De feiten
1. [verweerder], thans 42 jaar oud, is op 3 januari 2005 bij KCS in dienst getreden. Hij was laatstelijk werkzaam als shiftleader tegen een salaris van € 2.886,53 bruto per maand exclusief vakantiegeld (en overige emolumenten).
2. Op 9 januari 2011 heeft [verweerder] zich ziek gemeld.
3. Op 13 januari 2011 werd [verweerder] niet thuis aangetroffen bij een huisbezoek van KCS.
4. Op 17 januari 2011 is [verweerder] door zijn huisarts naar een psycholoog verwezen wegens depressieve klachten en alcoholmisbruik.
5. Bij een gesprek met KCS op 17 januari 2011 heeft [verweerder] aangegeven dat hij op 13 januari 2011 door zijn ouders was opgehaald, omdat hij suïcidale gedachten koesterde.
6. Bij brief van 7 februari 2011 heeft KCS onder andere het volgende aan [verweerder] medegedeeld:
“De heer [XXX] heeft aangegeven dat hij begrip heeft voor uw situatie. Gezien uw functie als Shiftleader, mag van uw verwacht worden dat u de regels kent en dat u deze ook naleeft. […] Bij een volgende overtreding zullen wij wellicht genoodzaakt zijn tot het nemen van verdere maatregelen […].”
7. Vanaf 7 april 2011 heeft [verweerder] zijn werkzaamheden voor KCS op arbeidstherapeutische basis hervat. Vanaf 28 april 2011 is hij weer voor 100% gaan werken.
8. Op 17 september 2011 heeft [verweerder] aan een collega per sms-bericht laten weten die dag niet op het werk te zullen verschijnen.
9. Op 20 september 2011 hebben personeelsfunctionaris [YYY] en de leidinggevende van KCS, [ZZZ] (hierna: [ZZZ]) met [verweerder] gesproken. KCS heeft [verweerder] daarbij op non-actief gesteld. Bij brief van dezelfde datum heeft KCS onder andere het volgende opgemerkt:
“U hebt ons verteld dat u sinds afgelopen vrijdag 16 september 2011 andere medicijnen bent gaan gebruiken. U denkt dat u hier helemaal verkeerd op reageert en u was naar eigen zeggen ‘dizzy’. […] De heer [ZZZ] heeft aangegeven dat u zijn vertrouwen ernstig geschaad heeft.”
10. Op 22 september 2011 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden, waarbij [verweerder] een door hem zelf opgestelde brief van 21 september 2011 heeft voorgelezen. In deze brief heeft [verweerder] onder meer het volgende geschreven:
“Wat de oorzaak van mijn wangedrag is geweest van de afgelopen dagen denk ik dat het vooral te wijten is geweest in het door mij onderschatte niveau van mijn depressiviteit & schizofrenie […] Het blijft voor mij toch altijd nog een gevoel van schaamte om mij hier publiekelijk over uit te laten.”
11. Op 23 september 2011 heeft KCS aan [verweerder] bevestigd dat de non-actiefstelling wordt opgeheven en dat [verweerder] voorlopig wordt vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van loon.
12. Op 27 september 2011 heeft [verweerder] aan [ZZZ] medegedeeld dat hij van zowel zijn huisarts als de behandelend psycholoog had vernomen dat van schizofrenie bij hem geen sprake was. Diezelfde dag heeft de bedrijfsarts [verweerder] volledig arbeidsongeschikt geoordeeld.
13. Op 29 september 2011 heeft een vervolggesprek plaats gevonden tussen [ZZZ], [YYY] en [verweerder]. Bij dit gesprek heeft KCS aan [verweerder] laten weten het dienstverband met hem te willen beëindigen wegens het ontbreken van een vertrouwensbasis.
14. Bij brief van 30 september 2011 heeft KCS onder meer het volgende aan [verweerder] medegedeeld:
“U hebt […] op 22 september 2011 […] aangegeven dat u lijdt aan schizofrenie. Vervolgens heeft u op 27 september 2011 de heer [ZZZ] gebeld met de mededeling dat uw verklaring van 22 september 2011 onjuist is. […] Er zijn, zo blijkt nu, namelijk geen medische redenen die uw gedrag sinds 17 september 2011 verklaren.”
15. Bij brief van 9 januari 2012 heeft de bedrijfsarts van KCS de volgende vraag aan de behandelend psycholoog van [verweerder], P. van der Eijnden (hierna: Van der Eijnden) gesteld:
“Zijn er medische redenen op grond waarvan het betrokkene niet verwijtbaar kan worden geacht dat hij zich bij zijn ziekmelding niet heeft gehouden aan de geldende voorschriften bij ziekte?”
16. Op 10 januari 2012 heeft Van der Eijnden onder meer het volgende aan KCS geantwoord:
“Uit de door mij bij patiënt onderzochte en verkregen weergave van het gebeurde van ± 15 tot en met 20 september jl. blijkt dat er door fors depressieve momenten (met name ontstaan door de vele bemoeienissen en maatregelen rond zijn werkverband en de afwezigheid van steun in familieverband) op 15 en 16 september er door de heer [verweerder] helaas opnieuw wodka is gedronken. […] Uit deze terugval wilde hij op 17 september zich met behulp van zijn medicijnen “herstellen” […] Dit lukte echter niet; zijn “down”stemming bracht hem zelfs tot suïcidale gedachten, zodat hij die dag teveel medicatie innam […]De heer [verweerder] durfde […] uit schaamte en bangheid zijn leidinggevende niet in te lichten. Dit is geen “puur medisch-somatische reden”, maar een “medisch-psychologische reden” .”