, mits zij door de vertraging drie of meer uren tijd hebben verloren.

De vertraging in deze zaak was het gevolg van een 'stabilizer out of trim light'-probleem, dat door de kantonrechter werd gekwalificeerd als een onverwacht vliegveiligheidsprobleem. Transavia voerde aan dat dit probleem een buitengewone omstandigheid was die haar ontsloeg van de verplichting tot compensatie. De kantonrechter oordeelde echter dat het probleem zich pas na vertrek van de vlucht voordeed en dat er geen bewijs was dat het probleem met andere dan gebruikelijke onderhoudsmaatregelen had kunnen worden voorkomen. Hierdoor werd het beroep van Transavia op een buitengewone omstandigheid verworpen.

De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de passagiers ongegrond was, omdat Transavia niet aansprakelijk was voor de compensatieverplichting. De proceskosten werden toegewezen aan Transavia, aangezien de passagiers in het ongelijk werden gesteld. Dit vonnis benadrukt de toepassing van het Sturgeon-arrest en de rechten van passagiers in het geval van vluchtvertragingen, waarbij de kantonrechter de lijn van de Europese jurisprudentie volgde.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector kanton
Locatie Haarlem
Zaak/rolnummer: 479830 / CV EXPL 10-11277
Datum uitspraak: 25 januari 2012

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

Inzake
1.
[A.],
wonende te Maarssen,
2.
[B.]
wonende te Doorwerth, gemeente Renkum,
3.
[C.],
wonende te Doorwerth, gemeente Renkum,
eisers,
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.J.G. Peters,
tegen

de commanditaire vennootschap TRANSAVIA AIRLINES C.V.,

gevestigd te Schiphol,
gedaagde,
hierna te noemen: Transavia,
gemachtigden: mrs. R.L.S.M. Pessers en M. Lustenhouwer.

De verdere procedure

De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 9 november 2011 de procedure tot
7 december 2011 aangehouden in afwachting van de beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam in de zaak met kenmerk 200.077.860. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft op
6 december 2011 arrest gewezen, waarna vonnis is bepaald.

De verdere beoordeling

1.
Transavia heeft bij haar conclusie van dupliek producties overgelegd. Aangezien de kantonrechter die producties niet bij haar beoordeling zal betrekken, worden de passagiers niet in hun belangen geschaad, doordat zij niet op de producties hebben kunnen reageren.
2.
De kantonrechter is ambtshalve bekend met de beslissing van de bestuursrechter van de rechtbank Haarlem van 5 december 2011 (zaaknummer AWB 11-4680). Die beslissing geeft de kantonrechter, gelet op het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 december 2011, geen aanleiding om onderhavige zaak (verder) aan te houden.
3.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 6 december 2011 het vonnis van de kantonrechter te Haarlem van 15 juli 2010 bekrachtigd en daartoe onder meer het volgende overwogen:
(...) kan worden gesproken van een door het HvJ EU ingezette lijn die, althans op het eerste gezicht, niet tot het stellen van (verdere) vragen aanleiding geeft. (...) Uit het IATA-arrest volgt dat het HvJ EU de bepalingen van verordening nr. 261/2004 die ertoe strekken de passagier onmiddellijke en gestandaardiseerde compensatie te bieden voor identieke schade (...) niet in strijd acht met de artikelen 19, 22 en 29 van het Verdrag van Montreal (...) Dat de in het Sturgeon-arrest gegeven uitleg van de artikelen 5,6 en 7 van verordening nr. 261/2004 in strijd is met het IATA-arrest, vermag het hof niet in te zien.(...)
4.
De kantonrechter neemt deze overwegingen over. Dit komt er -kort gezegd- op neer dat de kantonrechter de in het Sturgeon-arrest gegeven uitleg van artikel 5, 6 en 7 van de Verordening ook in deze procedure zal volgen. De kantonrechter stelt in het kader van de beoordeling van de onderhavige vordering passagiers van vertraagde vluchten dan ook gelijk aan passagiers van wie de vlucht is geannuleerd. Een aanspraak op compensatie ontstaat volgens het Sturgeon-arrest wanneer de passagier door een vertraging van de vlucht drie of meer uren tijd heeft verloren.
5.
Het Hof overweegt verder -kort gezegd- dat de nationale rechter gebonden is aan het in het IATA-arrest gegeven oordeel dat de compensatievordering op grond van de Verordening niet in strijd is met het Verdrag van Montreal. Tenslotte heeft het Hof ten aanzien van eventuele strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel samenvattend geoordeeld dat uit het Sturgeon-arrest valt op te maken dat eventuele strijdigheid met de hiervoor genoemde beginselen niet opweegt tegen het met Verordening nr. 261/2004 nagestreefde doel om vergelijkbare situaties niet verschillend te behandelen.
6.
Transavia voert het verweer dat aan het Sturgeon-arrest geen terugwerkende kracht toekomt. Bij gebreke van een ter zake dienende onderbouwing wordt dit verweer verworpen.
7.
De kantonrechter concludeert dan ook dat de lijn van het Sturgeon-arrest zal worden gevolgd. Toepassing op deze vordering van de in het Sturgeon-arrest ontwikkelde jurisprudentie leidt tot de slotsom dat ook vertraagde passagiers aanspraak, kunnen maken op compensatie.
8.
De oorzaak van de vertraging was een “stabilizer out of trim light” probleem. Als gevolg van dat probleem is het vliegveiligheidsprotocol in werking getreden en mocht de autopilot niet gebruikt worden. Als de autopilot niet werkt mag de piloot maximaal drie uur handmatig vliegen. Aangezien onderhavige vlucht langer zou duren, moest de piloot terugkeren naar Schiphol.
9.
Transavia voert aan dat er sprake is van een buitengewone omstandigheid, die haar ontslaat van haar compensatieverplichting uit hoofde van de Verordening. Het probleem is immers ontstaan na vertrek van onderhavige vlucht. Transavia heeft dit probleem ondanks het door haar gepleegde onderhoud niet kunnen voorkomen. De passagiers stellen dat geen sprake is van een buitengewone omstandigheid aangezien een “stabilizer out of trim light” probleem als bedrijfsinherent moet worden aangemerkt.
10.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat gedurende de vlucht een vertraging is ontstaan als gevolg van een “stabilizer out of trim light”probleem. Dit probleem is naar het oordeel van de kantonrechter een onverwacht vliegveiligheidsprobleem, aangezien het probleem zich pas na vertrek heeft voorgedaan. Niet gesteld of gebleken is dat dit probleem met het treffen van andere dan de gebruikelijke onderhoudsmaatregelen had kunnen worden voorkomen. Bovendien is direct een ander toestel ingezet, zodat de vertraging beperkt is gebleven.
11.
Op grond van vorenstaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat het beroep van Transavia op een buitengewone omstandigheid, die haar ontslaat van haar compensatieverplichting op grond van de Verordening, slaagt. De vordering van de passagiers zal daarom als ongegrond worden afgewezen.
12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij in het ongelijk zal worden gesteld. De kosten met betrekking tot het verzoek om aanhouding dienen voor rekening van Transavia te komen, zodat aan Transavia in totaal één punt salaris gemachtigde zal worden toegekend. De door Transavia gevorderde vergoeding voor nakosten zal worden afgewezen. Dat die kosten zullen worden gemaakt en tot welk bedrag, staat niet vast.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Transavia tot en met vandaag worden begroot op € 150,00 aan salaris van de gemachtigde en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.