ECLI:NL:RBHAA:2012:5961
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor vertraagde passagiers op basis van het Sturgeon-arrest
In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem, hebben drie passagiers (hierna: eisers) een vordering ingesteld tegen de commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V. (hierna: gedaagde) wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De zaak is behandeld in het kader van de Europese Verordening nr. 261/2004, die passagiersrechten regelt bij vluchtvertragingen en annuleringen. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 25 januari 2012 geoordeeld dat het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van toepassing is, wat betekent dat ook passagiers van vertraagde vluchten recht hebben op compensatie, mits zij door de vertraging drie of meer uren tijd hebben verloren.
De vertraging in deze zaak was het gevolg van een 'stabilizer out of trim light'-probleem, dat door de kantonrechter werd gekwalificeerd als een onverwacht vliegveiligheidsprobleem. Transavia voerde aan dat dit probleem een buitengewone omstandigheid was die haar ontsloeg van de verplichting tot compensatie. De kantonrechter oordeelde echter dat het probleem zich pas na vertrek van de vlucht voordeed en dat er geen bewijs was dat het probleem met andere dan gebruikelijke onderhoudsmaatregelen had kunnen worden voorkomen. Hierdoor werd het beroep van Transavia op een buitengewone omstandigheid verworpen.
De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de passagiers ongegrond was, omdat Transavia niet aansprakelijk was voor de compensatieverplichting. De proceskosten werden toegewezen aan Transavia, aangezien de passagiers in het ongelijk werden gesteld. Dit vonnis benadrukt de toepassing van het Sturgeon-arrest en de rechten van passagiers in het geval van vluchtvertragingen, waarbij de kantonrechter de lijn van de Europese jurisprudentie volgde.