ECLI:NL:RBHAA:2012:BV2320

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
186946 - FA RK 11-3870
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.A. Otter
  • J.E. Lurvink-Betlem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor plaatsing van een minderjarige buiten Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, om toestemming te verlenen voor de plaatsing van een minderjarige buiten Nederland, op grond van artikel 1:306 van het Burgerlijk Wetboek. De minderjarige, geboren in 1995, verbleef bij zijn ouders in Groot-Brittannië en was eerder onder voogdij geplaatst bij de Stichting. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op een zitting met gesloten deuren op 19 december 2011, waarbij de ouders en de minderjarige niet aanwezig waren. De Stichting heeft het verzoek ingediend omdat de minderjarige op 1 juli 2011 niet was teruggekeerd van een bezoek aan zijn ouders en regelmatig had aangegeven terug te willen keren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Stichting contact heeft gezocht met lokale instanties in Groot-Brittannië, maar dat deze geen voogdij over de minderjarige wilden overnemen. De Stichting heeft aangegeven dat de minderjarige het naar zijn zin heeft bij zijn ouders en dat de opvoedingssituatie verbeterd is. De rechtbank heeft, na beoordeling van de feiten en omstandigheden, geconcludeerd dat de plaatsing van de minderjarige bij zijn ouders in Groot-Brittannië wenselijk is. De kinderrechter heeft toestemming verleend voor de plaatsing en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
toestemming plaatsing buiten Nederland (art. 1:306 BW)
zaak-/rekestnr.: 186946 / FA RK 11-3870
beschikking van de kinderrechter van 17 januari 2012
naar aanleiding van een verzoek van
de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, locatie Haarlem,
gevestigd te Haarlem,
hierna te noemen: de Stichting,
met betrekking tot de minderjarige:
- [naam minderjarige],
geboren op [datum] 1995 in de gemeente [plaats],
verblijvende bij zijn ouders in [plaats] (Groot-Brittannië)
kind van
[naam moeder],
wonende in [plaats] (Groot-Brittannië),
hierna te noemen: de moeder,
en
[naam vader],
wonende in [plaats] (Groot-Brittannië),
hierna te noemen: de vader.
De voogdij over de minderjarige wordt uitgeoefend door de Stichting.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de Stichting, ingekomen op 16 november 2011.
1.2 De kinderrechter heeft het verzochte behandeld op de zitting met gesloten deuren van 19 december 2011.
Hierbij is verschenen en gehoord:
- de Stichting, vertegenwoordigd door mevrouw M. Stiekema.
De ouders en de minderjarige zijn, met afbericht, niet ter zitting verschenen.
1.3 De minderjarige is in de gelegenheid gesteld in raadkamer te worden gehoord.
2 Feiten en omstandigheden
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 juli 2005 is de Stichting tot tijdelijk voogdes benoemd over deze minderjarige.
3 Verzoek
3.1 De Stichting heeft de kinderrechter verzocht om op grond van artikel 1:306 BW toestemming te verlenen voor de plaatsing van de minderjarige buiten Nederland.
3.2 De Stichting heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat zij deze plaatsing voor de minderjarige wenselijk acht.
4 Beoordeling
4.1 Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gekomen, blijkt dat de minderjarige op 1 juli 2011 niet is teruggekeerd van een bezoek aan zijn ouders in Groot-Brittannië. Volgens de Stichting heeft de minderjarige de afgelopen jaren regelmatig aangegeven dat hij terug wilde keren naar zijn ouders. De voorgeschiedenis, de ambivalente houding van de moeder in de voorafgaande periode en het niet nakomen van afspraken omtrent het contact met de minderjarige alsook het feit dat bij de minderjarige sprake is van een reactieve hechtingsstoornis heeft de Stichting doen besluiten aan de wens van de minderjarige voorbij te gaan. Kennelijk was het niet terugkeren van een bezoek de enige oplossing voor de minderjarige om weer bij zijn ouders te kunnen wonen.
4.2 De Stichting heeft daarop contact heeft gezocht met lokale (hulpverlenende) instanties in Groot-Brittannië om te onderzoeken of deze bereid zouden zijn de voogdij over de minderjarige over te nemen. Op 23 juli 2011 heeft [plaats] Children and Young Peoples Rights Service aangegeven de voogdij niet over te nemen. Naar aanleiding van een huisbezoek door deze instantie zijn er geen zorgen over de ontwikkeling en leefsituatie van de minderjarige en worden geen gronden gezien voor een voogdijmaatregel. Op advies van de Raad voor de Kinderbescherming heeft de Stichting melding gedaan bij de Centrale Autoriteit, zodat de minderjarige bekend is, mocht er onverhoopt iets gebeuren in de opvoedingssituatie.
4.3 Op de zitting heeft de Stichting naar voren gebracht dat er eenmaal per veertien dagen contact is met de minderjarige en zijn ouders. De minderjarige heeft aangegeven dat hij het naar zijn zin heeft bij zijn ouders en zijn broertjes en zusjes. Ook de moeder heeft laten weten dat de thuisplaatsing van de minderjarige goed verloopt. Sinds oktober (2011) gaat de minderjarige naar school en zodra hij de Engelse taal voldoende beheerst, mag hij doorstromen naar de 11th grade. De Stichting heeft aangegeven dat zij niet langer zorgen hebben over de opvoedingssituatie en de ontwikkeling van de minderjarige en dat zij binnen afzienbare tijd de rechtbank zullen verzoeken om opheffing van de voogdij en herstel van het gezag van de moeder. Ambtshalve is de rechtbank bekend dat dit verzoek op 29 december 2011 is ingediend (zaak- en rekestnr [nummer]).
4.4 Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de Stichting en de Raad voor de Kinderbescherming van oordeel dat de plaatsing van de minderjarige bij zijn ouders in Groot-Brittannië wenselijk is. Het verzoek zal om die reden dan ook worden toegewezen.
5 Beslissing
De kinderrechter:
5.1 Verleent toestemming voor de plaatsing van de minderjarige buiten Nederland, te weten bij zijn ouders in [plaats] (Groot-Brittannië).
5.2 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lurvink-Betlem, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2012.
Tegen deze beschikking kan – voorzover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze aan hen op andere wijze bekend is geworden.