ECLI:NL:RBHAA:2012:BV0701

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
187708 / HA RK 11-164
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Haarlem op 11 januari 2012 het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris mr. [X] afgewezen. Het verzoek werd ingediend door [A], die werd bijgestaan door mr. R.A. Korver, advocaat te Amsterdam. De wraking volgde op een incident tijdens een getuigenverhoor op 12 december 2011, waarbij de rechter-commissaris de aanwezigheid van de vader van de getuige niet toestond. Verzoeker stelde dat de rechter-commissaris blijk gaf van vooringenomenheid en dat het proces-verbaal van de zitting niet volledig was. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 28 december 2011 werd de rechter-commissaris gehoord, evenals de officier van justitie, die schriftelijk haar zienswijze had gegeven. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter-commissaris niet persoonlijk jegens verzoeker vooringenomen was en dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter-commissaris slechts een ordemaatregel had willen nemen en dat er geen reden was om aan de onpartijdigheid van de rechter-commissaris te twijfelen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de wrakingskamer de argumenten van verzoeker niet overtuigend achtte.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 187708 / HA RK 11-164
datum beslissing: 11 januari 2012
Op verzoek van:
[A], geboren op [geboortedatum] te Zaanstad,
wonende te [adres],
en
mr. R.A. Korver, advocaat te Amsterdam, hierna ook te noemen verzoeker.
1. Procesverloop
1.1. Op 17 november 2011 heeft de kinderrechter bij deze rechtbank het onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak met parketnummer 15/760853-11 tegen verdachte [A] geschorst en de zaak verwezen naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde twee getuigen, [getuige 1] en [getuige 2], te horen.
Voorafgaand aan het voorgenomen getuigenverhoor van [getuige 2] op 12 december 2011 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. [X], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (hierna te noemen: de rechter-commissaris). Van het verhandelde op 12 december 2011, voor zover van belang voor deze wraking, is een proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen opgemaakt dat aan verzoeker en aan de officier van justitie is uitgereikt.
1.2. De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
1.3. Verzoeker heeft bij brief van 23 december 2011 een wrakingschriftuur ingediend met afschrift aan de rechter-commissaris, de officier van justitie mr. M.A. Hobbelink en mr. L. Palanciyan, raadsman van medeverdachte [B].
De wrakingskamer heeft het verzoek ter zitting van 28 december 2011 behandeld. Verzoeker, de officier van justitie en de rechter-commissaris zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker heeft het verzoek mondeling toegelicht. De rechter-commissaris is eveneens verschenen en heeft haar zienswijze op het verzoek gegeven. De officier van justitie is niet ter zitting verschenen maar heeft bij brief van 22 december 2011 schriftelijk haar zienswijze op het wrakingsverzoek gegeven.
2. Standpunten van betrokkenen
2.1. Verzoeker stelt in zijn wrakingschriftuur dat het voormelde proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen van 12 december 2011 geen getrouwe en geen volledige weergave geeft van hetgeen zich heeft afgespeeld en formuleert vijf gronden voor het wrakingsverzoek:
- het doen van een uitspraak die duidt op vooringenomenheid,
- poging vooringenomenheid weg te poetsen bevestigt de subjectieve angst voor vooringenomenheid,
- weigeren akte te verlenen,
- beïnvloeding van (de vader van) de getuige,
- niet verbaliseren ‘gesprek’ na wraking.
2.2. Verzoeker voert daartoe het volgende aan. Alvorens de getuige bij de rechter-commissaris naar binnen werd geroepen, is door verzoeker via de balie het verzoek gedaan de getuige in afwezigheid van haar eveneens in de wachtkamer aanwezige vader te horen. Dit temeer daar de getuige zou worden gehoord teneinde te verifiëren of de getuige het, op voet van art. 167a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), wel ondubbelzinnig wenselijk vindt dat verdachte [A] zou worden vervolgd.
De rechter-commissaris heeft de getuige en de raadslieden naar binnen geroepen. Naar de mening van verzoeker heeft de rechter-commissaris niet opgemerkt, zoals gerelateerd in voormeld proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen, dat zij het er op voorhand niet direct mee eens was dat de aard van de (door verzoeker) te stellen vragen hier redengevend zou zijn voor het niet toelaten van de vader van de getuige bij het verhoor. De rechter-commissaris heeft in werkelijkheid gezegd ‘het op voorhand niet eens te zijn’ met de argumentatie die verzoeker wilde aanvoeren. Door letterlijk te zeggen ‘het op voorhand niet eens te zijn’, zonder naar de inhoudelijke argumentatie te willen luisteren, ook niet nadat verzoeker daar nadrukkelijk om heeft verzocht, heeft de rechter-commissaris blijk van vooringenomenheid jegens verzoeker en daarmee jegens verdachte gegeven, of althans kan bij zowel verzoeker als verdachte de subjectieve indruk zijn ontstaan dat de rechter-commissaris niet langer met de vereiste onbevangenheid en onpartijdigheid de verzoeken van de raadsman van verdachte tegemoet zou treden.
2.3. Verzoeker heeft aangegeven, dat de griffier van de rechter-commissaris, daarnaar gevraagd door verzoeker, te kennen heeft gegeven niet te hebben gehoord wat de rechter-commissaris had gezegd, met andere woorden: zij onderschreef de stelling van de raadsman omtrent hetgeen de rechter-commissaris nu precies zou hebben gezegd. Door zelfs te volharden in haar uitlatingen, nadat ook de griffier op ambtseed had aangegeven de woorden ‘niet direct’ niet te hebben gehoord, werd het gevoelen bij de raadsman dat de rechter-commissaris niet onbevangen tegenover hem en zijn verzoeken stond nog sterker.
2.4. Verzoeker heeft verzocht akte te verlenen voor de uitlating van de griffier. Hoewel de rechter-commissaris die akte niet heeft geweigerd is dit niet opgenomen in voormeld proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen. Het niet volledig opmaken van proces-verbaal is een zelfstandige wrakingsgrond, doch is ook in onderlinge samenhang bezien met de overige bezwaren reden voor wraking.
2.5. Verzoeker heeft aangegeven, dat, nadat het wrakingsverzoek was gedaan, de rechter-commissaris aan de getuige, in het bijzijn van haar vader, heeft uitgelegd dat verzoeker bezwaar had tegen de aanwezigheid van de vader van de getuige bij het verhoor, waarop de vader aangaf dat hij er wel degelijk bij wilde zijn. De rechter-commissaris heeft deze bijeenkomst niet geverbaliseerd. Door de getuige nog toe te spreken nadat het wrakingsverzoek was gedaan op een wijze zoals hiervoor omschreven, waarbij ook met haar vader c.q. in het bijzijn van haar vader inhoudelijk op de zaak is ingegaan door te stellen dat duidelijk moet worden of de minderjarige zelf wenst dat vervolging van verdachte plaatsvindt, heeft de rechter-commissaris de getuige en/of haar vader beïnvloed. Voorgaande is een zelfstandige wrakingsgrond, doch al helemaal bezien in samenhang met de andere wrakingsgronden dient het gesprek dat door de rechter-commissaris na de wraking met (de vader van) de getuige werd gevoerd te leiden tot wraking van de rechter-commissaris, omdat zij niet blijk heeft gegeven voldoende onafhankelijk en onpartijdig in deze zaak te staan. Door vervolgens deze bijeenkomst niet te verbaliseren, is het vermoeden van de raadsman en de verdachte dat de rechter-commissaris niet langer beschikt over de vereiste onpartijdigheid en onbevangenheid, nog eens bevestigd.
2.6. De rechter-commissaris heeft aangegeven, dat de wraking naar haar oordeel ten onrechte is voorgesteld en dat zij persisteert bij het door haar opgemaakte proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen. Op grond van artikel 187c Sv heeft de rechter-commissaris de bevoegdheid bijzondere toegang te verlenen aan bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon van een slachtoffer die als getuige wordt verhoord. Het gaat hier niet om een inhoudelijke beslissing maar om een ordemaatregel. De rechter-commissaris heeft aangegeven zeker, althans voor 99% zeker te weten dat zij, nadat verzoeker het verzoek had gedaan de getuige te horen in afwezigheid van haar vader, heeft gezegd het op voorhand niet direct mee eens te zijn dat de aard van de te stellen vragen in dit geval redengevend zou moeten zijn voor de beslissing de vader van de getuige niet bij het verhoor aanwezig te laten zijn. De rechter-commissaris heeft daarbij aangegeven, dat ook al zou zij hebben gezegd ‘het op voorhand niet eens te zijn’ zij daar geen geldige wrakingsgrond in kan zien.
2.7. De rechter-commissaris heeft aangegeven, dat, nadat verzoeker daarnaar had gevraagd, de griffier van de rechter-commissaris heeft geantwoord dat zij niet wist wat de rechter-commissaris had gezegd. Volgens de rechter-commissaris heeft de griffier daarmee te kennen gegeven, niet te hebben gehoord wat er was gezegd omdat ze met andere dingen bezig was en even niet had opgelet, waardoor de griffier de stelling van de raadsman noch heeft bevestigd noch heeft ontkend.
2.8. De rechter-commissaris heeft voorts aangegeven, dat verzoeker akte had gevraagd van de gevoerde discussie en niet specifiek van de uitlating van de griffier over wat die daarvan had gehoord.
2.9. De rechter-commissaris heeft tenslotte aangegeven, dat, nadat verzoeker het wrakingsverzoek had gedaan, zij aan de getuige en haar vader slechts heeft medegedeeld dat het getuigenverhoor die dag niet kon doorgaan alsmede de daarvoor geldende redenen.
3. Beoordeling
3.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is daarbij niet doorslaggevend.
3.2. Een beslissing van een rechter, ook als deze beslissing in het nadeel van de verzoeker uitvalt en zelfs als die beslissing als onjuist zou moeten worden aangemerkt, zal in het algemeen geen grond kunnen zijn om te veronderstellen dat de rechter een vooringenomenheid jegens de verzoeker koestert, noch kan de verzoeker daar de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid aan ontlenen. Dat is slechts anders, als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing neemt die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.3. Niet is gesteld of gebleken dat de rechter-commissaris persoonlijk jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, zodat dit geen grond voor wraking oplevert.
3.4. De volgende omstandigheden geven evenmin grond voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat dit ook geen grond voor wraking oplevert.
3.5. De rechter-commissaris heeft ter zitting van de wrakingskamer gezegd slechts een ordemaatregel te hebben willen nemen op grond van artikel 187c Sv, naar aanleiding van het verzoek de vader van de minderjarige getuige bijzondere toegang te verlenen tot het voorgenomen getuigenverhoor van [getuige 2]. Daarbij heeft zij aangegeven, dat zij slechts een voorlopige mening wilde geven en een verder debat daarover niet heeft willen uitsluiten. De wrakingskamer heeft geen reden te twijfelen aan deze lezing van de gang van zaken. Verzoeker had bij twijfel over de bedoeling van de woorden van de rechter-commissaris om uitleg kunnen vragen, hetgeen hij heeft nagelaten. De wrakingskamer acht het in dit verband dan ook niet van belang wat er precies wel of niet is gezegd door de rechter-commissaris.
3.6. De wrakingskamer ziet gelet op hetgeen onder 3.5 is overwogen geen aanleiding, zoals gesuggereerd door verzoeker, de griffier van de rechter-commissaris te horen.
3.7. De wrakingskamer is van oordeel dat de rechter-commissaris het verzoek van verzoeker om akte te verlenen kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft opgevat als een verzoek de gevoerde discussie op te nemen in een proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen. De wrakingskamer merkt op dat het wellicht beter ware geweest dat ook de vraag van verzoeker aan de griffier alsmede de vragen van de rechter-commissaris aan de officier van justitie en de respectieve antwoorden daarop, waren opgenomen in voormeld proces-verbaal. Het achterwege blijven van die opmerkingen in het proces-verbaal is echter geen reden om te concluderen dat sprake is van een objectief gegronde vrees voor partijdigheid.
3.8. De wrakingskamer is evenmin gebleken dat sprake is geweest van beïnvloeding van (de vader van) de getuige zoals gesteld door verzoeker. De rechter-commissaris heeft ter zitting toegelicht dat, nadat verzoeker het wrakingsverzoek had gedaan, zij aan de getuige en haar vader slechts heeft medegedeeld dat het getuigenverhoor die dag niet kon doorgaan alsmede de redenen uiteengezet waarom het verhoor geen doorgang kon vinden. Een dergelijke mededeling is puur informatief van aard ten aanzien van de verdere procedure en kan daarom geen grond voor wraking opleveren en hetzelfde geldt voor het niet verbaliseren daarvan.
3.9. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek derhalve afwijzen.
4. Beslissing
De wrakingskamer:
4.1. wijst het verzoek tot wraking van mr. [X] af;
4.2. beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter-commissaris en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3. beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 11 januari 2012 door
mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. M.J. Smit en mr. drs. J.W.H.G. Loyson, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van C.A. de Koning als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.